‘We gaan het toch niet over Jiskefet hebben, hè?’ Voor Michiel Romeyn is het hele leven theater

Ook al bestaat het satirische programma Jiskefet ruim 15 jaar niet meer, Michiel Romeyn (66) wordt nog steeds op straat herkend als lullo Van Binsbergen, de witte neger Oboema of kantoorklerk Storm. In Romeyns bestaan is de scheidslijn tussen leven en theater vloeibaar. "Ik hou ervan de boel te ontregelen."

‘We gaan het hopelijk toch niet over Jiskefet hebben, hè?’ zegt Michiel, terwijl hij aanschuift op het terras van De Ysbreker aan de Amstel. Aanleiding voor het interview is het boek Michiel Romeyn; Bepaal jij dat?, een boek over de komiek/acteur/beeldend kunstenaar, aangevuld met persoonlijke verhalen door hemzelf geschreven. Uiteraard gaat een belangrijk deel van het boek wél over de Jiskefet-periode; het satirische programma van Herman Koch, Kees Prins en Michiel Romeyn, dat van 1990 tot 2005 werd uitgezonden door de VPRO, was immers razend populair. Zó populair dat ruim 15 jaar na dato op straat Romeyn nog altijd wordt herkend en aangesproken op zijn legendarische personages en sketches.

Het leven is theater

Wie het boek over Romeyn leest, zal opvallen dat voor hem er nauwelijks een scheidslijn lijkt te bestaan tussen het ‘normale leven’ en theater – het leven ís theater. Tijdens het interview verzint hij bij iedereen die voorbijkomt op straat wel een sketch. ‘Ik probeer altijd mensen aan het lachen te krijgen of de gêne van hun kaken te laten spatten. Ik hou ervan de boel te ontregelen.’

Uit uw boek begreep ik dat humor voor u een manier is om met sociale spanning om te gaan.

‘Dat klopt, ik kan niet goed tegen spanningen in een gezelschap of pijnlijke sociale situaties, bijvoorbeeld als iemand ineens iets zegt wat de anderen niet bevalt waardoor er een pijnlijke stilte valt. Om de ongemakkelijkheid van zulke momenten te doorbreken begin ik dan de lolbroek uit te hangen. Begrafenissen, bruiloften, toespraakjes… Ik ben ontzettend bang dat ik op zo’n gelegenheid ineens last krijg van “Michiel de la Tourette” en iets raars of ongepast ga roepen of keihard in lachen uitbarst. Mijn opa had die angst ook.’

 Ook woede zou een bron van inspiratie zijn voor u.

‘Absoluut. Gêne, ongemak en woede liggen dicht bij elkaar.’

 Waar maakt u zich boos over?

‘Mens, héb je nog even? Ik erger me verschrikkelijk aan van alles. Bijvoorbeeld aan het feit dat mensen tegenwoordig schaamteloos hardop zitten te telefoneren over hun liefdesleven of andere banale onderwerpen. Maar ook met handhaving heb ik grote moeite, vooral als die nergens op slaat.’

En dan komt u in opstand door een onemanshow op te voeren.

‘Ja. Zoals toen ik op 1 januari ’s ochtends mijn hond uitliet langs de Weesperzijde en er een paar handhavers me vanaf de Berlagebrug klemreden. “Meneer, u heeft uw hond niet aangelijnd, dus u krijgt honderd euro boete.” Honderd euro! Op 1 januari! Ik dacht: ik draai het om. Dus ik zei: “Wat zegt u me nou! Ik dacht dat ik in Het Parool had gelezen  dat het op 1 januari vrij was voor honden. Kut, kut, sorry! U heeft volkomen gelijk, wat ontzettend stom van me. En ik heb nog wel een riem bij me.” Ik zakte voor de moskee op mijn knieën en begon mezelf te kastijden, mezelf keihard op mijn rug te meppen met de riem. Die mannen trokken helemaal wit weg: “Nee meneer, dat hoeft nou ook weer niet!” Uiteindelijk reden ze met piepende banden weg, ik denk dat ze dachten dat ik totaal gek was geworden. Ha ha, dat ontstaat ter plekke, ja. Zo’n man in pak die zijn autoriteit op mij loslaat om iets wat helemaal niet gehandhaafd hoeft te worden, omdat het helemaal niet erg is – daar kan ik echt niet tegen.’

U bent 66. Wordt dat verzet met de jaren niet milder?

(Lacht) ‘Ach nee. Maar thuis ben ik heel keurig hoor. Ik lees de krant en drink een kopje koffie. Aai de hond.’

Bizarre verhalen

Leren we in dit boek een andere Michiel Romeyn kennen?

