Waarom ‘polderbaas’ Hedwige blijft strijden tegen het water

Eigenaar Gery de Cloedt verloor deze week bij de rechter het gevecht om zijn Hedwigepolder. Maar De Cloedt geeft waarschijnlijk niet op. Marten van de Wier kreeg eerder een rondleiding van hem.

Gery de Cloedt rijdt over de dijk, aan de rand van zijn polder. “Hier lag mijn dijk met populieren – die weg zijn. Hier stonden boxen voor mijn paarden – die weg zijn.” Hij wijst in de verte. Achter meters riet dobbert een blauw bootje. “Die is van mij – geloof ik.” De Cloedt kan het niet meer bereiken: de aanleg van natuur is hier al begonnen.

De Cloedt (1 maart 1969), de in Brussel wonende eigenaar van de Zeeuwse Hedwigepolder, verzet zich nog steeds tegen de ontpoldering van zijn land. De Hedwige moet onder water om de natuurschade door het uitbaggeren van de Westerschelde te compenseren. Nederland en België hebben dat al in 2005 zo afgesproken, maar achtereenvolgende kabinetten waren gevoelig voor de Zeeuwse weerstand tegen ontpolderen.

Lapjes grond

De polder is al vier generaties in bezit van de familie De Cloedt. Zijn overgrootvader was al baggeraar, zijn vader verkocht het familiebedrijf. De Cloedt zette zijn eigen ‘Groep de Cloedt’ op, dat vooral rivieren uitbaggert. Naast de Hedwigepolder bezit hij grond in Amerika en wat kleine lapjes in Vlaanderen en Nederland.

Het gaat De Cloedt niet om het verlies van zijn eigen buitenhuisje hier, zegt hij, ook al laat hij er met zijn veelvoudig gebruik van het bezittelijk voornaamwoord geen misverstand over bestaan van wie deze grond is. “Het gaat er niet om dat ik uit mijn huis moet. Het gaat erom dat alles, alles hier weg moet. Hier ligt een kleilaag die van de Schelde komt. Die is perfect, betere klei kun je niet vinden, nergens. Een laag van 30 centimeter, over 300 hectare. Dat is een pak klei, hè? Allemaal weg straks.”

Het gaat erom dat alles, alles hier weg moet

De haven van Antwerpen, aan de overkant van de Schelde, lijkt hier vlakbij – maar is een flink stuk rijden over land. De Belgische en Nederlandse dorpjes rond de Hedwige liggen aan het einde van de wereld. Belgische wegen die doorliepen naar het Nederlandse Nieuw-Namen, stoppen nu abrupt. Het Vlaamse deel van de Hedwige is al ontpolderd, en graafmachines werken er druk aan de aanleg van natuur. In de gehuchten aan de rand van het natuurgebied hangen protestborden, maar de Vlaamse overheid is vastbesloten: ook Rapenburg, Saftingen en Ouden Doel moeten plaats maken voor natuur. Allemaal om de uitbreiding van de haven te compenseren. Het huisje van Gery de Cloedt in de Nederlandse Hedwige bereik je nu na drie kwartier omrijden.

Baecke, Van den Branden, Verbist, het is hier een grote familie

“Ik verpacht de polder volledig”, vertelt De Cloedt. “Toen mijn overgrootvader de polder kocht, zaten hier al pachters, en diezelfde families zitten hier nog steeds. Ik heb 25 pachters, daar zit niet één nieuwe bij. Baecke, Van den Branden, Verbist – André en Frankie… Het is hier een grote familie. Ze delen hun tractors, af en toe wordt er onderling getrouwd. Ze wonen rondom de polder, hebben vaak grond in de Emmapolder, de Prosperpolder en hier. Van Kieldrecht tot hier kent iedereen iedereen. De grens doet er niet toe. Ze verbouwen tarwe, bieten, aardappelen, uien, haver, wat niet?”

