De jaren zeventig en tachtig stonden bol van mediagenieke zaken die het daglicht niet konden verdragen. Bij de oosterburen zagen we hoe de nietsontziende terroristen van de Baader-Meinhof-Gruppe (later Rote Armee Fraktion) met bloedige aanslagen een hele natie in angst dompelde. De Britten kampten met de IRA, Spanje had de ETA. In Italië werd premier Aldo Moro door de Rode Brigade ontvoerd en vermoord, en bij zuiderburen had je de Bende van Nijvel.
Ook Nederland sprak een duchtig woordje mee. De treinkapingen bij Wijster (1975) en De Punt (1977) en de gijzeling van een basisschool in Bovensmilde (1977) hadden Nederland al op de criminele kaart gezet. Ze werden gevolgd door de ontvoeringen van de tycoons Maup Caransa (1977), Toos van der Valk (1982), Freddy Heineken (1983) en Gerrit-Jan Heijn (1987). Daar kon je in het buitenland mee aankomen.
Zaken als deze hielden Nederland wekenlang aan buis en krant gekluisterd. Ook ik ontkwam er niet aan. Bezeten was ik, en spelde ieder nieuwsfeitje. Het was namelijk juist in die tijd dat ik als puber kranten ging lezen en journaals kijken, en me begon te interesseren voor de wereld om mij heen.
De gijzelingen in Wijster, Bovensmilde en De Punt maakten nog de meeste indruk. Vooral omdat deze bij ons om de hoek plaatsvonden. Datzelfde gold voor de verdwijning van Digna van der Roest, in 1982. Het negenjarige meisje verdween in juni van dat jaar op klaarlichte dag van de aardbodem. De politie kreeg nog niet één concrete aanwijzing.
Ik kan de flyer Help ons Digna vinden nog zó uittekenen. De foto van het meisje staat op m’n netvlies gegrift, zoveel indruk moet de vermissing destijds op mij als zestienjarige hebben gemaakt. Telkens als er in de jaren die volgden een kind verdween of werd vermoord, moest ik weer denken aan Digna van der Roest. Of ze nou Nicky Verstappen, Andrea Luten, Tanja Groen of Willeke Dost he(et)ten. Zoals adolescenten van nu over 35 jaar nog zullen weten wie Anne Faber is, zo heb ik dat met Digna van der Roest.
•
Op 7 juni 1982 verdwijnt ze plotseling. Ze was vanuit haar school in de Rivierenbuurt met lijn 42 van busdienst GADO naar Oosterhogebrug gereden, aan de noordoostkant van de stad. Daar was ze, zoals altijd, uitgestapt bij de bushalte aan de Rijksweg. Digna van der Roest, hoogblond en gekleed in een blauw zomertopje met bandjes, een gebloemde witte rok en blauwe sportschoenen met witte strepen, moest vanaf daar nog zo’n vijfhonderd meter lopen naar haar ouderlijk huis aan de Kamilleweg. Onderweg is ze even na drieën nog gezien in de Speenkruidstraat. Sindsdien ontbreekt ieder spoor. Opgelost in lucht, lijkt het. Poef.
Als Digna ’s avonds nog niet thuis is, slaan haar ouders alarm. Om negen uur, nog dezelfde avond, gaan tachtig buurtbewoners en twintig politiemensen in de wijk Ulgersmaburg op zoek naar haar. Ze treffen geen teken van wat dan ook aan.
Een dag later wordt er een onderzoeksteam van twaalf rechercheurs geformeerd. Die zoeken, met behulp van helikopters, vijvers en sloten af. Huis aan huis wordt er op deuren geklopt. Geen etablissement wordt overgeslagen. Zelfs seksclubs en bars worden aangedaan. Op zoek naar iemand die ook maar enig licht in de duisternis kan verschaffen.
De wanhopige familie schakelt zelfs een helderziende in. De uitverkorene is één van de maar liefst ‘180 helderzienden en andere verrekijkers’ die zich bij de Groningse politie hebben aangemeld. Hoofdinspecteur Kasper Doornbusch moet niks van deze poespas hebben, maar de familie is vertwijfeld. Bovendien: niet geschoten is altijd mis. Het spoor van het medium voert de familie tot in de wijk Beijum, maar loopt – uiteraard – dood.
Sommige mensen zien een link met de moord op de vijftienjarige Annet van Akkeren, van een paar maanden eerder. Zij werd door middel van 26 messteken om het leven gebracht. Haar ontzielde lichaam werd gevonden in de bosjes bij zwembad De Papiermolen. Dat zwembad ligt in de Rivierenbuurt, vlakbij de school van Digna. Maar de politie meent niet dat er een verband bestaat.