Ja, want ik vertel bizarre verhalen die echt zijn gebeurd. Zoals toen ik voor een vriend een paar boeken uit de kelder moest halen in een villa bij het Vondelpark waar hij werkte. Hoor ik ineens de trap kraken en verschijnt er een beeldschone, blonde vrouw in een witte jurk, met tranen in haar ogen. Ze valt me om mijn nek en begint heel hard te huilen: “Ik heb mijn kind vermoord!’’ Blijkt dat boven in het pand een bureau zit voor kindermishandeling en dat die vrouw écht haar kind had vermoord. Vervolgens kom ik op straat en hoor ik een enorme klap: een auto totaal in de kreukels en de bestuurster met bebloed hoofd op het stuur. Ik forceer het portier, sleep dat mens uit de auto, en die begint in het Engels tegen me te praten. Ik zet haar op de stoep, spreek haar in het Engels geruststellend toe. Ze kijkt me verschrikt aan en ineens begint ze in plat Amsterdams te schreeuwen: “Blijf met je poten van me af, vuile vieze klootzak die je bent.” Kennelijk was ze in shock. Diezelfde avond zie ik ineens mijn vriendin staan zoenen met een ander. En dat dus allemaal binnen 24 uur. In zulke wonderlijke situaties kom ik vaker terecht. Misschien kun je je daardoor beter voorstellen waarom Michiel Romeyn is zoals hij is. En dat ik daar iets mee doen, zoals programma’s als Jiskefet maken.’

Nu het J-woord toch is gevallen: hoe vervelend is het dat u nog steeds vooral bekend bent vanwege Jiskefet?

‘Tja, dat kleeft nu eenmaal aan mij. Hoeveel ik ook heb gemaakt en hoeveel karakters ik ook heb gespeeld, nog steeds heeft iedereen het alleen maar heeft over Storm in dat kantoor, en af en toe Oboema. Dat is het zogenoemde Swiebertje-effect.’

Is er vandaag de dag nog plek voor kunstenaars zoals u?

Romeyn lacht. ‘Het was een zoektocht voor me; ik heb enorme mazzel gehad dat we met Jiskefet op de goede plek op het juiste moment waren. Met dit hoofd in deze tijd was het denk ik niet goed met me afgelopen.

Vroeger was er meer ruimte voor experiment; de VPRO was daarvoor een vrijplaats. Je kon iets laten ontstaan, terwijl nu een programma meteen moet scoren, anders wordt het afgeschoten. Om die reden bestaat televisie vooral nog uit allerlei formatjes die op elkaar lijken. Ook is alles veel politiek correcter. Veel van wat wij hebben gedaan, kan tegenwoordig niet meer. Op verzoek van de zwarte gemeenschap heb ik heel lang als Oboema het spotje ingesproken voor het Kwaku Festival. Maar een tijd geleden gingen in NRC Handelsblad stemmen op om het personage Oboema in de ban te doen. Jezus, dacht ik, het moet toch niet gekker worden. Vlak daarna kwam ik langs dit terras, en riep een grote zwarte man me toe: “Oboema, Oboema!” Dus ik stop en hij vertelde dat hij bij de KLM werkte en twee, drie keer in de week een sketch van Oboema draaide. Ik vroeg hem of dat wel mocht. “Hoezo zou dat niet mogen?” antwoordde hij, “je maakt mij toch niet belachelijk, het is gewoon om te lachen.” De arrogantie dat we als Groenlinkserige witte intellectuelen de normen bepalen, dat is echt iets van deze tijd. Dit mag niet, dat mag wel, dat hoort niet – alsof je op het Stedelijk Gymnasium in Veenendaal zit.’

Verloren speeltuin

 Van jullie drieën lijkt het ophouden van Jiskefet op uw carrière het meeste impact te hebben gehad.

‘Tja… het voelde wel alsof mijn speeltuin werd afgepakt. Herman is gaan schrijven en Kees is met Joop van den Ende musicals gaan maken. Maar ik heb eigenlijk niet zo’n metier. Alhoewel, ik heb in ontzettend veel films gespeeld, zoals de hit Alles is liefde, en ben nog genomineerd geweest voor een Gouden Kalf. En ik heb in een paar grote internationale producties gespeeld: Wings of Fame, met sterren als Peter O’Toole en Colin Firth, en Prospero’s Books van Peter Greenaway. Niet dat dat grote rollen waren, maar het hele circus eromheen vond ik wel geestig.

Natuurlijk word ik steeds minder gevraagd voor filmrollen, maar ik blijf doorwerken en dingen maken. Zoals onlangs met Max Porcelijn, met wie ik de sketchserie Trecx heb gemaakt voor Amazon. Dat is nog vreemder dan Jiskefet. Het is eigenlijk beeldende kunst op tv. Bij een gewone omroep kom je met zo’n programma niet meer binnen. Dat is wrang, maar intussen heb ik het toch maar gemaakt. En het is goed geworden, ik ben er echt trots op.’

Emotioneel bungeejumpen

U noemde acteren eens “emotioneel bungeejumpen”. Waarom wilt u dat elke keer weer aangaan?

‘Het is een cliché, maar het me kunnen verplaatsen in iets of iemand anders, dat blijft elke keer een uitdaging. Je boort iets aan wat je zelf wel bent, maar tegelijk boor je ook iets aan wat je zelf juist helemaal niet bent. Zoals een kind riddertje of cowboytje speelt.’

Dus u blijft uw leven lang riddertje en cowboytje spelen?

Romeyn trekt een quasi-serieus gezicht. ‘Ik ben bang van wel, mevrouw.’

AQM” AQM”

Mijn gekozen waardering € -