Ondanks zijn Vlaamse wortels, spreekt De Cloedt Frans. Hij heeft het niet zo op Vlamingen, laat hij zich ontvallen. “Zij eisen dat Nederland ontpoldert. Waarom? Nederland eist toch ook geen grond in Vlaanderen?” Hij spreekt Vlaams met een Frans accent, in een continue woordenstroom die moeiteloos van zijpad naar grap hupt. Soms breed gebarend, soms achterovergeleund op de bank in zijn huisje – alsof hij alle tijd heeft, terwijl een volgende afspraak wacht.

Wanneer kwam de polder in bezit van uw familie?

“In de jaren dertig. Mijn overgrootvader had een baggerbedrijf. Hij kwam uit Brugge, en had daar in de buurt al een mooi eigendom. Maar hij had twee zonen, en wilde hen allebei iets nalaten. Het was ook een tijd waarin onroerende zaken stabieler waren dan geld op de bank. Mijn familie houdt van water, en ze zagen de mogelijkheid om hier verbouwde bieten rechtstreeks over het water te vervoeren.”

“De Hedwige is vanaf 1904 ingepolderd door de Duitse familie Arenberg, die in heel Europa duizenden hectares bezat. Een zoon trouwde met de Belgische prinses Hedwige de Ligne, dat was een schoon madameke, hoor. Door te trouwen, werd ze – jammer voor haar – hertogin. Vandaar de naam ‘Hertogin Hedwigepolder’. Na de Eerste Wereldoorlog is de polder geconfisqueerd, omdat hij van een Duitse familie was. Mijn overgrootvader heeft hem bij een openbare verkoop gekocht van de Nederlandse Staat.

Kwam u hier als kind al?

“Mijn grootvader had vijftien ezels, ik ging daar graag mee wandelen. We kwamen één of twee keer per maand met een oude Peugot 504 uit Brussel.” Met een denkbeeldig stuur in handen simuleert De Cloedt het geschok en gepruttel. “Nu kom ik hier bijna ieder weekend met mijn vrouw en kinderen, twee jongens van 10 en 13. Ik kom hier voor hen: in het centrum van Brussel kun je niet fietsen, hier wel. U ziet, het is geen groot huis, maar het is een mooie plek. Ik kom voor de rust. Ik heb zelf maar 15 hectare in gebruik, daarop staan twintig paarden, die ik gebruik om polo te spelen.”

Twee wegen lopen door de Hedwige. Waar zij elkaar in het midden kruisen, staat één witte boerderij. Hier woont een conciërge, die ‘klusjes doet’ voor De Cloedt. Verderop, tegen de dijk, het huis van De Cloedt. Op nog twee huisjes van pachters na, is de polder leeg.

Mensen van de provincie vonden hier allemaal groene dingen waar ze heel enthousiast over waren

“Als de politie hier is, mag ik niet claxonneren”, vertelt De Cloedt achter het stuur van zijn auto. “Sinds tien jaar is de hele polder foerageergebied. Zie je daar die nijlganzen? Bij de haven van Antwerpen kunnen ze geen eten vinden.” De Cloedt stopt de auto midden op de weg, bij een u-vormig stukje groen. Hij banjert vooruit richting een waterplas, stopt even, en steekt zijn neus in de wind. “Die geur, ruik je dat?” Hij schudt zijn hoofd. “Nou ja, ik ben geen kenner, maar mensen van de provincie vonden die geur geweldig. En ze vonden bij het water allemaal groene dingen waar ze heel enthousiast over waren. Sinds 1973 is dit stukje van 25 hectare beschermd. Kijk, de rust, de stuiken, de bomen, het gras: ik noem het biodiversiteit. En dan moet dit weg, om natuur te maken?”

“Er komen hier veel wandelaars, maar die laten dan vaak blikjes achter. Ik doe altijd als ik hier ben een grote tour langs de openbare weg. Voor mij voelt het als een tuin, en die moet je onderhouden. We moeten ook zesduizend bomen snoeien jaarlijks.”

