‘Wij laten zien hoe regeringen liegen, stap voor stap’

Als iemand laat zien hoe door nieuwe technologie de grenzen vervagen tussen mensenrechten, journalistiek, recherchewerk en internationale betrekkingen, is het wel Eliot Higgins. Met zijn onderzoeksteam Bellingcat maakt hij wereldnieuws, onder meer over MH17. Petra ter Doest reisde naar Leicester, Groot-Brittannië; en praatte twee uur met hem over zijn drijfveren, en over hoe sociale media en nieuwe techniek alles veranderen wat wij mensen kunnen weten, blootleggen en ervaren.

De naam en faam van Bellingcat laat zich niet aflezen aan het kantoor. Het pand is oud en imposant en ligt aan een achttiende-eeuws voetgangerspad dat dwars door de stad Leicester loopt. Maar als je de voordeur voorbij bent, is het gedaan met de charme. Een kale receptie leidt naar een kale lift en gang, en vervolgens naar de nog kalere kamer van Bellingcat. Een bureau, twee stoelen, een plafonnière en een laptop. Dat is het.
Eliot Higgins (37) zelf is langer en vooral dunner dan gedacht op basis van foto’s, maar dat komt, zo zal hij later uitleggen, door het dieet dat zijn vrouw volgt en waardoor opeens ook bij hem de kilo’s eraf vlogen. Een stuk gezonder, vindt hij. De voormalige financiële administratiemedewerker/ blogger/ autodidactische onderzoeker die van achter zijn computerscherm al vaak voor wereldnieuws zorgde, zit voornamelijk alleen in zijn kantoor. Het contact met zijn team loopt via het messengerprogramma Slack.
Higgins maakt een open indruk. Hij vraagt tijdens het gesprek een enkele keer om iets niet te publiceren, maar vraagt niet om inzage in de publicatie. We praten op 3 augustus 2016 twee uur en mailen nog wat na. Het gesprek gaat over zijn drijfveren, zijn frustratie over de journalistiek, het activisme, de leugenachtigheid van regeringen en machthebbers, zijn financiers, het businessmodel van Bellingcat, het eindeloos moeten bekijken van gruwelijk videomateriaal, zijn eigen veiligheid en vooral natuurlijk over het belang en de mogelijkheden van ‘openbronnenonderzoek’. Intussen komen spannende wapenfeiten van Bellingcat voorbij zoals die van de Siberische selfie-soldaten en het Kroatische wapenverhaal.

Kun je me vertellen wie jouw publiek is? Voor wie schrijf je?
‘Dat is een goede vraag. Bellingcat gaat niet primair over journalistiek zoals je misschien denkt. Bellingcat gaat over openbronnenonderzoek en de verspreiding van dat soort onderzoek over zo veel mogelijk terreinen. Journalistiek is meer een eindproduct voor ons. Bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zijn er op dit moment een paar zaken over Oekraïne waarbij door ons verzamelde informatie een rol speelt. Ik bespreek nu met juristen hoe we van onze informatie forensisch bewijs kunnen maken. Want wij doen wel goed onderzoek maar wat we vinden, houdt niet zomaar stand in een rechtszaak. Dus hoe krijgen we dat voor elkaar?
‘Ik werk ook met de politie in verschillende landen. Dat kan over van alles gaan. De politie hier in Leicester wil weten hoe ze een openbronnenonderzoek kunnen toepassen bij zaken rond vermiste personen of bij misbruikzaken. De Nederlandse politie is twee keer hier geweest vanwege het onderzoek naar het neerstorten van de MH17. De eerste keer vroeg ze me om stap voor stap door het proces te gaan met ze, zodat ze ervan kon leren. De tweede keer hadden ze zelf al een afdeling opgezet. Dus dat doe ik ook: politieagenten trainen. Mijn ideale publiek omvat eigenlijk iedereen die een openbronnenonderzoek kan gebruiken.’

Journalistiek is voor jou een middel om de boodschap te helpen verspreiden?
‘Ja, een goed voorbeeld daarvan is ons eerste lange rapport over de Buk-raket waarmee MH17 werd beschoten. (Ptd: Hierin wordt aan de hand van open bronnen zoals satellietbeelden en video’s en foto’s op sociale media geconcludeerd dat een Buk-installatie van de 53ste Brigade van het Russische leger werd gebruikt om de raket af te schieten.) Onze blogpost waarin we een samenvatting gaven van het rapport, kreeg 100.000 views dankzij de journalisten die ons werk volgen. Er werden tientallen artikelen over geschreven over de hele wereld, die weer door miljoenen mensen zijn bekeken. We weten van een Russische site die alleen al een half miljoen views had. Mij kan het niet schelen wie ons werk kaapt ­- als ze maar de juiste credits geven, is het prima.’

