Wilders is een schijndemocraat

Wilders' veroordeling heeft tot zeer uiteenlopende commentaren geleid, en bij het vonnis vallen vast juridische vraagtekens te plaatsen. Waar hij echter in elk geval wél voor veroordeeld had moeten worden, is minachting van het hof.

Zijn optreden herinnert aan dat van de Servische oorlogsmisdadiger Mladic, die ook weigerde de rechtmatigheid van het Joegoslaviëtribunaal te erkennen.

Die minachting heeft in de argumentatie van het Wilders-vonnis weliswaar een rol gespeeld, maar krijgt geenszins de centrale aandacht die zij verdient. Door al bij voorbaat zijn rechters als vijanden van het volk weg te zetten, en hen in zijn slotwoord, dus nog zonder kennis van de door de rechters aangevoerde argumenten, al als politiek verlengstuk van de regering te demoniseren, zet hij de bijl aan de wortels van de rechtstaat. Dat zijn mening door een groot deel van zijn aanhang wordt gedeeld, doet daar niets aan af. Het maakt het des te kwalijker, omdat een Kamerlid, gezien zijn ambtseed, geroepen is om de Grondwet en de haar schragende instituties te verdedigen, en niet uit electoraal gewin zijn achterban daartegen op te hitsen.

Zeker: het is Wilders’ goed recht om het vonnis op inhoudelijke gronden te bestrijden en ertegen in hoger beroep te gaan. Maar dat is iets anders dan de legitimiteit van de rechtbank openlijk aan te vechten, en daarmee het beginsel van de scheiding der machten te schenden. Daarmee bevindt hij zich overigens in het gezelschap van dezelfde moslimradicalen die hij anders zo graag bestrijdt, omdat die evenzeer het bestaande rechtssysteem elke legitimiteit ontzeggen, maar tegelijk niet schromen alle mogelijkheden ervan uit te buiten.

Die delegitimering van de democratische instituties door Wilders tijdens zijn proces is geen toevallige oprisping. Er zit systeem in en dat maak hem tot een gevaar voor het staatsbestel. Niet alleen is de rechtsprekende macht door Wilders als een nep-rechtbank weggezet, hetzelfde geldt voor de wetgevende macht, die hij na een eigen achttienjarig lidmaatschap als nep-parlement betitelde. De vraag die daarop ongesteld bleef, was, wanneer de Tweede Kamer in Wilders’ ogen geen nep-parlement zou zijn geweest. Indien hijzelf de meerderheid van de zetels zou hebben bezet? Met deze karakteristiek zet hij de kiezers van alle andere partijen als nep-kiezers en nep-Nederlanders – zeg maar: volksvijanden – weg.

Wilders’ opereren past in een internationale tendens. Ook elders zien wij een politiek van stelselmatige delegitimering van de instituties door zijn radicaal-rechtse geestverwanten. Het valt samen met de verering van de sterke leider, zoals de ook door Wilders als voorbeeldig beschouwde Donald Trump. Een autocraat als Poetin geniet bij Trump, Le Pen en Wilders groot aanzien; slechts na de MH-17 schreeuwt laatstgenoemde dat wat minder hard van de daken.

Openlijke intimidatie

Zij delen ook de minachting voor de vrije pers door stelselmatig alleen voor eigen communicatiekanalen te kiezen die kritische journalisten uitsluiten. Trump heeft met zijn openlijke intimidatie en verkapte strafmaatregelen al een voorproefje gegeven van wat ons ook in Nederland te wachten staat ingeval Wilders en zijn rechterhand Martin Bosma ooit aan de macht mochten komen. Wilders’ Duitse partnerpartij, de AfD, hanteert in dit verband reeds het historisch beladen begrip Lügenpresse. En Wilders’ hetze tegen de rechtbank bezit een sprekende parallel in die van zijn UKIP-bentgenoten tegen het Britse hooggerechtshof, nadat dit het gewaagd had ook het Britse parlement een recht van inspraak in de aard van de Brexit toe te kennen.

Sommige commentatoren laten niet na te verklaren dat Wilders een democraat is, omdat hij – anders dan dictatoren uit het Interbellum – niet het parlement en het beginsel van verkiezingen zélf ter discussie stelt. Dat is een uiterst kortzichtige opvatting, omdat die in de geest van Rousseau uitgaat van een heldere Algemene Volkswil, en het belang van institutioneel tegenwicht via de rechtsstaat ontkent. Anders dan in vroeger eeuwen, toen koninklijke legitimatie op basis van Gods zegen volstond, wordt het meestal in verkiezingen resulterende uitgangspunt van de volkssouvereiniteit zelfs in Noordkorea niet echt betwist. Het komt evenwel op de nadere invulling aan of we met reële vrijheid dan wel schijnvrijheid te maken hebben. Kort gezegd: de democratie gaat over de wil van de meerderheid, de rechtsstaat over de bescherming van de minderheid tégen de mogelijk tot willekeur leidende uitwassen daarvan.

De Indiaas-Amerikaanse politicoloog Fareed Zakaria maakt in dit opzicht een zinvol onderscheid tussen constitutionele en plebiscitaire democratieën. De eersten zijn de westerse, waarin verkiezingen in een institutioneel kader zijn ingebed. In de tweede baseren de machthebbers zich, met voorbijgaan aan zulk matigend tegenwicht, direct op de magische volkswil. Dat is het model-Mugabe: ik ben door de meerderheid van het volk gekozen, dus wie zich tegen mijn wil keert, keert zich tegen het volk. De bedenkelijke ontwikkeling is dat het in het Westen met Trump en Orban eveneens die kant lijkt uit te gaan. Ook Wilders hoort, gezien alleen al zijn feodale greep op zijn eigen fractie, evident in dat rijtje van zulke schijndemocraten thuis.

Eerder verschenen in de Volkskrant

Mijn gekozen waardering € -