‘Wat kom je hier doen?’

Het is twintig jaar geleden dat ik naar Latijns Amerika vertrok om als freelance journalist mijn geld te verdienen. Deze mijlpaal verdient een terugblik.

Het begon allemaal met hele andere plannen. Ik wilde een café met boeken openen in Bogotá, de hoofdstad van Colombia. Ik wilde naar Latijns Amerika omdat ik een beetje vastgelopen was. Ik had het gevoel dat Nederland en ik elkaar niet (meer) snapten. Ik was te emotioneel, kon niet plannen, zware zonden in mijn werkomgeving. Nederland was een harnas voor me geworden en Colombia was een symbool voor schaamteloos emotioneel zijn en je schaamteloos mooi maken en vrolijk zijn. Ondanks alle ellende, want in de tijd dat ik mijn beslissing nam, omstreeks 2001, was de guerrillabeweging FARC sterker dan ooit en waren de vredesbesprekingen in het oerwoud in Caguán in het zuiden van het land mislukt. Álvaro Uribe, zeer rechts, en tot dan relatief onbekend in de nationale politiek, wierp zich op als presidentskandidaat en hij won glansrijk. Hij trad enkele maanden voor mijn aankomst in Bogotá aan. Het zou oorlog worden. En ik zou in dat land gaan wonen.

Samen met een Colombiaanse vriendin die een aantal jaar in Nederland had gewoond, begon ik het avontuur. We huurden een appartement van een vriendin van haar. Iedereen versleet ons voor gek. “Wat komen jullie hier doen?” Wij waren op zoek naar menselijke warmte. Niet dat ik die in Nederland niet vond, maar ik was op zoek naar meer algehele menselijke warmte, ook buiten vriendschappen. Dan zit je in Colombia wel goed.

Aanhangers van de afgezette president Evo Morales in Bolivia in 2019

Ik pitchte te veel

Al snel had ik in de gaten dat dat boekencafé geen realistische optie was. Het publiek was in dit arme land te beperkt ervoor en ik zou daar geen winstmakend bedrijf van kunnen maken. Dan gewoon doen wat ik al jaren deed, journalistiek, alleen nu vanuit het buitenland. Ik mailde alle mogelijke opdrachtgevers die ik maar kon bedenken en kreeg iets van acht reacties, dat er in principe interesse was.

In het begin maakte ik de fout om alles wat men in Colombia belangrijk vond, elke legeractie tegen de FARC, alle schandalen rond de mensenrechten schendende houwdegen Uribe, ook belangrijk te vinden. Onder andere Trouw en Radio 1 klaagden dat ik veel te veel pitchte. Maar ik leerde snel. Ik moest met Nederlandse ogen kijken naar het Colombiaanse nieuws en niet met Colombiaanse.

Natuurlijk was het niet eenvoudig om een bestaan als freelance correspondent op te bouwen. Maar ik vond wat ik deed boeiend, ik sprak met een paramilitair commandant, die enkele jaren daarna door een paar maten werd vermoord, ik sprak met slachtoffers van landmijnen, met moeders van geëxecuteerde zogenaamde guerrillastrijders. Dat was het meest trieste onderwerp dat ik ooit heb gemaakt, voor het blad Wordt Vervolgd, over falsos positivos. Het leger vermoordt onschuldige burgers en trekt die vervolgens guerrillakleren aan en legt een wapen in hun hand. Vaak zijn de kleren gloednieuw en zitten de laarzen verkeerd om.

Tanja Nijmeijer

Het hoogtepunt in mijn Colombiatijd: 2007, een bombardement op het guerrillakamp waar Tanja Nijmeijer blijkt te zitten. Ik vergeet nooit hoe ik met glazige ogen en een kater, het was zondagochtend en we hadden salsa gedanst tot in de vroege uurtjes, naar mijn computerscherm zat te staren. Er waren twee schriften gevonden met Nederlandse tekst. Het dagboek van een Nederlandse FARC-strijdster. Een of twee dagen later ging ik met een paar collega’s naar een persconferentie van een generaal van de landmacht en die wilde met mij nog even napraten. Mijn oren klapperden toen hij me vroeg of ik hen wilde helpen de dagboeken te vertalen. Kun je zoiets maken als journalist? Samenwerken met het leger, om informatie te krijgen? Ik vroeg een dag bedenktijd. Mijn Franse collega’s, die op me hadden gewacht, twijfelden geen moment. Tuurlijk! Doen! Zo ben je de eerste journalist die alle informatie heeft. Ze trokken me over de streep. Tanja Nijmeijer heeft het me nooit vergeven. Ze heeft me nooit een interview toegestaan.

Gelukkig heeft ze de oorlog overleefd. Ze is kortgeleden getrouwd met een oude strijdmakker in de salsastad Cali. Ze is niet zoals vele anderen na het slecht uitgevoerde vredesakkoord van 2016 teruggegaan naar de illegaliteit. Dat moet ik haar nageven.

Nu zit in Colombia de eerste linkse regering van de geschiedenis en ik hoop innig dat die de vrede in het land dichterbij kan brengen.

