Deze week leverden het Centraal Planbureau en het Sociaal en Cultureel Planbureau hun input voor het interdepartementaal beleidsonderzoek naar zelfstandigen zonder personeel. Naast veel oud nieuws bevatten hun adviezen ook nogal wat stemmingmakerij. Een kwalijke zaak, want voor ZZP’ers en hun opdrachtgevers hangt van het onderzoek veel af.
Nog drie weken, dan weten we wat het Interdepartementaal Beleidsonderzoek ZZP heeft opgeleverd. Een half jaar lang is een ambtelijke werkgroep bezig geweest om het fenomeen van de zelfstandige zonder personeel in kaart te brengen. In opdracht van het kabinet, dat van de Tweede Kamer moest ophouden ad hoc beleid te maken zonder precies te weten wat er eigenlijk allemaal speelt. Op 1 december moet de werkgroep zijn rapportage inleveren: met een analyse, met conclusies, en met aanbevelingen.
De grote vraag
Uiteindelijk draait het allemaal om de vraag waar het ZZP-beleid van de overheid de komende jaren op gericht moet zijn. De een maakt zich zorgen over de houdbaarheid van het sociale stelsel en over de inkomsten van de schatkist. Als dat de invalshoek wordt, kunnen we in 2015 harde maatregelen verwachten om te snoeien in de fiscale faciliteiten van ZZP’ers en andere ondernemers met een eenmanszaak (Zeg maar dag tegen uw zelfstandigenaftrek) en om de zogenaamde ‘schijnzelfstandigheid’ te bestrijden (Probeert u die webmodule maar eens zo in te vullen dat u een BGL krijgt).
De ander ziet de toename van het aantal ZZP’ers en de ontwikkelingen binnen die groep juist als een teken van vitaal ondernemerschap, dat we moeten omarmen als we onze economie weer op het goeie spoor willen krijgen. Wordt dat de invalshoek, dan moeten we als de wiedeweerga een aantal beperkende maatregelen die nu al in de pen zitten opschorten en 2015 gebruiken voor een brede maatschappelijke discussie over ons sociale stelsel en ons belastingstelsel. Want die moeten dan opnieuw worden ingericht om voor de toekomst recht te gaan doen aan een nieuwe werkelijkheid waarin werkende mensen niet meer alleen werknemer of werkgever kunnen zijn, maar ook zelfstandige zonder personeel.
Een schier onmogelijke opgave
Wil de Werkgroep IBO ZZP daar in haar rapport zinnige uitspraken over kunnen doen – op de noodzaak daarvan heeft de Tweede Kamer nogal gehamerd – dan moet ze om te beginnen beschikken over fundamentele kennis van de materie. Hoeveel ZZP’ers zijn er precies, in welke soorten en maten, wat beweegt hen, wat doen ze voor wie en hoe, en met welk resultaat? Waar lopen zij tegenop, hoe overwinnen zij die problemen, welke steun kunnen ze daarbij gebruiken? Hoe verhouden zij zich tot het sociale stelsel met zijn grotendeels collectieve en verplichte verzekeringen? En uiteindelijk: welke waarde(n) leveren zij op voor economie en samenleving tegen welke kosten?
Zo geformuleerd klinkt het als een schier onmogelijke opgave voor de werkgroep die bestaat uit ambtenaren van Economische Zaken, Financiën en Sociale Zaken onder voorzitterschap van Pieter Hasekamp, de algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland. Toch is dat de essentie van de opdracht die zij hebben aanvaard en van de vragen die zij gesteld hebben – aan hun eigen departementen, aan belangenorganisaties, aan onafhankelijke deskundigen en aan adviesorganen.
Afgelopen maanden hebben al die instanties hun input geleverd voor het onderzoek, en nu is het aan de werkgroep om daar chocola van te maken. Van de kwaliteit van die input hangt nogal wat af. Veel wetenschappelijk onderzoek is er niet gedaan naar ZZP’ers, hoewel zij al vanaf het midden jaren van de negentig van de vorige eeuw een factor van betekenis vormen.
