Witte maandag’ heette het: de massaprotesten die de meeste grote steden in Brazilië tijdens de avondspits platlegden. Wit, omdat de demonstraties, anders dan de onlusten van vorige week, vreedzaam moesten verlopen. In de meeste steden lukte dat ook. In Rio de Janeiro raakten demonstranten wel slaags met de oproerpolitie.
In São Paulo waren zo'n 65.000, in Rio de Janeiro maar liefst 100.000 mensen op de been. Mijn standplaats, Salvador, is de derde stad van Brazilië maar past vier keer in Rio en zeven keer in São Paulo. Het aantal demonstranten lag er dus beduidend lager. Toch was tienduizend man niet gek voor het eerste azijnoproer-protest in de stad.
Boos over WK
Rond de klok van vier uur ’s middags hadden zich voor het grote winkelcentrum Iguatemi, in het moderne zakencentrum van de stad, zo’n vijfhonderd mensen verzameld. Velen droegen maskers voor hun mond en hadden azijn bij zich, tegen eventueel traangas.
Layla Andrade, studente journalistiek, droeg, zoals een groot deel van de demonstranten, wit. Op een stuk karton (zie foto rechts) schreef ze: “Jullie hebben stadions gebouwd, maar het land eromheen vergeten.”
“Ik ben hier om twee redenen,” zegt Layla. “Ten eerste vind ik dat studenten gratis met de bus zouden moeten mogen. Ten tweede ben ik boos over al het geld dat de regering besteedt aan evenementen als het WK en de Olympische Spelen, terwijl mensen hier op straat liggen te creperen omdat het gezondheidssysteem zo slecht is.”
Vreedzaam protest
Even later zie ik een meisje van een jaar of twintig met een tweetal politieagenten van hoge rang van gedachten wisselen (zie foto rechts.) “We willen een vreedzaam protest,” legt ze hen glimlachend uit. Als ze met de agenten uitgepraat is stap ik op haar af. Ze heet Emily Costas, studeert rechten, en staat erop dat ze noch de leider noch de woordvoerder van de demonstranten is. “Er zijn geen leiders. Dit is het volk. We willen demonstreren, maar op een vreedzame manier. Dat hebben we met de politie afgesproken.”
“Jij / die aan de zijlijn staat / wordt ook uitgebuit.”
Zodra de demonstranten aan hun mars door het zakencentrum van Salvador beginnen zwelt de menigte aan. Rond een uur of zes zijn er al enige duizenden mensen op de been, lang niet allemaal studenten. Ik zie ouderen, jongeren, mensen met een stropdas en mensen zonder hemd. De leus die ik het vaakst hoor is “Jij / die aan de zijlijn staat / wordt ook uitgebuit.” Het helpt: rond zevenen blokkeren tienduizend mensen het plein voor het winkelcentrum Iguatemi, een van de belangrijkste verkeersknooppunten van de stad.
Dat leidt echter niet tot geweld. Steeds als demonstranten ergens slaags dreigen te raken met woedende automobilisten roept de menigte als één man ‘Geen geweld! Geen geweld!” Waarop de gemoederen als bij toverslag bedaren.
Gratis naar huis
Als de demonstratie op zijn eind loopt worden de chauffeurs van tientallen bussen die in de verkeerschaos vaststaan door groepjes demonstranten gedwongen passagiers – zowel demonstranten als wachtende forensen – gratis te vervoeren. Gooit een chauffeur zijn deuren niet open, dan mag hij niet verder rijden. De meesten doen het glimlachend.
Geen traangas
De politie hield zich tijdens de hele demonstratie opvallend afzijdig. Heel erg verbazingwekkend is dat niet. Na de veldslagen in São Paulo, Rio de Janeiro en Brasília vorige week is meer bloedvergieten wel het laatste wat de autoriteiten kunnen gebruiken.
En de Braziliaanse regering? President Dilma Rousseff zei dinsdagmiddag (Braziliaanse tijd) dat ze 'de roep om verandering hoort.' Dat moet ook wel, want 250.000 mensen kunnen samen heel hard schreeuwen. Het gaat er nu dus om wie de langste adem heeft – de regering of de deelnemers aan het azijnoproer.