Zonder kroeg is wat ons rest de pandemie

In Rio de Janeiro is het leven op straat en in de kroeg tot cultus verheven. Als dan het coronavirus toeslaat en je dwingt om thuis te blijven, komt dat hard aan. Een Braziliaanse collega die een ode aan de kroeg schreef, inspireerde me tot dit verhaal. Ik draag het op aan kastelein Judith van mijn favoriete cafeetje De Oude Mol in Den Haag, die zo creatief naar alternatieve inkomsten zoekt. Leve Juut en haar collega’s!

“Ik wil niet in een wereld zonder kroeg leven. Ik weet niet wat het nieuwe normaal gaat worden na het eind van de quarantaine, maar ik wil absoluut niet in een wereld zonder kroeg leven.” Zo begint de Braziliaanse columnist Gilberto Amendola zijn column van 4 mei 2020 in de krant O Estado de São Paulo.

Het gaat niet om de alcohol, die kun je thuis ook drinken, zegt Amendola. Het heeft niks met een zelfverwoestend leven te maken. Kroeg is het vieren van het leven, van de liefde, van de intelligentie en van het kameraadschap. “Aan het eind van de evolutie, daar kun je op wedden, zie je een mens gezeten aan een toog, in vrede een biertje drinkend. Zonder kroeg is wat ons rest de meteoor (of de pandemie).”

Ik ben ook een kroeg-adept, en het overgrote deel van mijn vrienden en buren op onze heuvel in het centrum van Rio, de Morro da Conceição, Heuvel van de Conceptie, ook. Maar ons enige vertier samen speelt zich nu af op Whatsapp, Zoom en Jitsi.

Sophie’s Choice

Terwijl in Nederland Rutte en Dijkhoff zich het hoofd breken over hoe de terrassen het best kunnen heropenen, staan we hier aan de vooravond van een ramp. De voorspellingen zijn dat het zwaartepunt van de coronacrisis zich naar Brazilië gaat verplaatsen. De laatste drie dagen werden er telkens tenminste 600 doden geregistreerd en tussen 7000 en 10.000 nieuwe gevallen. Volgens epidemiologen zijn de werkelijke cijfers een tienvoud hiervan. Een radicale lockdown hangt ons boven het hoofd, terwijl in de ziekenhuizen hier in de stad al wat ze hier noemen Sophie’s Choice wordt gemaakt: mensen die toch niet meer te redden zijn komen niet meer in aanmerking voor intensive care, laat staan een beademingsapparaat. Er moet worden geschift.

Zaterdag 3 mei vierden we de verjaardag van twee vrienden op Jitsi en op Facebook draaide de voorzitter van onze Carnavalsgroep Prata Preta (Zwart Zilver) muziek in een live. Het regende hartjes en liefdesverklaringen, maar waar wij allemaal naar hunkeren is straat, kroeg en omhelzing. Geen drie zoenen hier in Rio, maar een stevige abraço, dat mis ik ook zo enorm. Rio é rua, Rio is straat, zeggen de cariocas, de inwoners van Rio, graag. Mijn vrienden en ik zijn supercariocas en kijken vol afgunst naar Nederland, dat de komende tijd steeds meer open gaat.

Omzet gedecimeerd

Ik mis de avonden op de stoep bij Geraldinho, onze belangrijkste buurtkroeg. Geraldinho verkoopt behalve bier en andere dranken maaltijden. Zijn omzet moet door corona zijn gedecimeerd, maar hij heeft hierboven op de heuvel het geluk dat de politie zelden langskomt en hij houdt zijn tent zonder problemen open. Alleen staan er geen plastic stoeltjes en tafeltjes meer op de stoep en werkt hij uitsluitend met delivery. Ik ging er zaterdag nog langs om een paar flesjes bier te kopen. “We geven niet op”, zei hij dapper van achter zijn mondkapje, terwijl de spanning uit zijn ogen straalde.