Maar het is toch interessant wie wat doet sinds journalisten het monopolie op nieuws publiceren zijn kwijtgeraakt. Dus…
‘Wat interessant is aan de journalistiek, althans voor een buitenstaander, want zo zie ik mezelf, is dat traditionele journalisten die een verhaal in handen hebben, dat voor zichzelf willen houden. Neem die film Spotlight, over het misbruikschandaal in de katholieke kerk in Boston dat door journalisten naar buiten wordt gebracht. De journalisten in die film hebben het de hele tijd over wie het verhaal als eerste heeft! Bij Bellingcat en organisaties waarmee wij werken zoals het OCCRP (Ptd: Organized Crime and Corruption Reporting Project; dit is een journalistieke non-profitorganisatie die al veel grote onderzoeken uitvoerde en daarvoor ook prijzen kreeg), gaat het om samenwerken en elkaar aanvullen. Wij zijn goed in openbronnenonderzoek, anderen kunnen weer dingen waar wij niet goed in zijn.
‘Zo hebben we ook gewerkt in het geval van de selfie-soldaten. Na onze eerste publicaties over de aanwezigheid van Russische troepen in Oekraïne ten tijde van MH17 kwam de denktank Atlantic Council naar ons toe met de vraag of we wilden helpen met een openbronnenonderzoek voor een rapport dat zijzelf wilden uitbrengen. Dat werd het rapport ‘Hiding in Plain Sight’. Eén van de dingen die we deden, was het bestuderen van honderden Facebook-selfies van Russische soldaten. Zo identificeerden we een regiment uit Siberië. We konden de achtergronden in de selfies van de soldaten van dit regiment herleiden naar locaties in Oekraïne ten tijde van de aanslag op MH17.
‘Terwijl we bezig waren met ons onderzoek, liep ik in Kiev de Amerikaanse journalist Simon Ostrovsky van Vice News tegen het lijf en vertelde hem wat we aan het doen waren. Hij zag er een reportage in en we hebben toen nauw samengewerkt om alle locaties van de Facebook-selfies van één soldaat terug te vinden. Simon reisde de weg terug waarlangs deze soldaat gekomen was en eindigde in zijn geboortestad in Siberië. We waren letterlijk met hem online op het moment waarin hij aan het einde van de reportage contact legt met de soldaat die weer terug is en hem vraagt wat hij in Oekraïne deed. De reportage ‘Selfie Soldiers: Russia checks into Ukraine’ was een groot succes voor Vice News en voor Simon. We hebben met liefde ons werk met ze gedeeld. Als we dit verhaal voor onszelf hadden gehouden, zou het veel minder impact hebben gehad.’

Als je zo praat over impact klink je een ook beetje als een activist; die wil ook alleen maar impact.
(Grote zucht) ‘Ik denk dat activisme, net als journalistiek, verschillende dingen betekent voor verschillende mensen. Toen ik na MH17 onderzoek ging doen naar de ramp, was dat niet omdat ik dacht: hé Rusland! Ik dacht: wat interessant, wat is daar gebeurd? En daarna zijn we op allerlei zaken gestuit. Er zijn veel mensen die zeggen dat ik er alleen maar op uit ben om Rusland de schuld te geven. Ik zie ze de hele dag op Twitter, maar dat was nooit het geval. We deden alleen zo veel ontdekkingen over voertuigen die van Rusland naar Oekraïne gingen, dat we daar verder in zijn gedoken. Van het een kwam het ander. Ik volgde het conflict op de Krim niet totdat MH17 in juli 2014 naar beneden werd geschoten. Ik was nog totaal gefocust op Syrië.’

Je was toen ook net begonnen met Bellingcat…
‘Ik had in juli 2014, net voor MH17, de website Bellingcat gelanceerd als opvolger van mijn oude blog Moses Brown waarmee ik enige bekendheid had verworven. Ik had al veel geschreven over het afluisterschandaal hier in Engeland en natuurlijk over Syrië. Dat ik een website begon, was omdat ik veel mensen zag die net als ik online onderzoek deden naar allerlei onderwerpen, maar veel minder aandacht kregen dan ik. Dat vond ik zonde en ik wilde ze een plek geven om te schrijven. Er kwam ook meer belangstelling voor openbronnenonderzoek, dus ik wilde ook een plek maken waar je dit kunt leren. Er staat dan ook veel leermateriaal op de site.’

Waarom wil je de kat de bel aanbinden?
‘We hebben te maken met regeringen in Rusland, in Syrië, maar ook in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk die zoveel onzin, leugens en nep-informatie verspreiden. Sinds de Irak-oorlog, het ‘dodgy’ dossier (Ptd: het rammelende MI6-dossier dat premier Tony Blair gebruikte om het Britse parlement mee te trekken de Irak-oorlog in) en George Bush is het moeilijk overheden nog te vertrouwen, iedereen weet nu dat ze tegen je liegen. Maar wat we de afgelopen vijf jaar ook hebben gezien, is de komst van een immense hoeveelheid bronnen online via satellieten, via sociale media. Al die nieuwe beelden stellen ons in staat, ook al zitten we op grote afstand van een bepaalde situatie, om toch inzicht te krijgen in wat daar gebeurt.
‘De beelden helpen ook om officiële verklaringen te onderzoeken die regeringen doen. Soms lukt dat omdat ze in technisch opzicht achter de feiten aanlopen, soms omdat het ze niets kan schelen. Dat laatste geldt voor de Russische benadering van informatie-oorlogvoering waardoor niets waar is en alles mogelijk is. Je hebt de tv-zender Russia Today, je hebt alle andere door de staat gecontroleerde media en je hebt het Russische ministerie van Defensie. En al die partijen spinnen tegenstrijdige verhalen, net zolang tot mensen niet meer weten wat de waarheid is. Ze raken alleen maar in de war en geven ‘t op om de wereld nog te begrijpen. Die tactiek is heel effectief geweest voor Rusland.
‘Wat wij tegenover dat liegen stellen, is het volgende: je kunt informatie verzamelen van uiteenlopende, onafhankelijke bronnen, die kun je verifiëren, je kunt feiten naast elkaar leggen en vergelijken en dat alles met het doel zo dicht mogelijk bij de waarheid te komen. Eén van de redenen waarom de Russen zo heftig regeren op mij en op Bellingcat is dat ze ons als bedreiging zien. Als ze nu liegen, zeggen wij: wij gaan laten zien hoe je liegt, we laten in onze presentaties en verslagen elke stap van een leugen zien. En dat is beschadigend voor ze. Als het wantrouwen bij het publiek al groot is en je wordt als leider constant als leugenaar weggezet, dan ben je niet langer leugenachtig, dan word je belachelijk. En dat is veel beschadigender. Als mensen gaan lachen om een overheid, nemen ze die niet meer serieus.’

