Lisa Jackson, huisvrouw en Bouquetreeksverslaafde
‘Ik wilde altijd al schrijver worden, maar dacht dat het een onmogelijke droom was. Ik wist dat ik talent had, maar ik zat vast in Oregon. Toen ik trouwde en kids kreeg, stopte ik met studeren en ging op andermans kinderen passen om geld te verdienen. Een soort professionele huisvrouw.
Mijn leven veranderde toen mijn zus Nancy met een artikel uit de Times kwam aanzetten over vrouwen die goud geld binnenharkten met het schrijven van romans. ‘Dat kunnen wij ook!’ Samen hebben we het geprobeerd, maar dat werd niets. Dus deden we marktresearch waar wel vraag naar was: bouquetromans. Het lukte me uiteindelijk om zo’n vijftig bouquetromans te produceren. Historische verhalen die me de keel gingen uithangen: ik wilde suspense. Ik begrijp niet hoe je zo’n dik boek kunt lezen als het alleen over de liefde gaat. Ik wil Mozes die de Rode Zee scheidt of iets anders dramatisch. Dus voegde ik uiteindelijk een lijk toe. Na het eerste bloed op de pagina’s kon en wilde ik niet meer terug.
Ik weet niet hoeveel boeken ik heb geschreven, hoeveel mensen ik heb laten sterven. Mij gaat het om wie het heeft gedaan, en vooral waarom. Ik wil dat de lezer zich kan identificeren met de dader. Ze moeten door de ogen van de killer kijken, dus zijn motivatie begrijpen.
Ik probeer wel iets aan het thrillergenre toe te voegen. Niet alleen maar dames die in de problemen raken en door tough guys gered moeten worden. Daarom heb ik in mijn laatste boek, Zonder mededogen, de tiener Shaylee een expert in jiu jitsu gemaakt. Het is tijd voor de kick ass girl.
Het feit dat ik alleenstaand moeder ben, helpt bij het schrijven van thrillers. Scheiding, kinderen opvoeden, banen zoeken: je krijgt zoveel emoties op je bord, daar kan geen enkele studie tegenop. Mijn sociale instincten zijn enorm ontwikkeld door mijn dagen alleen, dat zie je terug op de pagina’s. Sommige mensen drinken als ze schrijven, of luisteren naar klassiek. Ik wacht tot het gezin op bed ligt en loop dan pas naar mijn schrijfmachine. Niets saaiers dan slapen: liever aan mijn volgende thriller werken.’
Lisa Jackson: Rozenkrans
Jeffery Deaver, folkzanger, advocaat en auteur 25e James Bond
‘Wie had ooit kunnen denken dat de dromen van een 8-jarige jongen zouden uitkomen? Toen las ik voor het eerst een James Bond-boek. Met rode oortjes, want ik snapte zelf wel dat ik te jong was voor die grotemannenavonturen. Sindsdien ben ik verslaafd aan Ian Flemings Bond. Op mijn elfde schreef ik mijn eerste (ongepubliceerde) boek over een Britse agent die de Sovjet-Unie binnensluipt om een bommenvliegtuig te stelen. 28 thrillers verder staat mijn naam, op een James Bond-boek!
Dat ik dit karakter niet zelf heb bedacht, heeft geen problemen opgeleverd. Waarom zou een Amerikaan geen Europeaan op papier kunnen zetten? Ik heb hem wel een Deaver-opfrisbeurt gegeven. James is nu een veteraan van de Afghaanse en Iraakse oorlog en bevindt zich in een rollercoaster waar ik patent op heb. Actie tot op de laatste pagina. Ik heb miljoenen fans over de hele wereld die mijn actuele thrillers kopen. Ik wilde hen tevredenstellen en tegelijkertijd in mijn Carte Blanche Ian Flemings creatie recht doen.
Ik heb dus al vanaf mijn kindertijd thrillers willen schrijven. Maar de weg daarheen was niet gemakkelijk. Een tijd lang verdiende ik mijn geld als folkzanger. Ik had dollars nodig, want van mijn gedichten moest ik het niet hebben. Leuk om te doen, maar tegenwoordig durf ik niet eens meer aan karaoke mee te doen. Het zingen heeft me wel geholpen met het vasthouden van ritme en snelheid in een verhaal. Mijn zinnen moeten de pagina af grooven. Bovendien was het schrijven van songteksten een goede training in het zuinig zijn met woorden. Meer met minder.
Toen de muziek niet echt financieel gunstig uitpakte, heb ik mijn advocatenexamen gedaan. De research in dat vak komt nog steeds van pas als ik de wereld van de geheime diensten beschrijf. En ik begrijp de wetten beter die mijn personages aan hun laars lappen. Neem Bond, die toestemming heeft om mensen te vermoorden. Je moet een heel speciaal karakter hebben om daar mee om te gaan.
Hoe dan ook, al die verschillende carrières hebben mij tot een flexibel man gemaakt met veel vrienden, die graag tijdens een etentje naar mijn nieuwe probeersels luisteren. De oudste vorm van literatuur: verhalen vertellen. Kan ik iedereen aanraden.’
Jeffery Deaver: Carte Blanche (2011); in Idolaat (2012) verwerkte hij zijn muziekaspiraties in thriller over muziekweeld, incl. eigen songteksten en -opnamen.