De verdwijning van Digna krijgt nationale zendtijd, in de vorm van een politiebericht. Zo’n politiebericht was destijds, in het pre-Opsporing Verzocht-tijdperk, een sporadische uitzending van amper een minuutje, onmiddellijk na het 8 uur journaal. Het levert 250 tips op, maar de gouden zit er niet tussen. Ondertussen zoekt de Mobiele Eenheid in de zandhopen van de in aanbouw zijnde rondweg. Zonder resultaat.
Ook dominee Dijkstra uit Hoogkerk, een vriend van de familie, doet via een open brief in de krant een wanhopige oproep aan de ontvoerder(s). In Gods naam, schrijft hij: “Slechts op één telefoontje zit ik nu te wachten. Dat wat onmiddellijk tot gevolg heeft dat Digna thuis komt. Hoe dan ook.” Hij belooft dat hij de politie niet zal inschakelen, want beroepsgeheim, maar er volgt geen antwoord.
De vader van Digna van der Roest is leraar op de School voor Beroepsvoorbereidend Onderwijs. Collega’s en leerlingen zetten onder de naam Help ons Digna vinden een actie op touw, en roepen mensen die denken meer te weten via een advertentie in verschillende dagbladen op om via een speciaal telefoonnummer contact op te nemen. Het leidt niet tot bruikbare tips.
Vijf weken na de verdwijning krijgt de zaak via AVRO’s Televizier Magazine opnieuw landelijke aandacht. Jaap van Meekren zet heel Nederland weliswaar aan het prakkizeren – zowel politie, dominee Dijkstra als de familie Van der Roest zelf worden bedolven onder de telefonische tips – maar soelaas bieden doet ook dit mediaoffensief niet.
Het is inmiddels 6 september, dus drie maanden na de verdwijning, als de familie besluit tot nog één desperate poging om het meisje terug te vinden: er worden niet minder dan honderdduizend raamposters gedrukt. 80.000 voor de stad Groningen en nog eens 20.000 voor de omgeving, met daarop de foto van Digna, en de voornoemde kreet Help ons Digna vinden. Van dat totaal komt zeker een derde te hangen achter tienduizenden Groningse ruiten – van zowel huizen als auto’s. Maanden later hangen veel van de posters er nog steeds.
Ook deze ultieme poging loopt op niets uit. Het rechercheteam is inmiddels teruggebracht van twintig naar vier, en zo langzaamaan lijkt de zaak dood te bloeden. Er is namelijk nog geen spoor of aanknopingspunt dat ook maar tot een gering sprankje hoop leidt. Totdat er in maart van 1983 toch nog iets van schot in de zaak lijkt te komen.
Er meldt zich namelijk een vrouw bij de politie, die zich driekwart jaar na de verdwijning plotseling zegt te herinneren dat ze op 7 juni 1982, rond half vier ’s middags, in de Speenkruidstraat, bijna van de sokken werd gereden door een donkerrode auto. Op de achterbank zou een blond meisje gezeten hebben. Achteraf gezien, zegt de vrouw, zou dat best eens Digna van der Roest kunnen zijn geweest.
Ver gezocht? Hoogst onwaarschijnlijk? Dat lijkt er wel op. Maar de Groningse politie laat niks aan het toeval over. De vrouw wordt geheel vrijwillig onderworpen aan een zogenaamd diepteverhoor: een ondervraging onder (lichte) hypnose. Een techniek die in Duitsland is verboden, en die in Nederland slechts mag worden toegepast als al het andere heeft gefaald.
De getuige komt onder hypnose tot een gedetailleerde compositietekening van de chauffeur. Ze geeft de politie zelfs dermate veel hoop dat er maar liefst vijftig rechercheurs ingeschakeld worden die op zoek gaan naar de donkerrode auto en z’n bestuurder. Er worden zevenduizend mensen ondervraagd, en duizenden manuren worden gespendeerd. Met, op een hoop frustratie na, nul komma nul resultaat.
Twee maanden later, op 14 juni 1983 zet de Groningse politie er moegestreden een punt achter. Het dossier Digna van der Roest gaat in de kast. “Alles wat te onderzoeken valt is onderzocht”, zegt hoofdinspecteur Doornbusch. Er wordt nog gehoopt op een toevalstreffer, maar actief gespeurd wordt er vanaf vandaag niet meer. “Deze zaak is echt wat je noemt spoorloos.”