Dus regeringen logen altijd al, maar pas nu hebben we de kans om ze te ontmaskeren?
‘Het gaat me niet alleen om regeringen. Dat ik ging bloggen, was ook omdat ik verslagen tegenkwam in de media van gebeurtenissen waarvan ik wist uit open bronnen dat de situatie complexer was dan wat ik las, of dat er meer details bekend waren, of dat de journalisten iets over het hoofd zagen. Mijn drijfveer is dus een frustratie over de manier waarop zowel overheden als media dingen weergeven: over een gebrek aan diepgang en accuratesse.’

Waarom raakt je dat zo?
‘Soms voelt het alsof ik de enige ben die zo werkt. Neem het debat over de saringas-aanvallen in Syrië op 21 augustus 2013. De Syrische regering zei dat de rebellen gifgas hadden gebruikt, de rebellen zeiden dat de Syrische regering het had gedaan. Ik weet dat het de regering was, omdat ik een jaar lang elke flinter informatie heb bekeken die ik maar kon vinden en alles wees maar één kant uit. En toen kregen we de Pulitzer-prijswinnaar Seymour Hersh die schreef (Ptd: in de London Review of Books) dat de rebellen het hadden gedaan. Hij had één of twee anonieme bronnen en een verhaal dat nergens op sloeg. Ik had foto’s, video’s, alles. Als ik niet al dat werk had gedaan en al die tijd had doorgezet, wie had het dan wel gedaan?
‘Daarom trainen we zo veel mogelijk organisaties en mensen: we trainen Koerdische journalisten uit Noord-Irak, Syrische journalisten, journalisten uit heel Oost-Oekraïne. Dat we zo populair zijn bij al die mensen, is slecht nieuws voor sommige publieke figuren. Maar als een journalist een verhaal maakt met onze methoden en aantoont dat Amerika iets slechts heeft gedaan, ben ik ook blij dat hij onze kennis heeft gebruikt.’

Maar waar komt die gedrevenheid vandaan?
‘Ik heb een licht obsessieve persoonlijkheid. De drang om me bezig te houden met grote conflicten in de wereld kwam, toen ik werkte bij een uitvoeringsorganisatie die bezig was met huisvesting voor vluchtelingen. Ik deed de administratie: spreadsheets bijhouden, dat soort dingen. Toen mijn organisatie geen nieuw contract kreeg, hadden we naar verloop van tijd zo weinig vluchtelingendossiers onder handen dat ik veel tijd overhield die ik doorbracht op een live blog dat The Guardian bijhield over de opstanden in het Midden-Oosten. Na het uitbreken van de opstand in Libië in 2011, bekeek en las ik echt alles wat ik maar kon vinden, dag in, dag uit. Je kon makkelijk geobsedeerd raken door de frontlinies op de voet te volgen. Want je zag het conflict gewoon van dag tot dag voortbewegen. Dat ik er ook over begon te bloggen, was omdat ik tweets voorbij zag komen van strijders die vertelden wat ze gingen doen. En dat was vaak iets heel anders dan wat ik verslaggevers in het gebied hoorde vertellen. Die hadden het over artillerie hier en dat daar… Ik had een macro-beeld, zij zaten ertussenin. Ik zag het patroon dat zij niet konden zien. Wat ik opschreef, werd op dat moment grotendeel genegeerd, want de verhalen van de verslaggevers klonken interessanter. Toen rukten de rebellen op naar Tripoli, en dat kon je van bovenaf zien aankomen. De val van de hoofdstad was voor mij een heel stuk minder verrassend dan voor een hoop andere mensen die ermee bezig waren.’

Daarna kwam het volgende conflict op stoom, de burgeroorlog in Syrië…
‘In 2012 kwam de eerste grote massamoord in het Syrische conflict bij Houla. Ik was in die tijd nog een beetje aan het posten op mijn blog en op sociale media over wat ik tegenkwam in tweets en in video’s op internet, zonder dat het veel effect had. Maar toen gebeurden er twee dingen. Ten eerste ging ik me realiseren dat Syrische groepen video’s publiceerden op specifieke YouTube-kanalen, het werd me duidelijk dat er in verschillende delen van Syrië, verschillende groepen hun eigen specifieke YouTube-kanalen hadden en dat je al die video’s kon verzamelen en catalogiseren en kon volgen. Inmiddels volg ik zo’n duizend videokanalen op YouTube. De tweede ontwikkeling in 2012 was dat een nieuwsorganisatie een keer doorlinkte naar mijn blog waardoor ik opeens tweehonderd views had. Ik dacht: wow, wat ik doe, kan dus interessant zijn voor een nieuwsorganisatie!
‘Ik bleef dagelijks al die bronnen volgen en ging er meer over schrijven. Dat leidde tot het Kroatische wapens-verhaal. (Ptd: Hierbij wierp Higgins licht op een geheime operatie waarbij westerse landen de Syrische rebellen bewapenden met wapens uit Kroatië. De wapens doken, onder andere, op in YouTube-video’s van Ansar al-Islam, een jihadistische groep. Het verhaal werd groots opgepakt door The New York Times.) Omdat ik nu meer bekendheid kreeg, drong door dat ik ook als eerste had geschreven over het gebruik van clusterbommen door de Syrische regering. Opeens kwam Human Rights Watch langs om te vragen of ik alle video’s van clusterbommen voor ze kon verzamelen. Ik kreeg er een kleine consultancy fee voor en realiseerde me voor het eerst dat ik ook geld kon verdienen met dit soort onderzoek.
‘Ik deed trouwens ook als eerste onderzoek naar het gebruik van de barrel bomb (zelfgemaakte explosief) en het gebruik van chemische wapens natuurlijk.’