Net in de tijd dat ik plannen begon te maken om naar Brazilië te verhuizen, begon in Colombia dat vredesproces. Dat was een enorme verrassing. Uribe had er twee termijnen als president op zitten en kon niet herkozen worden tot zijn grote verdriet en zijn aangewezen opvolger, ex–minister van defensie Juan Manuel Santos, bleek er hele andere ideeën op na te houden dan Uribe. Tussen die twee kwam het nooit meer goed. Santos had verraad aan het doel gepleegd om de FARC in de pan te hakken.

Met een gedemobiliseerde paramilitair in Marinilla, provincie Antioquia, Colombia

Oorlogsmoe

Mijn beslissing om naar Brazilië te gaan had te maken met het feit dat daar het wereldkampioenschap voetbal van 2014 voor de deur stond en mijn belangrijkste opdrachtgever in die tijd, het ANP, wilde dat ik meer aandacht aan Brazilië zou besteden. Ook was ik oorlogsmoe. Het was dan ook ironisch dat ik Colombia verliet op het moment dat de hoop op vrede groter en realistischer dan ooit was.

Helaas hebben de onderhandelingen lang geduurd en slaagden de FARC er niet in goodwill bij de bevolking te te kweken. Mijn persoonlijke mening is dat de guerrilla meer berouw had moeten tonen en had moeten toegeven dat ze veel leed heeft gebracht aan de bevolking. Al die mensen die als (vermeend) collaborateur van de paramilitairen of het leger de kogel hebben gekregen. Andersom trouwens ook, hoor! Duizenden kindsoldaten hebben bij de FARC gezeten (en bij hun vijanden). Honderden mensen zijn ontvoerd voor losgeld, waarvan velen niet levend zijn teruggekeerd. En waarvoor? Het was een oorlog die de FARC niet konden winnen.

Maar het is vooral de regering van Santos’ opvolger Iván Duque geweest, die de afspraken van het vredesakkoord slecht heeft uitgevoerd. De gebieden die het meest door de oorlog zijn geteisterd zouden sociale programma’s krijgen. Daar is vrijwel niets van terecht gekomen, met als gevolg dat de oorlog weer is opgelaaid. Nu, met de regering van de linkse Gustavo Petro, is er een nieuwe kans.

Geen snoepjesverkopers

En ik zit sinds 2013 in Brazilië! Toen ik aankwam, ging het economisch nog best goed. In de bus kwamen geen snoepjesverkopers binnen of tot het christendom bekeerde oud-verslaafden, zoals in Colombia. Op de stoepen zaten geen straatverkopers. Het was allemaal veel schoner en georganiseerder. Maar dat duurde slechts een paar jaar.

Sinds 2018 regeert ook in Brazilië een rechtse houwdegen die de macht niet wil opgeven. De bevolking lijdt opnieuw honger, in de bussen en treinen wemelt het van de ambulante verkopers. Honderden, zo niet duizenden daklozen bevolken de stoepen van de grote steden.

We staan aan de vooravond van de tweede ronde van de verkiezingen van 2022. De sociaal-democraat Lula gaat op kop in de peilingen, maar zijn voorsprong op de extreemrechtse zittende president Bolsonaro is klein, verontrustend klein.

Bolsonaro heeft al aangekondigd dat hij het aantal rechters in het Hooggerechtshof wil uitbreiden, als hij wordt herkozen. Dat hebben zijn autoritaire collega’s in Hongarije en Venezuela hem voorgedaan. Natuurlijk gaat hij dat Hof dan vullen met zijn eigen stromannetjes. Er zitten er al twee (van de elf).

Samba aan de voet van onze Morro

Intussen ben ik verslingerd geraakt aan de samba. Ik woon in het leukste buurtje van Rio de Janeiro, de Morro da Conceição, de Helling van de Ontvangenis, in het centrum. Als ik de straat op loop, heb ik binnen vijf minuten al drie buren gegroet. Iedereen kent elkaar hier, in deze wat anachronistische oase in de metropool Rio de Janeiro.

De menselijke warmte heb ik zowel in Colombia als Brazilië gevonden. Iedere keer als ik in Nederland ben moet ik eraan wennen dat je geacht wordt zelfstandig te zijn en zo weinig mogelijk hulp te vragen. De weg vragen in Amsterdam? Mens, je hebt toch Google Maps op je telefoon? Een zware koffer een trap op zeulen? In Nederland laten ze je meestal aan ploeteren, in Latijns Amerika schiet meteen iemand te hulp.

Maar wat ik het meest bewonder aan de mensen in Colombia en Brazilië is hun improvisatievermogen. Als plan A niet werkt, gaan we niet bij de pakken neerzitten elkaar de schuld geven dat het niet werkt, maar gaan we over naar plan B, C of D. Als je in zo’n harde, ongelijke maatschappij woont, moet je ook wel improviseren. En heb je elkaar nodig. Dat verklaart waarschijnlijk ook die menselijke warmte. Je voelt hem ook meer onder mensen met minder geld dan met meer. Wat dat betreft ligt er voor Nederlanders, met een economische recessie en huizenhoge gasprijzen in het verschiet, een kans. Weest lief voor elkaar.

Mijn gekozen waardering € -

Wies Ubags (1962) werkt vanuit Brazilië voor oa het ANP. Ze is ook te horen op de Nederlandse en Belgische radio (vooral BNN, WNL en VRT).  Ze schrijft over ambitie in Latijns Amerika, in het klein en in het groot. Economische onderwerpen krijgen veel aandacht.