•
Dan wordt het 5 september 1983. In Utrecht kampt Hannie P. (24) met een knagend geweten. Ze neemt daarom een vriendin in vertrouwen en vertelt haar wat er anderhalf jaar eerder in Groningen is voorgevallen. De vriendin klappert met de oren, en haalt Hannie over naar de politie te stappen.
Na lang aandringen geeft Hannie P. toe. Op het politiebureau in Utrecht doet ze haar verhaal. Daar blijkt al snel dat ze geen fantaste is. Zo wijst ze de plek waar Digna ligt begraven tot op de meter nauwkeurig aan, en noemt haar man Ton P. (33) als dader. Omdat ze erg onduidelijk is over haar eigen rol in de moord, wordt Hannie P. ter plekke gearresteerd.
Het is overigens niet de eerste keer dat de voormalige prostituee Hannie P. haar man erbij lapt. Dat had ze twee jaar eerder, in 1981, ook al eens gedaan. In maart van dat jaar geeft ze hem aan. De aanklacht: ontucht met negen zéér jonge (buur)kinderen, variërend in de leeftijd van vier tot acht jaar. Ton P. wordt gearresteerd, maar wordt niet veel later toch weer vrijgelaten, als Hannie haar aanvankelijke verklaring weer intrekt. Een reden geeft ze niet, maar het gebeurt na een gesprek onder vier ogen met Ton P.
De politie ziet geen reden om de oorspronkelijke aantijging van Hannie verder te onderzoeken. Maar de buurtgenoten van P. weten genoeg: op een goede avond dringen vier gemaskerde mannen de woning binnen, en bewerken P. met een loden pijp. Hij weet z’n belagers deels af te weren met een zwaard, maar komt gewond in het ziekenhuis terecht.
Terug naar 1983. Daar hoeft de politie, na Hannie’s bekentenis in Utrecht, niet lang te zoeken naar Ton P. Die zit namelijk achter tralies in Veenhuizen een straf van veertien maanden wegens inbraak uit. In de weken en maanden die volgen, spreken de verklaringen van Ton en Hannie elkaar op verschillende punten tegen. Het gaat dan vooral om de vraag wie de initiator was en wie de slaafse volgeling, en tot hoever de ontucht met het meisje strekte. Wat in ieder geval onomstotelijk vaststaat, is dat beiden verantwoordelijk zijn voor de gruwelijke dood van Digna van der Roest.
•
Een reconstructie op basis van rechtbankverslagen uit het Nieuwsblad van het Noorden, het Parool, het Vrije Volk, Trouw en De Telegraaf:
Op maandagmiddag 7 juni 1982 fietst Hannie P. door de Groningse wijk Ulgersmaborg, met als doel een meisje op te pikken. Hannie beweert dat dit in opdracht was van Ton, die verlof heeft van een zoveelste gevangenisstraf wegens inbraak, en die thuis op haar zit te wachten. Het was óf een onbekend meisje van de straat, óf één van haar eigen kinderen. “Hij moest en zou een kind hebben”, verklaart Hannie. “Anders zou hij één van mijn kinderen pakken.”
Ton, een liefhebber van zogenaamde Lolita-porno (jonge meisjes), ontkent dit in alle toonaarden. Volgens hem was het juist Hannie die steeds weer kwam aanzetten met jonge meisjes. Hij werd er alleen maar in meegezogen. Zo ook op deze maandagmiddag. Hannie had hem weer eens willen verrassen, volgens Ton.
Toen Hannie P. in de Speenkruidstraat een blond meisje op blauwe sportschoentjes tegenkwam, aarzelde ze geen moment.
“Wil je mijn nest jonge poesjes zien”, vroeg ze het meisje, dat Digna heette.
Nou, dat wilde ze wel. Gevaar zag ze niet. Want waarom ook? Ze was, zoals ieder kind, steeds gewaarschuwd om niet bij vreemde mannen in de auto te stappen. Maar dit was een vrouw. Op de fiets ook nog. En dus ging ze nietsvermoedend bij Hannie achterop zitten. Op naar het nest jonge poesjes. Onderweg werd nog wel even gestopt bij een feestartikelenwinkel. Om een masker voor het meisje te kopen.