Duizenden video’s bekijken van wapens en wat ze aanrichten, is dat niet heel zwaar?
‘Ik praat hier vaak over met een nieuwsorganisatie die First Draft heet en zich bezighoudt met media die gemaakt zijn door ooggetuigen. (Ptd: First Draft vraagt aandacht voor het risico op secundair oorlogstrauma bij mensen die voor hun werk de hele dag media van ooggetuigen bekijken.) Belangrijk is dat je leert compartimenteren, je kijkt naar iets maar je weet voor jezelf: dit is niet mijn leven, dit gaat niet over mij. Eén van de dingen die ik nooit doe, is het geluid aanzetten van een video. Als je het geluid uitzet, blijft het beeld nog steeds afschuwelijk, maar het komt minder binnen. Overigens hoef ik in veel gevallen geen video’s met slachtoffers te bekijken. Die video’s hebben zelden nieuwswaarde voor ons. Ze hebben shockerende waarde en nieuwsorganisaties zullen ze daarom soms publiceren, maar ze leveren zelden nieuwe inzichten op.
‘De moeilijkste video voor mij was die over James Foley. (Ptd: De Amerikaanse journalist en videoverslaggever James Foley werd in 2012 in Syrië ontvoerd, in augustus 2014 werd hij onthoofd door ISIS, formeel als represaille voor Amerikaanse aanvallen op Noord-Irak.) James had me een paar keer gemaild met wat vragen, ik kende hem niet goed maar ik kende wel veel van de mensen om hem heen. Er waren zo velen die met hem hadden gewerkt, voor zijn vrijlating hadden gevochten en campagne voor hem hadden gevoerd. Ik belde er meteen zo veel mogelijk op om te zeggen: ga niet op sociale media kijken want ze posten beelden van de onthoofding en het is te erg. Vervolgens waren er zo veel mensen die de inhoud van de video wilden weten maar zelf niet wilden kijken, dat ik een transscript heb gemaakt van wat James zei. En een apart transscript van wat zijn moordenaar zei. Zodat zijn laatste woorden gescheiden zijn van de jihadistische propaganda.’

Wat een mooi eerbewijs aan Foley…
‘Ja, alleen om dat te doen, moest ik de hele video heel langzaam bekijken en elke vijf seconden stoppen om de transscriptie te kunnen maken. Maar goed, nog erger was de allereerste keer dat ik de video zag. Ik zag die avond eerst een tweet voorbijkomen over een nieuwe video van ISIS. Ik voelde er niets voor om meteen te kijken, want met aandacht voed je ze alleen maar, zo was nog de redenatie. Maar een half uur later zag ik een tweet van iemand die zei: is dat niet James Foley op een video? Toen ging ik ook kijken. Je moet je bedenken dat ze bij ISIS van die video’s van 400 megabyte of groter maken en alleen over hele langzame providers beschikken, omdat ze geen gebruik kunnen maken van de standaard snelle providers. Dus toen ik deze video van 5 minuten downloadde, kon ik telkens 10 seconden zien en moest dan weer 5 minuten wachten op de volgende 10 seconden beeld. De eerste helft van de video was onzin, maar in de tweede helft ging ik denken: ze gaan dit toch niet echt doen? En dat deden ze dus wel.’

Video’s van gifgasaanvallen zijn toch ook heftig?
‘We hebben veel onderzoek gedaan naar de saringas-aanvallen op 21 augustus 2013. Een belangrijk deel van het werk was vaststellen welke stof er was gebruikt, want de artsen en hulptroepen op de grond wisten natuurlijk ook niets van sarin. We moesten dus kijken naar de symptomen die mensen hadden. We zijn toen systematisch voorbeelden gaan verzamelen van beelden van alle chemische aanvallen die plaatshebben. We hebben die methode nu geformaliseerd zodat we ook nieuwe video’s met deze beelden meteen goed opslaan. Dus hier op mijn scherm zie je allemaal video’s van chemische aanvallen. Maar dat waren dus honderden video’s in totaal die we bekeken en waarbij ook heel veel kinderen in beeld kwamen. Hierdoor werden de beelden ervan extra belangrijk als bewijsmateriaal, maar het is heel moeilijk om ernaar te kijken, zeker als je net zelf kinderen hebt.’

Dan moet je toch ook bang zijn voor een posttraumatisch stress-syndroom?
‘Ik denk dat dat dan onderhand al wel was gebeurd. Maar ik snap wel waarom anderen daarvan last krijgen. Je wordt gevoelloos, soms vind ik het moeilijk om nog te beoordelen hoe andere mensen op iets zullen reageren. Er was een tijd dat een onthoofding me echt shockeerde en nu kan ik er gewoon naar kijken, ik vind het niet fijn maar die fysieke reactie waarbij je huid begint te prikken en dat soort dingen, die heb ik niet meer. Alleen soms word je opeens overvallen door wat je ziet en kun je niet langer denken: dit gaat niet over mijn leven. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen ik beelden zag van een gewonde baby die precies dezelfde luier draagt als mijn dochter. Het gebeurde ook bij het bekijken van de video’s van de brokstukken van MH17. Je bent op zoek naar tekenen van de inslag en opeens ligt daar een knuffel tussen het puin, precies dezelfde die mijn dochter net had gekregen. Dat is dan meteen het einde van zo’n werkdag.’

