Waarom pessimisme juist gelukkig maakt

Positief denken. Dat is hartstikke goed voor je, dat weten we allemaal. Je wordt er gelukkig van. Gezond zelfs. Blije zelfhulpboeken belanden daarom steevast op de bestsellerlijst. Hun recept voor een perfect leven? Simpel: als positivo krijg je echt álles voor elkaar, liefde, baan, gezondheid, you name it en het ligt in het universum op je te wachten. En mochten we na het lezen van zo’n boek of het volgen van een feelgoodcursus nog steeds geen blij ei zijn, dan hebben we misschien toch niet goed genoeg ons best gedaan...  Of is dat een misverstand en is er niets mis met wat pessimisme?

Toen ik een paar jaar geleden ernstig ziek bleek te zijn, haalde ik het dus niet in mijn hoofd om te twijfelen, mij zou Sombermans er niet onder krijgen. Pessimisme kwam mijn huis niet in. Als iemand zei: ‘Wat erg voor je’, reageerde ik met: ‘O, maar ik heb mazzel, want het is een gunstige vorm, waar mijn oncoloog me nog net niet mee gefeliciteerd heeft.’ Terwijl ik het gewoon zwaar had, ik moest geopereerd, kreeg bestralingen en chemo’s, het was niet bepaald een verkoudheid. Toch dacht ik dat ik geen andere keuze had dan me als een soort manische optimist te gedragen. Wat het me bracht? Het kostte me mijn laatste beetje energie en mijn omgeving reageerde vooral op mijn opgewekte façade. Daardoor voelde ik me steeds eenzamer. Bang ook. En een beetje mislukt. Omdat ik niet vrolijk kon blijven.

Geen goed idee

Het pleidooi van de populaire psychiater Dirk de Wachter om gewoon eens ongelukkig te zijn en ruimte maken voor verdriet slaat natuurlijk niet voor niets zo aan. We hebben dringend behoefte aan zijn woorden omdat we hebben ontdekt dat al dat positieve denken en jagen op geluk ons niet brengt waarnaar we op zoeken denken te zijn.

Ook volgens psycholoog Monique Schouten van de V-Cirkel Academie is altijd maar positief zijn niet zo’n goed idee. ‘Natuurlijk is er helemaal niets mis met een gezonde dosis optimisme. Overwegend positieve mensen kunnen vaak makkelijker schakelen bij tegenslag, omdat ze sneller de leuke of mooie kant van een situatie zien. Maar het gaat vooral om de balans . Als je altijd denkt: joh, komt goed, ik red het wel, dan koop je misschien een te duur huis, of stort je je in een relatie met een man van wie je eigenlijk al weet dat hij te veel drinkt, of je ‘mag’ niet toegeven dat het echt niet goed met je gaat. Vanuit ons positivisme filteren we dan alleen maar de leuke dingetjes eruit en negeren het negatieve. Dat kan leiden tot pijnlijke situaties: omdat je je kop in het zand steekt, blijf je bijvoorbeeld te lang in een slechte relatie. Te positief wordt naïef. Het omgekeerde geldt eveneens: alleen maar beren op de weg zien leidt ook tot narigheid. Overdrijven maakt nu eenmaal dat we altijd naar een valkuil werken, zowel bij optimisme als pessimisme.’

Voel je af en toe slecht

Uit wetenschappelijk onderzoek aan de universiteit van Berkeley in de Verenigde Staten bleek ook dat het helemaal niet zo slecht is om soms eens pessimistisch te zijn. Deelnemers die aangaven het niet erg te vinden zich af en toe slecht te voelen, waren over het algemeen gelukkiger in het leven. Ze bleken zelfs minder stress te hebben. Tegenstrijdig lijkt het wel: negatief zijn met een positief resultaat, maar het is een interessante ontwikkeling.

De Zweedse pessimisme-opleiding Beter wordt het niet was in een mum van tijd volgeboekt

De Zweden lijken dat al door te hebben, daar komt een tegenbeweging op gang: bewust negatief denken. Het klinkt misschien een beetje als ‘De cursus omgaan met teleurstellingen gaat wederom niet door’ van cabaretier Herman Finkers, maar de Zweedse pessimisme-opleiding Beter wordt het niet was in een mum van tijd volgeboekt.