Dat laat u toch zeker doen?

“Voilà. Maar de bomen zijn gesnoeid. De wegen zijn gekuisd.”

Is er tegen de ontpoldering van het Vlaamse deel geen verzet geweest?

“Nee, ik was alleen. De mensen hadden niet in de gaten wat er aan de hand was. Men heeft gedacht, ach, dat zijn kleine perceeltjes. Er zaten daar acht pachters, die aan beide kanten van de grens land hadden. Het Nederlandse deel blijft, dachten ze. Er is nog een vrederechter geweest, die moest binnen 24 uur kiezen tussen mij en de haven van Antwerpen. We hebben niet één seconde over natuur gesproken. Nu wil de haven 1500 hectare, drie dorpen, helemaal laten ontruimen. En nu zijn ze in verzet gekomen, in België.”

In Nederland stookte De Cloedt zelf het vuurtje op, al hield hij zich jarenlang op de achtergrond. “Wij hebben die Scheldeverdragen een beetje uit aan de bevolking”, zegt hij. “Alle partijen van de Tweede Kamer zijn naar hier gekomen.”
De Cloedt stopt bij een paar rijen aangeplante bomen. Er staat een groot bord met de namen van Tweede Kamerleden en provinciale politici die destijds – drie jaar geleden – nog tegen ontpoldering waren. Er staan VVD’ers, PvdA’ers, SP’ers en CDA’ers op, die elk hun boompje hebben geplant. Dan klimt De Cloedt de dijk op. Aan de andere kant staat wuivend riet, zover het oog reikt. “Moet ik weggaan voor dit?”, vraagt hij. We kijken uit op de voormalige Selenapolder, die De Cloedt twintig jaar geleden via een ‘minnelijke procedure’ aan de provincie verkocht. De polder moest natuurgebied worden, maar is zo verslibt dat er nu nog amper water in staat. “Het niveau ligt nu acht meter hoger”, zegt De Cloedt. “Dit is speciaal voor vogels. Ziet u vogels? Ik niet.”

Dit is voor vogels. Ziet u vogels? Ik niet

Hetzelfde zal in de Hedwige gebeuren, voorspelt hij. “Die Vlaamse en Nederlandse ministers hebben in 2005 het Scheldeverdrag getekend zonder iets te begrijpen. Ze hebben alleen gedacht aan wat goed is voor de haven van Antwerpen. Er was geen eerlijke studie”, vindt hij. “Ik denk dat we hier verslibbing zullen hebben, met vervuild slib van de Schelde. Ze spelen mooi weer met natuur. Ze zeggen” – hij zet een hoog stemmetje op – “’Oh, mooie estuariene natuur’ – maar daar is niets van waar. Ik ben niet tegen rietvelden, mooie rietvelden – maar dat is géén estuariene natuur.” Wat hier nu is, is mooier, vindt De Cloedt. Hij houdt van de natuur, benadrukt hij. Maar het gaat de Vlamingen niet om de natuur, het gaat om de uitbreiding van de haven.

Er is veel discussie geweest. Nu is eindelijk de beslissing genomen. Voert u niet een verloren strijd?

“Ik ben zeer blij dat de discussie zo lang geduurd heeft. Als ik duidelijk een gek was, stond ik hier helemaal alleen en allang onder water. Alleen kan ik niets doen. Maar als je de gemeente, de provincie, het waterschap en gedurende zeven jaar een groot deel van de Kamer aan je kant hebt, dan denk ik dat je toch een zaak hebt. Zal ik gelijk hebben? Zeker. Zal ik gelijk krijgen? Ik weet het niet. Durft een rechter in te gaan tegen alle ministers in Nederland en Vlaanderen en tegen Europa? Ik weet het niet.”

Mijn gekozen waardering € -

Marten van de Wier is zelfstandig journalist en communicatieprofessional. Hij heeft speciale aandacht voor duurzaamheid, natuur en onderwijs, en is daarnaast specialist Zuid-Nederland.