Een ander punt dat je persoonlijk raakt, is je veiligheid. Daar denk je natuurlijk ook over na. Bellingcat staat niet op de gevel van dit pand, maar je adres staat wel op de website.
‘Het punt is dat ik wettelijk verplicht ben als mediaorganisatie een adres te hebben. De Engelstalige Russische zender Russia Today stond hier al eens op de stoep om me te interviewen. Gelukkig was ik er niet. Maar we hebben hier ook te maken met Graham Phillips, een kaalhoofdige Britse blogger die zich in Oekraïne ophoudt. De man is gek. Hij is net bij een onderzoekscollectief in Berlijn, Correctiv, naar binnengegaan en heeft staan schreeuwen. Ze hebben de politie erbij moeten halen. Ik zit erop te wachten dat hij ook zoiets probeert.’

En de Russen, maak je je zorgen over hen?
‘Nou ja, de Russen hebben me aangevallen op Sputnick, Russia Today en allerlei Russische Russischtalige nieuwswebsites. Het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken heeft me aangevallen op een persconferentie. Een paar weken geleden hadden we weer last van een trollencampagne waarbij ik en mijn werk werden aangevallen. Maar dat heeft ons juist ook weer geholpen om allerlei websites te identificeren die deel uitmaken van deze trollenfabrieken. Je gaat al snel de punten waarop ze je aanvallen herkennen. Maar ik moet zeggen, na 45 artikelen over mezelf waarin ik word zwart gemaakt, weet ik het wel.
Al met al denk ik dat als iemand me echt zichtbaar zou aanvallen, dat dat wel heel stom zou zijn. Ik ken een hoop juristen en andere deskundigen die zeker zullen helpen. Dus ik gok dat mijn netwerk en mijn reputatie me zullen beschermen. Iedereen weet maar al te goed dat Rusland me in de gaten houdt en me lastig valt.’

Wat doe je over tien jaar?
‘Ik probeer een aantal fondsen zover te krijgen dat ze Bellingcat kunnen helpen expanderen. Wat we nodig hebben, zijn projectleiders die op bepaalde regio’s en specifieke onderwerpen worden ingezet en we hebben een laag daaronder nodig met mensen die helpen het werk te doen. Het gaat al beter: tot voor kort hadden we alleen een Russische en een Oost-Europa-specialist, nu hebben we ook iemand voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika én iemand die financiële onderzoeken gaat doen. Maar we willen meer doen dan publicaties maken, we willen organisaties steunen met onze specifieke kennis. We hebben nu subsidies aangevraagd om al ons onderzoek naar het conflict in Syrië te archiveren. We gaan een interactieve kaart maken, die je helpt om door de geschiedenis van het conflict te reizen aan de hand van alle open bronnen. Dus over tien jaar kunnen mensen denken: hoe was de situatie in 2016? Dat moeten ze dan kunnen bekijken met die kaart.
‘We willen ook alle video’s offline opslaan zodat ze beschikbaar blijven voor onderzoek later. We praten met Human Rights Watch over het verzamelen en toegankelijk maken van alle clusterbom-video’s. Dan hebben we nog de forensische kant van ons onderzoek. Ik ben in gesprek met de Atlantic Council over Estland. De president van Estland is zeer gecharmeerd van mijn werk. Ik zou graag daar zo veel mogelijk journalisten, maatschappelijke groepen en burgerschapsorganisaties willen trainen om het hele land te bekeren tot het systematisch gebruik van openbronnenonderzoek.’

Wat houdt jullie financiële onderzoek in?
‘We doen dit samen met het OCCRP, het Organized Crime and Corruption Reporting Project. We gaan ze helpen met een openbronnenonderzoek naar witwas- en smeergeldpraktijken. Paul Radu, die aan het hoofd staat, wil een netwerk uitbouwen van financieel specialisten waardoor je geldstromen kunt volgen door Europa of waar zo’n stroom ook maar naar toegaat. Belangrijk aan zo’n netwerk is dat je in elk land mensen hebt zitten die goed inzicht hebben in wat er in hun land met dat soort geld gebeurt. En ja, dat gaat ook over Amsterdam. Nu al komt er veel geld naar Groot-Brittannië waar iets mee is. Ik sluit niet uit dat na de Brexit wordt geprobeerd om delen van de financiële sector zo te dereguleren dat hier nog veel meer geld naartoe komt.
‘Voor ons financiële onderzoekswerk hebben we net geld gekregen van het fonds voor onafhankelijke journalistiek van de Open Society Foundation van George Soros en daarmee hebben we nu een specialist kunnen aantrekken. We hebben de afgelopen jaren al een proef gedaan met het onderzoek The London Project Investigation dat vooral was gericht op geld witwassen in Groot-Brittannië. Dat gebeurt op hele grote schaal en wat we tegenkomen, is echt schokkend.’

Maar wat is het businessmodel?
‘Dat is op dit moment fondsenwerving. Trainingen kunnen een bron van inkomsten zijn, maar tot nu toe hebben we hiervoor geen structuur. Als een van ons een training geeft, rekent hij dat zelf af. We moeten ook professionaliseren om geld binnen te kunnen halen. Het Nederlandse fonds Adessium (Ptd: van de familie Van Vliet, een gulle gever op het gebied van onderzoeksjournalistiek) heeft ons net geld gegeven om professionele hulp te zoeken bij het opstellen van een goed businessplan. Want al heb ik vaak financieel werk gedaan, van businessplannen heb ik weinig begrepen.’