Van de Speenkruidstraat, in de wijk Ulgersmaborg, naar de Bilitonstraat, in de Indische buurt, is een afstand van drieëneenhalve kilometer. Toch is er geen getuige geweest die de twee heeft zien fietsen. Logisch, wellicht. Wie let er nou op een meisje achterop de fiets bij wat gemakkelijk haar moeder zou kunnen zijn?
Ton P. zegt in de veronderstelling te hebben verkeerd dat Hannie boodschappen ging doen, of dat ze hun dochter van de crèche aan het ophalen was. “Maar ze belde en zei: Ik heb een meisje van de straat gepakt.” Volgens Ton zou hij hebben geantwoord dat ze even normaal moest doen.
Vrijwel onmiddellijk nadat ze in de Bilitonstraat zijn gearriveerd, krijgt Digna ranja met daarin fijngestampte slaapmiddelen. Zowel Ton als Hannie P. plegen vervolgens ontucht met het weerloze meisje.
Enkele uren later. Terwijl drieëneenhalve kilometer verderop wanhopige ouders samen met buurtbewoners en politie hun wijk uitkammen, zoeken Ton en Hannie P. koortsachtig naar een oplossing om van Digna af te komen. Omdat Digna wat intelligenter is dan ze gewend zijn, zijn ze bang dat ze hen wel eens zou kunnen verraden. Van de buren wordt een auto geleend, onder het mom van dat er een oma moet worden bezocht. In de auto worden een schop, een stuk touw en een zaklantaarn gelegd. Zodra het donker is, wordt ook Digna achter in de auto gelegd.
Het duo rijdt richting het zuiden via de A28. Voor Hoogeveen draaien ze bij Pesse de tegenwoordige N375 op, en rijden richting Meppel. Op een parkeerplaats, ter hoogte van Ruinen, wordt gestopt. Wat er vervolgens gebeurt tart iedere beschrijving. Het illustreert perfect het sociopatische karakter van de twee. “Huiveringwekkend, schokkend en mensonwaardig”, zou procureur-generaal Rosingh er later over zeggen.
Zonder in details te treden: het meisje wordt door Hannie gewurgd, waarna ze wordt begraven in een greppel. Het moet op dat moment zo rond twee uur ’s ochtends zijn.
•
De Groningse politie kan op het dossier Digna dus een kruisje zetten. Opgelost. Toch krijgt het korps behoorlijk wat kritiek te verduren. Had Digna’s dood voorkomen kunnen worden?, bloklettert bijvoorbeeld De Telegraaf. Ook in het Nieuwsblad van het Noorden krijgt de Groningse politie er van hoofdredacteur Ger Vaders behoorlijk van langs. “Als ze hun verstand hadden gebruikt…”
Want waarom werd de aanklacht van Hannie P. uit 1981 niet verder onderzocht, ook al trok ze de aangifte zelf weer in? De details die ze destijds had gegeven schreeuwden om nader onderzoek. Als daar grondig naar zou zijn gekeken, was er wellicht nooit een zaak-Digna van der Roest geweest. “Iedereen in de buurt wist dat Ton P. zijn handen niet kon thuishouden”, aldus een buurvrouw. “Maar de politie deed niets.”
En hoe is het, zeker in dat licht, mogelijk dat een pedoseksueel als Ton P. na de verdwijning van Digna nooit op de radar van de politie is verschenen? Twintigduizend manuren werden gespendeerd, en ieder strohalmpje werd onderzocht. Dan had de levenswandel van Groninger P. toch ook wel even tegen het licht mogen worden gehouden, niet?
Politiewoordvoerder Arjan van der Leur waste in De Telegraaf van 8 september 1983 zijn handen in onschuld. “Achteraf is dat inderdaad gemakkelijk praten”, zegt hij. “Maar we moeten daarbij een aantal zaken in het oog houden. Het heeft nooit vastgestaan, en dat doet het nóg niet, dat Digna seksueel is misbruikt. P. is bovendien nooit voor ontucht veroordeeld, maar uitsluitend verdachte geweest. Wij moeten bij zo’n onderzoek uitgaan van concrete feiten.”
•
Los van het feit wie er de leiding had, en wie er wie tot gruwelijkheden aanzette, lijkt de zaak zo klaar als een klontje. Geen van beiden ontkent z’n aandeel in de ontvoering van- en de moord op Digna van der Roest. Het psychiatrisch rapport van het Pieter Baan centrum wijst bovendien uit dat zowel Ton als Hannie P. ten tijde van hun gruweldaden volledig toerekeningsvatbaar waren.