Rita Monaldi en Francesco Sorti Classica, respectievelijk musicoloog, boekengeschenk Maand van het Spannende Boek
Het schrijversechtpaar Rita Monaldi en Francesco Sorti scoorde met Imprimatur een internationale bestseller, waarin ze de stelling verdedigden, dat paus Innocentius de Nederlandse (protestantse) koning Willem III gesteund zou hebben tegen de Engelse (katholieke) koning Jacobus II. Dat viel niet goed bij het Vaticaan, zodat hun verdere schrijverscarrière niet over rozen ging. Inmiddels verschijnen hun op veelvuldig archiefonderzoek gebaseerde thrillers in twintig talen. Je zou ze als de historisch verantwoorde tegenhangers van Dan Brown kunnen zien.
‘Wij (het echtpaar spreekt bij voorkeur in wij-vorm, red.) zijn niet bang om op basis van archiefonderzoek radicaal nieuwe ideeën in onze thrillers te verwerken. Je mag ons eigenwijs noemen. Die kwaliteit stamt uit onze tijd als journalist. We schreven midden jaren negentig voor kranten. In de periode dat de ene Italiaanse politicus na de andere banden met de georganiseerde misdaad bleek te hebben. Gouden tijden voor twee jonge ambitieuze journalisten. We hebben geluk gehad in die tijd onze ‘opleiding als romanschrijver’ te hebben gehad. Voortdurend archiefonderzoek doen, zonder in academische pietluttigheden te vervallen. Als je voor een krant schrijft, moet je het kort en bondig houden. Oké, wij schrijven normaliter dikke pillen, maar je wil niet weten hoeveel we hebben weggegooid.
Misschien hadden we nooit de overstap naar boekenschrijven durven maken, als onze krant niet failliet was gegaan. We stonden op straat, hadden nog geen kinderen en besloten onze droom te verwezenlijken. Lekker in de archieven van Rome rondkijken en vijf jaar onderzoek doen en drie jaar ploeteren op Imprimatur. Die luxe heb je niet als journalist!
We hebben gekozen voor het crimegenre, omdat er geen geschiedenis van de mensheid bestaat zonder misdaad. Een uitstekend startpunt voor de zoektocht naar de meedogenloosheid in het centrum van de macht. En naar duistere ziel van de macht.
Extra inspiratie halen we uit onze studies klassieke talen en musicologie. Onze eerste drie romans zijn zozeer doordrenkt met muziek, dat ze in veel landen vergezeld gaan van muziek-cd’s. In andere boeken onthullen we de vervalsingen van Latijnse en Griekse opera’s. Daar hadden we onmogelijk over kunnen schrijven zonder onze academische training. Niet dat een universitaire opleiding verplicht is voor historische thrillers.
In Versluieringlaten we zien dat een traktaat uit de 16e eeuw over staatsgrepen een valse plaatsnaam en datum heeft. Waarom die verdraaiingen? Waarom die versluiering? Misschien hebben wij auteurs wel gewonnen door de waarheid (hoe beperkt ook) aan het daglicht te brengen.’
Monaldi & Sorti: Versluiering
Jussi Adler-Olsen, stripboekenuitgever, vredesactivist, piraat, huizenbouwer
‘Ik heb mijn schrijversloopbaan aan Nederland te danken. Ik woonde hier in Schiedam in 1980 in de flat van een cartoonist die een tijdje naar Amerika vertrok. Zes maanden lang heb ik over Delft uitgekeken en geprobeerd een nogal politiek boek over Cambodja te schrijven. Veel te grimmig.
Dat ik aanvankelijk maatschappelijk geëngageerd wilde schrijven komt voort uit mijn voorzitterschap van de Deense vredesbeweging. Ik was best wel een pacifistische rouwdouwer in die tijd, een piraat met goede bedoelingen. Als we niet linksom onze zin kregen, dat ging het ?rechtsom.
Het heeft lang geduurd voor ik mijn heil zocht bij de thrillers. Blijkbaar moest ik een leven van 12 ambachten, 13 kadavers leiden. Zonder op te scheppen heb ik eigenlijk altijd succes gehad in wat ik deed. Of het nu ging om het componeren van filmmuziek voor cartoons of het leiden van de grootste tijdschriftuitgever van Denemarken.
Eerlijk gezegd weet ik niet of dat veel invloed op mijn schrijfstijl heeft gehad. Ik denk eerder dat de ervaringen uit mijn jeugd wel moesten leiden tot het schrijven van misdaadromans. Mijn vader is seksuoloog en werkte in psychiatrische ziekenhuizen. Ik ben daar vanaf mijn vijfde opgegroeid. En in de jaren vijftig was het nog echt One flew over the cuckoo’s nest, maar dan een graadje erger. Ik kon overal rondlopen en heb alles gezien. Shocktherapie, naakte schreeuwende mannen, vrouwen in kooien. Op mijn zesde was mijn beste vriend Morck, een moordenaar. Hij gaf me een klein katje. Ik wist dat hij een moordenaar was, maar ik vond het leuk om met hem te praten. De jaren tussen de gekken hebben me een liefde voor merkwaardige mensen bijgebracht. Die jeugdervaring komt weer terug in mijn laatste roman Dossier 64, onderdeel van de reeks Q. Q is een politieafdeling die oude cases opwarmt. Geeft mij de kans allerlei misstanden uit het verleden op te raken. De Duitse vluchtelingen die na WOII in Deense vluchtelingenkampen zijn gestorven. Ik heb nog heel wat schandalen uit het Deense verleden af te werken. Nee, die activist in mij is voorlopig nog niet dood en voedt mijn schrijverswoede.’
Jussi Adler-Olsen: Het Washingtondecreet, (voorjaar 2013 verschijnt nieuw Q deel: Het Marco-effect)