Wanneer doe je dit allemaal, hoe besteed je je tijd?
‘Dat is een groot probleem, ik ben zo veel tijd kwijt met belastingaangiften, facturen, fondsen aanvragen, samenwerken met organisaties, praten met de media, want dat laatste is ook echt een groot deel van mijn werk. En dan probeer ik tijd voor mijn gezin te vinden. Ik reis ook nog veel tegenwoordig en als ik dan terugkom, zegt mijn vrouw niet: okay, ga lekker terug naar je werk. Nee, ik heb dan iets goed te maken. Al met al ben ik veel meer manager geworden dan me voor ogen stond, dus daarom is professionalisering hard nodig. Ik ben in oktober uitgenodigd voor een bijeenkomst in Italië die Beyond Disruption heet. Een van de organiserende partijen is uit Nederland, even kijken, … hier staat het: de Stichting Democratie en Media. Afijn, ze hebben vijftig mensen uitgenodigd van organisaties zoals het OCCRP en andere organisaties zoals wij met een ongebruikelijk businessmodel. Maar er komen ook topmanagers van de traditionele nieuwsmedia. We gaan drie dagen praten, ik hoop daar echt iets te bereiken.’

Je bent nu 37 jaar. Hoeveel slaap je dan?
‘Ik heb twee jonge kinderen, dus meestal ga ik rond 23.00 uur naar bed en word ik wakker om 6.00 uur en twee keer gedurende de nacht.’

Dus je zit niet tot 3.00 uur ‘s nachts achter je scherm?
‘O nee, ik slaap zo veel mogelijk. Soms werk ik bij de Atlantic Council met Max, dat is een briljante vent die maar doorgaat. Na vier, vijf dagen met hem ben ik helemaal kapot.’

Maar goed, het is je toch gelukt: zo te horen vindt iedereen Bellingcat zo belangrijk dat ze er geld voor wil geven. Soros, Atlantic Council, Google, Adessium…
‘Het duurt echt een tijd voor zoiets op gang komt. Niemand wil de eerste zijn die je geld geeft. Overal waar je een aanvraag indient, vragen ze: wie steunt je nog meer? Gelukkig gaf Google Media ons op een goed moment geld. Dat hielp. De bekendheid die we kregen door ons MH17-onderzoek heeft ook enorm geholpen. Maar nu komen we op een ander punt aan: we moeten een structuur bouwen waardoor ik tegen een potentiële donor of investeerder kan zeggen: dit en dit ga ik met je geld doen. We hebben wel veel gulle vrienden, maar zij betalen voor de sexy dingen. We hebben nu geld nodig voor de niet sexy dingen als organisatie en archivering. Een complicatie hierbij is dat ik niet bij één partij in de broekzak wil zitten. Ik heb onlangs een heel groot bedrag afgeslagen, puur omdat ik niet afhankelijk wilde zijn van hen. Het liefst wil ik met vijf of zes partijen praten en ze allemaal om 100.000 euro vragen.’

Maar hoe zit jullie organisatie nu in elkaar?
‘Ik werk sinds een tijdje twee dagen per week voor de Atlantic Council. De enige fulltime-employé in de afgelopen jaren was Aric Toler die ik heb leren kennen na MH17. Hij is nu projectleider voor Oost-Europa. We hebben een projectleider voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika en een financiële onderzoeker. Daarnaast hebben we het onderzoeksteam van Bellingcat met zo’n vijftien vrijwilligers zoals Christiaan Triebert, die het Turkse WhatsApp-verhaal heeft gedaan. Het onderzoeksteam is ontstaan door Aric die na MH17 online eerst met mij in discussie ging en vervolgens in gesprek is gegaan met mensen die online contact met ons opnamen en suggesties deden voor verder onderzoek of die goede vragen hadden. Zo kwam het team tot stand.
‘Ik zal je laten zien hoe we werken: op het computerscherm zie je het programma Slack waarmee we al onze communicatie doen. De mensen die je hier ziet staan, zijn mensen uit mijn team die ik vertrouw en die goed zijn in wat ze doen. En hier staan de onderwerpen – en nee, je mag ze niet fotograferen, sommige van deze onderzoeken zijn geheim. Hier in deze kolom zie je de discussies die we hebben. Deze discussie gaat over de Russische luchtaanvallen in Syrië, en deze is over een onderzoek van Christiaan. Hij werkt samen met Airwars, een organisatie die zich bezighoudt met het registreren van luchtaanvallen en tellen van slachtoffers in de Syrische oorlog.’

Christiaan zit toch in Singapore?
‘Ik heb eerlijk gezegd geen idee waar hij nu zit. De laatste keer dat ik hem sprak, zat hij in Maleisië, hij reist constant. Het zou geweldig zijn als we Christiaan bijvoorbeeld fulltime in dienst zouden kunnen nemen, hij doet fantastisch werk. Maar ik kan hem niet te veel lastig vallen, want hij moet afstuderen. Hij studeert aan King’s College in Londen.’

Is het moeilijk wat jullie doen? Wat moet je ervoor kunnen?
‘Wat ik vooral zoek in mensen is een obsessief trekje. We hebben mensen nodig die honderden, duizenden foto’s met aandacht bekijken, een eindeloze stroom berichten op sociale media kunnen doornemen. Maar ik moet ook oppassen: ze moeten niet gek zijn, want daar heb je er ook genoeg van op de wereld. Ze moeten helder kunnen denken en dat betekent ook dat ze niet emotioneel betrokken mogen zijn. MH17 had natuurlijk een grote invloed in Nederland. Veel Nederlanders hebben hulp aangeboden om mee te werken aan ons onderzoek, maar daar konden we niet altijd op ingaan.
‘Het is belangrijk dat onze mensen altijd beseffen dat ze met aannames werken en een streep kunnen trekken waar ze niet overheen gaan. Slack speelt daarbij een grote rol: via het programma discussiëren we over onze ideeën en wat we tegenkomen. We bestrijden constant elkaars aannames en door dat te doen ga je na verloop van tijd steeds beter aanvoelen waar de valkuilen zitten.’