Verzamelen, ordenen, interpreteren
De tijd tussen de verlening van de opdracht en het moment waarop de werkgroep moet rapporteren was te kort om alsnog serieus empirisch onderzoek te gaan doen en de lacunes aan te vullen. Dus zal het aankomen op: verzamelen, ordenen, wegen en interpreteren van de kennis die we wél hebben – in de hoop dat er genoeg overblijft om althans enige houvast te hebben.
Wat we tot nu toe hebben gezien van de input die aan de werkgroep is geleverd, houdt aan kwaliteit niet over. Vooropgesteld: op wat is aangeleverd vanuit de departementen hebben we geen zicht. Wat dat waard is, kunnen we pas beoordelen als we het rapport in handen hebben. De inbreng van de belangenorganisaties kennen we wel, want die hebben hun pleidooien allemaal gepubliceerd. Maar die zijn precies wat hun naam zegt: belangenorganisaties – dus zij hebben behalve waardevolle praktijkkennis vooral ook een visie en een mening die vorm en richting geven aan hun verhaal. Blijven over de adviesorganen die door de werkgroep zijn uitgenodigd om hun inbreng te leveren: met name het Centraal Planbureau en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Waar zijn die belangrijke, door de overheid bekostigde instituten voor beleidsgericht onderzoek mee gekomen?
Een ‘discussiebijdrage’
Het Centraal Planbureau (CPB) kwam eind oktober met wat het kwansuis bescheiden een ‘discussiebijdrage’ noemde. Opvallende conclusies waren dat een belangrijk deel van de ZZP’ers qua werkzaamheden nauwelijks te onderscheiden is van werknemers in loondienst, dat slechts een beperkt aantal ZZP’ers maatschappelijke meerwaarde genereert doordat zij innovatief zijn of doordat hun ZZP-status langdurige werkloosheid voorkomt, dat stimulering van ZZP’ers met de zelfstandigenaftrek niet efficiënt is, en dat ZZP’ers zich vaak onvoldoende verzekeren tegen inkomensrisico’s, waardoor die op de samenleving worden afgewenteld.
Vooringenomen
Tussen de regels van de CPB-bijdrage door viel te lezen dat de opstellers het fenomeen ‘ZZP’ eigenlijk zagen als een doorgeschoten vorm van individualisering, waarvan wel de lusten maar niet de lasten bij betrokkenen terechtkwamen. Bij gebrek aan een zakelijke onderbouwing van die mening klonk dat een beetje vooringenomen, signaleerde eerst Ronald Mulder nog redelijk ingetogen, en vervolgens Bert Brussen wat heftiger.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau had al in september een rapport afgeleverd bij de werkgroep, maar vond het pas deze week nodig die publiek te maken. De samenvatting van zijn conclusies die het instituut daarbij gaf klonk niet bepaald opzienbarend. Wie enigszins is ingevoerd wist natuurlijk al lang dat ZZP’ers vooral door werkgevers worden ingehuurd als die tijdelijk specialistische kennis nodig hebben, dat sommigen van hen veel verdienen en velen weinig, en dat desondanks de meesten tevreden zijn met hun werk – tevredener zelfs dan werknemers in loondienst. Tot zo ver niks mis met het verhaal van het SCP.
‘Bad risks’ op de arbeidsmarkt
Tot wenkbrauwen fronsen leidde wel de observatie van het SCP dat nogal wat mensen die nu ZZP’er zijn vroeger in loondienst hadden gewerkt, een periode werkloos waren geweest en een uitkering hadden gehad. Op zich misschien een objectief feit, geen zorg en geen zegen. Maar het SCP plakte er een etiket op: kennelijk waren nogal wat ZZP’ers ‘bad risks’ op de arbeidsmarkt: mensen die het niet in zich hadden om op een normale manier aan de bak te komen en die het dus maar zo probeerden.
Die beledigende kwalifikatie gaf Johan Marrink aanleiding tot een lezenswaardig blog onder de alleszeggende titel Werknemer vraagt vaker uitkering dan ZZP’er. Wat de voorman van Stichting ZZP Nederland daarin nog niet eens vermeldde, was dat het UWV de afgelopen jaren mensen met een uitkering doelbewust richting zelfstandig ondernemerschap heeft geloodst. Of dat verstandig was van het UWV kun je je afvragen, maar het gaat in elk geval niet aan om degenen die daar toen op in zijn gegaan en die geprobeerd hebben er het beste van te maken, nu weg te zetten als ‘bad risks’. Als je überhaupt al in zulke termen over mensen mag praten.
