Zoals Bata het wilde, zo is Batadorp

De blokkige woningen van Batadorp lijken onthoofd: boven de eerste verdieping begint plots de lucht. De daken zijn plat, want op een zolder zouden zijn arbeiders alleen maar rommel opslaan, dacht de oude Tomáš Bat’a in de jaren dertig.

En zoals de Tsjechische eigenaar van schoenenfabriek Bata het wilde, zo is het nu nog steeds. Ook de betonnen bankjes bij de voordeur zijn er nog. Bedacht om gemeenschapszin tussen de buren te kweken. Het arbeidersdorp in het Brabantse Best is sinds kort een beschermd dorpsgezicht.

Utopie

Bat’a schiep zijn eigen utopie: een wereld waarin 130 arbeidersgezinnen konden werken, wonen, sporten en ontspannen onder de beschermende vleugels van het Bataconcern. Ze hoefden het dorp niet uit. Bat’a bouwde zijn dorp op de Brabantse hei: afgescheiden van de rest van de wereld door twee kanalen, een spoorlijn en een hek. De fabrikant bouwde tientallen van dit soort dorpen over de hele wereld, met overal precies dezelfde schoenendoos-huizen.

De enige invloed van buiten was de pastoor

‘Je had hier alles. Een bioscoop, een ontspanningsvereniging, een voetbal- en een hockeyclub, een school, een postkantoor en een EDAH’, vertelt de gepensioneerde onderwijzer Tom Olša (66), die hier opgroeide. Zijn Tsjechische vader was ‘hoofdleider verkoop’ bij Bata.

‘In Best noemden ze ons ‘de Batakolonie’. We waren één grote familie.’ De enige invloed van buiten was de pastoor. Die kwam wekelijks met een pontje het kanaal over, voor een mis in de centrale fabriekshal.

Zelfvoorzienend

Philips schiep arbeiderswijken in Eindhoven, en in Delft liet fabrieksdirecteur Jacques van Marken het tuindorp Agnetapark bouwen. Fabrieksdorpen zijn er wel meer, maar zo zelfvoorzienend als Batadorp was er geen een, zegt cultuurhistoricus Leon van de Meijel, die onderzoek deed naar Batadorp.

Bata koos bewust voor Brabant, met zijn plooibare arbeidskrachten

‘De drie-eenheid van wonen, werken en recreëren, en het naar binnen gekeerde karakter, dat maakt Batadorp uniek. Het was echt een enclave, waarin Bat’a geen pottenijkers wilde. Zo kon hij alles naar zijn hand zetten. Hij koos bewust voor Brabant, met zijn goedkope grond en plooibare arbeidskrachten.’

Vrije zaterdag

Bat’a bood zijn werknemers vertier (via een fanfare en sportvelden bijvoorbeeld) en een comfortabel huis, maar kocht zo ook hun loyaliteit. Het doel was uiteindelijk een zo hoog mogelijk productie. Wie onder de norm werkt werd ontslagen, wie slordig was kreeg een boete. Maar: de werkweek was slechts 42 uur, en op zaterdag was iedereen vrij.

Ordedienst

Bata had zelfs een eigen ordedienst. De politie kwam hier niet. ‘Hier woonde Overdijk, de hoofdportier’, wijst Olša op een iets grotere woning. ‘Dat was onze dorpsagent. Daar liepen wij liever met een grote boog omheen.’

Drie ranke witte fabrieksgebouwen torenen nog altijd boven de wijk uit. Bata maakt hier tegenwoordig alleen nog veiligheidsschoenen. In 1970 schrapte het bedrijf het grootste deel van de banen in Nederland. De gemeente Best nam Batadorp over.

Slagbomen

De huidige Batadorpers komen thuis via de brug over het kanaal, die Batadorp verbindt met Best. De slagbomen zijn weg. Toch is het wijkje nog steeds rustig en geïsoleerd. ‘Mensen die hier niet thuishoren, komen hier niet’, vertelt inwoner Jack Braeken (63). ‘Als ik ’s nachts een auto hoor, ga ik kijken bij het raam. We kijken uit voor elkaar, zo gaat dat hier gewoon.’

We noemden hen ‘de Batajoekels’

Braekens vader werkte ook bij Bata, maar hij woonde buiten het dorp. Braeken ging hier wel vaak spelen: er was een speeltuin, een kanaaldijk en een prachtige vuilstort waar je eigenlijk niet mocht komen. ‘We noemden hen ‘de Batajoekels’’, zegt hij met een knikje naar zijn jeugdvriend Olša. ‘En zij noemden ons ‘de overkantse joekels’.’

Fabriekssirene

De tijd is voorbij dat de fabriekssirene over het dorp schalde: één keer ten teken dat de arbeiders op moesten staan, de tweede als ze op de fabriek moesten zijn. Dolgraag wilden arbeiders hier werken en leven, in het ritme van deze sirene. De huizen hadden een badkamer, stromend water en een aansluiting op het riool – in een tijd dat dat nog helemaal niet gebruikelijk was.

‘Maar er werd ook wel op Bata gekafferd’, zegt Olša. ‘Omdat er hard gewerkt moest worden.’ Olšas vader overleed op 57-jarige leeftijd. ‘Door de stress, denken wij. Mijn vader was eigenlijk altijd met werk bezig. Er zijn er meer jong gestorven, hier.’

Dit artikel verscheen eerder in Trouw.

Mijn gekozen waardering € -

Marten van de Wier is zelfstandig journalist en communicatieprofessional. Hij heeft speciale aandacht voor duurzaamheid, natuur en onderwijs, en is daarnaast specialist Zuid-Nederland.