Een beetje obsessief, maar niet gek: hoe vis je die mensen eruit?
‘Veel mensen mailen ons en schrijven: ik wil graag helpen. Maar dan krijg je opeens een mail van iemand die schrijft: ‘Ik heb een blog waarop ik informatie verzamel over inslagkraters in Oekraïne. Ik heb ze allemaal in kaart gebracht.’ Dat is nu precies dat obsessieve dat je zoekt: je leest zo’n mail en je weet dat dat werk op die manier geen zin heeft, maar zo iemand heeft wel de juiste instelling.
‘En met dit onderzoek naar kraters zijn we via Slack met hem verder gegaan, we hebben alle kraters nagemeten en bepaald wat de richting van de inslag moet zijn geweest. Al die data hebben we verwerkt in een Google Fusion Table om het gemiddelde te berekenen en op basis daarvan hebben we uiteindelijk de lanceerlocatie kunnen bepalen, over de grens in Rusland. Toen we die eenmaal hadden, konden we aanvullend onderzoek doen op basis van geolocation naar die plek en hebben we posts op sociale media gevonden van soldaten die vanaf die basis schieten op Oekraïne. Dit onderzoek is vervolgens aangehaald door een expertgetuige in een Russische rechtbank. En de rechter heeft daarop gezegd: wat een briljant onderzoek! Dus nu hebben we een Russische rechter die bewijs accepteert op basis van mijn methode. En dat heeft er weer toe geleid dat we benaderd zijn voor een zaak die speelt voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens waarnaar deze Russische rechtszaak wordt verwezen. Dus je begint met iets heel kleins en het bouwt op tot iets heel interessants.’

Veel mensen maken zich zorgen over onze wereld. Doe jij dat ook?
‘Nou, dat hangt af van de Amerikaanse verkiezingen. Gisteravond was ik even mezelf kwijt op Twitter over Donald Trump (Ptd: Higgins verstuurde ruim twintig tweets over Trump in een uur), maar doorgaans ben ik niet iemand die zich vaak zorgen maakt. Als ik me zorgen maak over iets, moet ik er ook iets aan kunnen doen. Aan veel dingen kan ik niets doen.’

Maar neem de aanslagen in Europa, houden die je net zo bezig als de oorlog in Syrië?
‘Drie dagen na de aanslagen in Parijs vonden we de Facebookpagina van een van de aanslagplegers, Bilal Hadfi. We vonden hem, omdat hij op de beelden die via de media werden verspreid hetzelfde shirt droeg als op een Facebookpagina. (Ptd: Dit onderzoek wees uit dat Bilal Hadfi nog een Facebookpagina had onder de naam ‘Billy du Hood’ waarop hij met wapens op foto’s staat, waaronder een automatisch AKMS-geweer.) We hebben zeker twee uur lang met het team foto’s vergeleken om vast te stellen dat hij precies hetzelfde shirt droeg én dat hij een bruine vlek tussen zijn wenkbrauwen had. In dit soort situaties bekijken we elk stukje huid, elke moedervlek en elke haar in een gezicht voordat we ook maar iets naar buiten brengen of de politie informeren.
‘En heb je gezien wat we dit voorjaar met de ISIS-mediacampagne hebben gedaan? Er werd door ISIS een video aangekondigd waarover grote opwinding ontstond op social media onder de aanhangers. Tegelijkertijd moedigde ISIS de fans aan om een stukje papier te posten met daarop de hashtag van de campagne en dan: ISIS is hier en dan de naam van het land of de stad: Parijs, Londen of Amsterdam. Ik zag de eerste foto’s op social media voorbijkomen en dacht: er staat zo veel achtergrond op die foto’s dat we de plekken waar ze gemaakt zijn, kunnen lokaliseren. Op de foto die vanuit Duitsland was gepost, is bijvoorbeeld een advertentiezuil in beeld. We zochten het bedrijf op dat deze buitencampagnes doet en op hun website staat een interactieve kaart waarop al hun zuilen te vinden zijn. In no time hadden we de plek van de foto gevonden. Andere locaties vonden we terug door op social media te vragen of iemand een plek herkende.
‘Het hele punt van de ISIS-campagne was natuurlijk: wij zijn ISIS, we zitten overal, want dat is de narrative die ISIS probeert de pushen. Maar nu gebeurde het omgekeerde: door te laten zien dat we makkelijk konden achterhalen waar de foto’s waren gemaakt, werd de campagne in plaats van angstaanjagend en ongrijpbaar opeens een beetje knullig. Over de ISIS-video waar het allemaal om ging, en die eigenlijk een interessante speech bevatte, had niemand het meer.
‘Alleen al daarom zou ik meer van dit soort dingen willen doen. Maar er zijn een heleboel goede organisaties en individuen die goed onderzoekswerk doen naar ISIS. En soms moet je dan ook denken: als ik hier nog meer over ga publiceren, verspil ik ook een hoop energie die we hard nodig hebben voor andere onderzoeken. Maar ik beschouw dit wel als een groot succes omdat we hebben laten zien hoe je openbronnenonderzoek ook kunt gebruiken om iets om te draaien en te laten zien: zo zit het echt!’