Borrelpraat
Mocht dat nog een omissie heten – zij het een merkwaardige voor een instantie met die statuur – in zijn conclusies vloog het SCP compleet uit de bocht. Zoals Volkskrant-columniste Asha ten Broeke ontdekte, bezondigden de onderzoekers zich in hun samenvatting en conclusies aan wat zij in een van haar tweets ‘een soort psychoanalyse’ noemde.
ZZP’ers geven zelf vaak aan dat zij vanuit hun behoefte aan vrijheid gekozen hebben voor het bestaan als zelfstandig ondernemer. Het SCP had dat genoteerd, maar niet zonder bijgedachten. Als je ziet hoe precair de situatie is waarin veel ZZP’ers verkeren, merkten de samenstellers op, dan moet je je afvragen of hun verhaal over vrijheid niet een ‘rationalisatie achteraf’ is – een manier om de ellende nog een beetje draaglijk te maken. Ten Broeke wees er terecht op dat het SCP daar op geen enkele manier onderzoek naar had gedaan en zeker ZZP’ers zelf daar niets over had gevraagd – zodat deze conclusie niet meer is dan borrelpraat.
Onbevoegd psychologiseren
Een tweede voorbeeld van onbevoegd psychologiseren van de kant van het SCP vond Asha ten Broeke in een passage over de relatie tussen ZZP’ers en hun opdrachtgevers. ZZP’ers zouden sterk ‘hechten aan hun bijzondere status op de arbeidsmarkt’ (vrij, flexibel, specialistisch), maar hun opdrachtgevers zouden daar ‘wat nuchterder’ tegenaan kijken (nuttige klapstoeltjes zolang ze goedkoper zijn dan vast personeel of uitzendkrachten). Kan dat nog doorgaan voor een interessante observatie, ronduit bespottelijk wordt het als het SCP vervolgt met een alinea over de ‘mentale onzekerheid’ die dat oplevert voor die arme ZZP’ers:
Het zakelijke karakter waarmee ‘de vragers’ geneigd zijn zzp’ers te benaderen kan bovendien inhouden dat het psychologisch contract met deze groep minder sterk is dan met ‘gewone’ tijdelijke en vaste werknemers, voor wie werkgevers (…) zich eerder verantwoordelijk voelen. Hoewel dit aspect nadere studie vergt (…) is het gezien de zakelijke aard van de relatie niet ondenkbaar dat de eerder genoemde vrijheid van zzp’ers in economisch onzekere tijden niet alleen omslaat in financiële, maar ook in mentale onzekerheid.
Informatie en desinformatie
Met andere woorden: ZZP’ers zijn niet alleen armoedzaaiers, ze lijden niet alleen aan waanideeën, maar het zijn ook nog eens geestelijke wrakken. Tenminste, dat moeten we aannemen van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat zich op zijn website laat voorstaan op de wetenschappelijke kwaliteit van zijn werk: ‘De publicaties van het SCP zijn vaak gebaseerd op analyses van grote databestanden. Dit heet kwantitatief onderzoek.’ Vaak, maar nu even niet ….
Als het Interdepartementaal Beleidsonderzoek ZZP het van dit soort Quatsch moet hebben, zijn de leden van de werkgroep en hun voorzitter niet te benijden. Hoe moeten zij in vredesnaam het kaf van het koren scheiden in de mengeling van informatie en desinformatie die over hen is uitgestort? Zij staan onder grote politieke en maatschappelijke druk om met resultaten te komen. De uitdaging daarbij is om het hoofd koel te houden en niet mee te gaan in alle stemmingmakerij.
Het belang van ZZP’ers en hun opdrachtgevers – samen een substantieel deel van onze economie – is domweg te groot om van de planbureaus broddelwerk te accepteren. Voor het IBO ZZP staat het licht nu echt op oranje.
Pierre Spaninks schrijft iedere zondag over zzp’ers in TPO Magazine. Klik hier voor een overzicht en hier voor een abonnement.