Het rapport geeft bovendien opening van zaken over de achtergrond van de twee. Beiden zijn opgegroeid in asociale milieus. En beiden worden gekenschetst als ernstig gestoord en niet bijster intelligent. Ton en Hannie ontmoetten elkaar in 1975. “Ze versterken het kwaad in elkaar”, zegt het rapport.
Ook komen we te weten dat niemand weet wie de vader van Ton P. is geweest. Zijn moeder is uit de ouderlijke macht gezet. Hij maakte vervolgens een toer langs pleegezinnen, instellingen, tuchthuizen en gevangenissen. Die reis ging gepaard met vele mishandelingen. Het verleden van Hannie P. klinkt evenmin rooskleurig, en wordt gekenmerkt door incest en prostitutie. Voorts wordt gesuggereerd dat ze in voortdurende angst voor Ton leefde. Zijn wil was wet, en Hannie had maar te gehoorzamen. In de rechtbankverslagen wordt ze kil en emotieloos genoemd. Mocht ze al enige spijt hebben, dan laat ze daar niks van merken.
Ton P. toont meer emoties tijdens het proces. Hij barst af en toe zelfs in snikken uit. “Iedereen ziet mij nu als een beest, maar ik ben een mens en een vader van kinderen. Behalve de ouders van het meisje heeft niemand er meer verdriet van dan ik”, beweert hij.
“U was toch wel blij toen Hannie met dat meisje thuiskwam?”, vraagt de rechtbankpresident mr. Mein dan.
Ton P., in tranen: “Verschrikkelijk, dat u dat woord blij gebruikt.” In zijn slotwoord laat hij nogmaals weten dat Hannie altijd de instigator is geweest. Het idee van fotosessies met die kinderen kwam van haar. “Ze liet zelfs haar eigen nichtjes opdraven.” Hij was ‘slechts’ degene die zich liet meeslepen, zegt hij. “Al wil ik mezelf niet schoonpraten. Want wat gebeurd is is gebeurd.”
Overigens moest het proces nog een aantal maanden worden uitgesteld, door een incident dat plaatsvindt in december 1983. Voor hun psychiatrisch onderzoek zitten Ton en Hannie tegelijkertijd in het Pieter Baan centrum in Utrecht. En hoe het heeft kunnen gebeuren weet niemand, maar op de één of andere manier is Ton erin geslaagd om bij Hannie te komen. Vervolgens bedreigt hij haar een uur lang met een schroevendraaier. Ton is laaiend op Hannie, omdat hij uit de verhoren opmaakt dat zij hem voor de moord wil laten opdraaien.
Op 27 december 1984 wordt zowel Ton als Hannie P. in hoger beroep veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf plus tbr (het tegenwoordige tbs). Beiden worden schuldig bevonden aan de moord op Digna van der Roest. Ton wordt bovendien schuldig bevonden aan verkrachting en aan het plegen van ontucht met een meisje jonger dan twaalf jaar. Hannie is medeplichtig aan die feiten.
•
Hannie P. komt, na haar gevangenisstraf, terecht in tbs-kliniek Oldenkotte in Rekken. Daar overlijdt ze in 1996 aan een hartaanval. Ton P. zit zijn straf uit in de Scheveningse bunker, en komt in 1991 terecht in tbs-kliniek Veldzicht in Balkburg. Al in 1992 mag hij zonder begeleider op stap, en in 1994 mag hij zelfs op zoek naar een baantje als vrijwilliger. De nabestaanden van Digna van der Roest zijn op de hoogte van de vrijheden die hij geniet, maar hebben besloten “er maar het zwijgen toe te doen.”
In 2004 komt Ton P. bij wijze van proef op vrije voeten, maar dat gaat fout. Als hij zijn vriendin mishandelt, wordt hij teruggestuurd naar de tbs-kliniek. Een typisch gevalletje schijnaanpassing, zeggen deskundigen daarover. Foutje, bedankt.
In 2013 wordt door de rechtbank in Groningen nog vastgesteld dat Ton P. “een blijvend gevaar vormt”. Vandaar dat zijn tbs met nog eens een jaar wordt verlengd. Dat gebeurt opnieuw in 2015, al is er van dwangverpleging dan al geen sprake meer. Hij moet zich weliswaar aan strenge regels houden, maar verblijft wel al buiten de kliniek.
Nog geen drie jaar later, is men er kennelijk in geslaagd om het blijvende gevaar, waarvan in 2013 nog sprake was, te laten verdwijnen. Want op 4 mei 2016 komt Ton P. definitief op vrije voeten.