Hoe kijk jij naar de machtspositie die Facebook en andere grote Silicon Valley bedrijven hebben verzameld als het om onze informatievoorziening gaat? Vind je dat een probleem?
‘Ik weet het niet. Als ik een presentatie houd voor de Atlantic Council praten we over de ‘medium and the message’ en hoe de boodschap is verspreid in de laatste duizend jaar. Dan beginnen we met de slagvelden van de Engelsen en hoe dat verhaal wordt verteld op tapijten zoals in Bayeux. Daarna kwam de schilderkunst, toen de drukpers, en vervolgens kranten, radio en tv. De echte grote verandering is van de laatste tien jaar, door sociale media komt de informatie nu van individuen. Maar het gaat inmiddels niet meer alleen om hoe informatie wordt verspreid maar om hoe wij die ervaren. Neem VR (Ptd: virtual reality).
‘Wat ik interessant vond aan de laatste speech die Mark Zuckerberg hield over de toekomst van Facebook, was dat hij vertelde over hoe je een film of video in je eigen huis kunt maken en die kunt delen op Facebook zodat mensen meteen via VR de ervaring kunnen delen. Dus als je naar de mediadragers kijkt die worden gebruikt: tapijt, schilderij, foto, video, high-definiton-video, VR, naar ervaringen waarbij je volledig wordt ondergedompeld (immersive experiences). Dat is waar we naartoe gaan. Hoe mensen dingen delen, is dus van borduren naar tweeten gegaan. Delen is een instant gebeurtenis geworden en nu komen we op het punt dat mensen in een kamer zitten, op een knop drukken en dan zit er opeens nog iemand anders in de kamer. De onmiddellijkheid van informatie, daar gaat het om. Je kunt midden in een luchtaantal van Syrië zitten en die beelden livestreamen. We zien nu al 360-video uit Syrië komen. Ik zit te wachten op de eerste 360-video van ISIS.
‘We hebben al allemaal een videocamera, draagbare technologie en camera’s op het dashboard van de auto. Nog even en al onze telefoons hebben 3D- en 360-camera’s.’

Dat maakt jouw werk nog veel omvangrijker.
‘We zullen nog veel meer materiaal moeten bekijken, dat staat wel vast. Als over tien jaar de oorlog in Syrië nog steeds voortduurt en iedereen loopt rond met een 3D- of 360-camera die je kunt streamen, dan hebben we duizenden livestreams tegelijk en dat constant. Hoe gaan we dat monitoren? Als iemand wil livestreamen hoe een ander in stukken wordt geschoten? Dat kan en daar is publiek voor.’

Dus over deze bedrijven en wat zij van ons weten, maak je je niet zo’n zorgen. Wel over de mogelijkheden die ze creëren?
‘Nou ja, de social-mediabedrijven creëren de manieren waarop wij informatie delen. Zij beslissen uiteindelijk hoe informatie wordt gedeeld. Daar zitten interessante juridische kanten aan. Als je denkt aan die vrouw die een livestream op Facebook maakte van haar vriend die net is beschoten door de politie en bloedend en stervend naast haar zit terwijl zij vertelt wat er is gebeurd. (Ptd: Diamond Reynolds uit Minnesota maakte deze livestream op 6 juli 2016.) Wat voor bewijs is dat? Dit soort dingen zullen we steeds vaker zien.’

Op jullie eigen blog laten jullie Amerikaanse politieagenten zien die video’s maken van hun arrestaties tijdens de Republikeinse Conventie.
‘Precies! En daarmee komen we terug om mijn punt dat het gaat om het wantrouwen dat mensen voelen. Dat er onderhand altijd en bij iedereen een verwachting is dat er beelden zijn waaruit blijkt hoe iets echt is gegaan. Zolang ze geen beelden hebben gezien, weten mensen niet meer of ze nu het ene verhaal moeten geloven of het andere.’

En daarom is kennis over verificatie zo belangrijk? Omdat je moet vaststellen of en hoe beeldmateriaal is gemanipuleerd…
‘Er is een rapport uit 2014 dat heet Syria’s social mediated civil war van het United States Institute of Peace waarin wordt uitgelegd dat met zo veel informatie van zo veel verschillende partijen, er een rol ontstaat voor wat de rapportschrijvers de ‘gatekeepers’ noemen. Dat zijn de specialisten op een bepaald onderwerp, zoals een oorlog, mensen die al die informatie onderzoeken en cureren, en er iets begrijpelijks van maken dat ze kunnen doorgeven aan journalisten. De gatekeepers worden net zo invloedrijk als de seniorredacteuren van kranten in het verleden. Er ontstaat dus een nieuwe laag tussen gebeurtenis en journalist, en het is aan journalisten om uit te vinden wie de betrouwbare gatekeepers zijn.’

* Dit artikel werd voor het eerst gepubliceerd op 22 september 2016. Door een technisch ongelukje bleken enkele delen van de tekst niet zichtbaar. Omdat een update op Blende niet mogelijk is na een paar dagen, is de tekst op 27 september in zijn geheel opnieuw gepubliceerd. Lezers die hierdoor twee keer het stuk hebben gekocht, bied ik mijn excuses aan. Voor een klacht en/of teruggave kun je mailen naar petra@petraterdoest.nl.

Mijn gekozen waardering € -

Petra ter Doest is gefascineerd door hoe publiceren verandert. Opeens 'moet' iedereen het, tegelijkertijd heeft niet iedereen de vaardigheden die zij als journalist heeft. Dus traint ze en helpt ze mensen daarbij. En de journalisten dan? Die moeten op zoek naar nieuwe toegevoegde waarde. Ook dat is een spannend proces.