Zo veel zaterdagen hebben we gedanst op live sambamuziek bij Geraldinho, midden op straat, er komt op onze heuvel maar heel weinig verkeer. Nu regeert de stilte. Lopen door Rio’s centrum is bepaald niet aan te raden, omdat het zo rustig is geworden dat je kans loopt om overvallen te worden door een hongerige dakloze. Deze mensen, die nu heersen over de straten in het centrum, hebben nog minder dan anders kans op een reikende hand. Iedereen loopt met een nog wijdere boog om hen heen.

Nog even een stukje Amendola om te zwelgen in nostalgie: “De kroeg is de arena van onze diepste emoties. De troost van degene die won. Het podium van de kampioenen. (…) De kroeg is onze grootste uitvinding. Het is onze collectieve ziel. Onze moederschoot. Kroegen zijn bevoorradingsposten voor de menselijkheid.”

Kolibrietjes

Een keer in de twee weken ga ik naar de markt. Voor corona ging ik met de bus, nu bel ik een Uber. Met de bus durf ik niet meer. Mondkapje op in de Uber, ramen wagenwijd open voor de ventilatie. Ik ben altijd een beetje zenuwachtig als ik er een bestel, of er nog wel een Uber komt, voor wat ik zie onderweg. Het doet pijn om de stad, die zo houdt van de straat, zo dood te zien. Ja, ik hoor ook meer vogeltjes, er komen kolibrietjes buurten, gisteren wandelde een hagedis van zeker twintig centimeter over de muur van mijn terras. Prachtig.

Op de markt doe ik sneller dan voorheen mijn boodschappen: groenten, fruit, vis, kippenpoten. Eerst handgel voordat ik de tomaten bij mijn vaste groentenkraam aanraak. Ik ga niet meer naar het barretje dat middenin de markt ligt. Je kunt er nog bier kopen, zoals bij Geraldinho, maar het is niet hetzelfde. Er is geen terrasje meer om het op te drinken en naar de mensen te kijken. Ik ging er altijd zitten met alle boodschappen, en kletste met de vaste klanten. Dona Tuti, die kankerpartiënte is, broodmager, maar altijd lachend en altijd gekleed in kekke shirtjes en jacks.

Zie ik haar nog terug als alles voorbij is? Zal het barretje, het ranzige barretje, waar je beter niet naar de wc kunt gaan, nog bestaan als alles weer open mag? Ik loop er nu altijd schielijk langs, op weg naar het volgende doel, de Uber naar huis. Binnen een uur ben ik heen en terug. Altijd stap ik met een brok uit de keel uit de Uber. Thuis twijfel ik steeds of ik eerst mijn kleren uit moet doen en douchen of de boodschappen ontsmetten en opbergen. Volgens mij stikt het in mijn huis van de coronavirussen. Ik heb het beleid ontwikkeld om boodschappentassen, zakjes, geld neer te leggen of op te hangen en het zo lang mogelijk niet meer aan te raken in de hoop dat de virussen intussen doodgaan. Het gaat al twee maanden goed.

Terwijl in Nederland de lockdown beetje bij beetje wordt versoepeld, moeten wij zeker nog een maand door. Waarschijnlijk meer. We hebben de piek nog niet bereikt en de piek, die gaat nu steeds harder richting Verenigde Staten, het land met de meeste gevallen. President Bolsonaro, die wil dat alles weer opengaat om de economie te redden, heeft verklaard dat de vrijheid belangrijker is dan het leven.

Zelf verkies ik nu de hangmat boven de kroeg om het leven te beschermen en sluit af met Amendola: “Als dit allemaal over is, loop ik het huis uit en ga ik direct naar een toog. Wie kan, volg me maar.”

Mijn gekozen waardering € -

Wies Ubags (1962) werkt vanuit Brazilië voor oa het ANP. Ze is ook te horen op de Nederlandse en Belgische radio (vooral BNN, WNL en VRT).  Ze schrijft over ambitie in Latijns Amerika, in het klein en in het groot. Economische onderwerpen krijgen veel aandacht.