Incasseer & accepteer

Monique Schouten: ‘Waar de Zweden nu mee bezig zijn is leren wat meer hun verlies te nemen in het leven. Dat je als je op een dag opstaat en je niet fijn voelt simpelweg denkt: oké, ik voel me dus niet fijn. Veel is niet zo groot als we het maken, we kunnen tegenslagen, ziekte en dingen die niet leuk zijn ook gewoon accepteren. Bij pech hoeven we niet meteen te denken: hier kan ik echt onwijs van groeien. Dat is overdreven, maar we kunnen wel zeggen: dit is wat er nu op mijn bordje ligt en daar moet ik blijkbaar mee dealen. Durf de pijn te erkennen zonder er een drama van te maken. Leren incasseren vind ik heel interessant, want het leven is èn leuk èn niet leuk. We kunnen de omstandigheden niet veranderen, maar wel de manier waarop we er op reageren. Eigenlijk denk je dus juist positief als je incasseert en accepteert.’

Bij pech hoef je ook weer niet meteen te denken: hier kan ik echt onwijs van groeien, dat is overdreven

De Zweden en Monique Schouten zijn niet de enigen die dit vinden. Mark Manson, schrijver van De edele kunst van not giving a fuck, misschien wel hèt antizelfhulpboek van de laatste jaren, zegt: ‘Ik denk dat we tegenwoordig te maken hebben met een psychologische epidemie, eentje waarbij men zich niet meer realiseert dat het oké is dat dingen soms waardeloos zijn.’

Je bent niet mislukt

Een positieve houding kan ons door lastige situaties heen helpen, door optimistisch te zijn kunnen we onszelf en anderen tot steun zijn, allemaal dingen die van grote waarde zijn in het leven. Waar de populaire Amerikaanse blogger bezwaar tegen heeft is dat veel feelgood-zelfhulpboeken ons willen laten geloven dat we door altijd maar positief te denken álles voor elkaar kunnen krijgen. En dat is natuurlijk niet waar. Als we denken dat we door 24/7 positief te denken én succesvol én slank én sportief én voor altijd gelukkig kunnen worden, of zelfs een ernstige ziekte kunnen overwinnen, en we krijgen dat niet voor elkaar, gewoon omdat nu eenmaal niet alles maakbaar is, dan zouden we ons mislukt kunnen voelen. En dan wordt positief denken dus een negatieve ervaring. Dat kan nooit de bedoeling zijn, wat pessimisme is dan een probaat middel om je weer beter te voelen.

Blij ei door pessimisme

De remedie van Mark Manson hiertegen? Not giving a fuck. En dat betekent niet dat we dan maar volkomen onverschillig moeten worden en negativiteit als basishouding moeten omarmen. Juist niet. Maar door ergens geen fuck om te geven, verbreken we de vicieuze cirkel. We zeggen tegen onszelf: ‘Ik voel me nu niet goed, maar wat kan het me schelen?’ En dan houden we ook op met onszelf kwalijk te nemen dat we ons even niet zo optimistisch voelen. Niet door ‘fuck it’ tegen alles in het leven te zeggen, maar tegen alles wat onbelangrijk is. Fucks bewaren we voor wat er echt toe doet.

Kortom: als we het lef hebben om eens pessimistisch te zijn omdat negativiteit nu eenmaal gewoon bij het leven hoort en we het soms zelfs nodig hebben, zijn we juist goed bezig en op weg om écht een uitgebalanceerd blij ei te worden. Positief denken blijft iets heel moois, iets wat we moeten koesteren, zeker als we weten hoe we er het beste van kunnen maken. Toen ik ziek was had ik dit nog niet zo goed door, toen dacht ik dat altijd maar positief zijn zou maken dat er geen nare momenten zouden zijn. Tijdens mijn herstel heb ik het geleerd: accepteren dat het soms tegenzit en wéten dat ook zo’n rotmoment weer voorbijgaat. Vooral dat laatste geeft mij altijd een positief gevoel.

Mijn gekozen waardering € -

Caroline Griep is freelance journalist. Ze schreef o.a. boek 'Lieve Facebook-vrienden, ik heb borstkanker'.