Zelden in de geschiedenis was een zo kort document de basis van een zo grote wereldomvattende omwenteling als de Balfour-verklaring over het zionisme.
Het bestaat uit maar één enkele zin van achtenzestig woorden in een brief die op 2 november 1917 door A.J. Balfour, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk, gestuurd werd naar Lord Rothschild, het boegbeeld van de Britse Joodse gemeenschap en de voorzitter van de Engelse Zionistische Federatie.
Toch juichten de zionisten van alle landen het toe als het handvest van een nieuwe staat, de garantie van een nieuwe tijd voor het universele Jodendom.
Dertig jaar later en vandaag 75 jaar geleden, op 29 november 1947, nam de Algemene Vergadering van de VN de fameuze VN-verdelingsresolutie 181(II) aan. Palestina werd opgesplitst in twee staten, een Joodse en een Palestijnse. Punt 3 van de resolutie luidt:
“Twee maanden na de voltooiing van de terugtrekking van de troepen van de Gemandateerde Macht (Engeland), en in ieder geval niet later dan 1 oktober 1948, zullen er in Palestina een onafhankelijke Arabische Staat en een onafhankelijke Joodse Staat ontstaan, tezamen met de speciale internationale regeling voor de stad Jeruzalem waarin deel III van dit Plan voorziet. De grenzen van de Arabische Staat, de Joodse Staat en de stad Jeruzalem zijn omschreven in de delen II en III.”
Subcommissie 2 van de speciale VN-commissie voor Palestina, die belast was met het opstellen van een resolutie, was eerder in een gedetailleerd verslag tot de conclusie gekomen dat de VN niet de macht (hebben) om een nieuwe staat te creëren.
Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen door de vrije wil van de bevolking van het betrokken land zelf. Aan deze voorwaarde is niet voldaan in het geval van het meerderheidsvoorstel, aangezien het de oprichting van een Joodse staat inhoudt met volledige veronachtzaming van de wensen en belangen van de Arabieren in Palestina.
Na verhitte debatten en talrijke stemmingen werden deze aanbevelingen verworpen door het ad hoc comité, dat met 25 tegen 13 en 17 onthoudingen voor een verdeling stemde. Vier dagen later keurde de Algemene Vergadering met 33 tegen 13 stemmen en 10 onthoudingen een definitieve resolutie goed.
Alle Arabische staten stemden tegen. Ze hadden daar goede redenen voor, want zij kenden de kolonisatieplannen van de zionistische beweging en vermoedden dat de resolutie de spanningen tussen de Joodse kolonisten en de Palestijnse bevolking zou doen toenemen.
De goedkeuring van de resolutie betekende wel dat de Joodse kolonisten die destijds een derde van de bevolking van Palestina uitmaakten en minder dan zes procent van het totale landoppervlak bezaten, 55 procent van het land toegewezen kregen.
Daaronder veel van de belangrijkste steden waarvan de bevolking in meerderheid Palestijnen waren. Ook de belangrijke kustlijn van Haifa tot Jaffa kregen de kolonisten toegewezen. De Arabische Staat verloor belangrijke landbouwgronden en zeehavens. De Palestijnen verwierpen het voorstel radicaal.
Jaren eerder had de King Crane Commission, officieel de 1919 Inter-Allied Commission on Mandates in Turkey geheten, een onderzoek gevoerd naar de verdeling van gebieden binnen het voormalige Ottomaanse Rijk.
De commissie had in 1919 Palestina bezocht en toen al gewaarschuwd voor de mate waarin het zionistische programma door de bevolking van Syrië en Palestina als onrechtvaardig wordt ervaren. Iedereen, reizigers en commissies, die in die tijd Palestina bezochten, keerden met vergelijkbare bevindingen terug uit het land, waarvan de Arabische bevolking de kolonisatie afwees.
Op 14 mei 1948 eindigde het mandaat van Groot-Brittannië dat zich terugtrok uit Palestina, terwijl de staat Israël werd uitgeroepen door David Ben-Gurion, voorzitter van het Joods Agentschap en kersverse eerste premier van het nieuwe land. De volgende dag vielen troepen uit Egypte, Transjordanië (het huidige Jordanië), Syrië, Libanon en Irak binnen.
De Naqba
Etnische zuivering was een essentieel onderdeel van het zionistische project in Palestina. De plannen en voorbereidingen voor een oorlog om het zionistische doel te bereiken, lagen al lang klaar vóór VN-resolutie 181 op 29 november 1947 goedgekeurd werd.
Reeds in 1895 schreef de vader van het moderne politieke zionisme, Theodor Herzl:
“Wij zullen trachten de berooide bevolking over de grens te krijgen door haar werk te verschaffen in de transitlanden, terwijl wij haar in ons eigen land elk werk ontzeggen (…) De onteigening en de verwijdering van de armen moeten discreet en omzichtig worden uitgevoerd.”
In 1930 zei Menachem Ussishkin, voorzitter van het Joods Nationaal Fonds en lid van het bestuur van het Joods Agentschap:
“Wij moeten voortdurend eisen dat ons land aan ons wordt teruggegeven (…) Als er andere inwoners zijn, moeten zij naar een andere plek worden overgeplaatst. Wij moeten het land overnemen. Wij hebben een groter en edeler ideaal dan het behoud van enkele honderdduizenden Arabische fellahin.”
Nog vóór David Ben-Gurion in mei 1948 de oprichting van de Israëlische staat afkondigde, waren zionistische terroristische groeperingen zoals Etsel (ook bekend als Irgoen) en Lehi (ook bekend als de Stern Gang) begonnen met de etnische zuivering. Zie bijvoorbeeld hier en hier.
Door de oorlog met de Arabische landen was het hek helemaal van de dam. De Naqba had tot gevolg dat honderdduizenden Palestijnen uit hun huizen werden verdreven en gedwongen te vluchten. Zij werden verdreven door zionistische terroristische milities zoals Haganah, en de eerder al genoemde Stern Gang en Irgun.
Na de oorlog integreerden die drie terroristische organisaties in de Israëlische ‘Defensie’ Strijdkrachten (IDF) – het Ìsraëlische leger. Leden van die zionistische milities speelden in de halve eeuw daarna zelfs een belangrijke rol in de Israëlische politiek.
Yigal Allon, Moshe Dayan en Yitzhak Rabin waren leiders van Palmach, de elite-eenheid van Haganah. Menachem Begin leidde de Irgun, en Yitzhak Shamir was een prominent lid van de Lehi. Drie van hen, Rabin, Shamir en Begin, zouden later premier van Israël worden.
Israël kreeg na die eerste oorlog met de Arabische staten 78 procent van het voormalige Britse mandaatgebied in handen. De Palestijnen ontvluchtten niet vrijwillig hun land, zij gaven toe onder druk van militaire bedreigingen en dodelijk geweld. Het Joodse leger schuwde zelfs het gebruik van biologische wapens niet, bronnen en waterputten werden vergiftigd.
Meer dan 500 dorpen werden met de grond gelijk gemaakt, het “niemandsland”, ongeveer 300.000 hectare tuinen, velden, olijfgaarden en citrusplantages werd onteigend en overgedragen aan Joodse kolonisten.
De kinderen van de vluchtelingen van toen wonen vandaag meestal nog in vluchtelingenkampen in de buurlanden Jordanië, Libanon, Syrië of op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Het zijn er zo’n 7 miljoen in totaal.
Volgens VN-Resolutie 194 hebben zij het recht op terugkeer maar dat is pure theorie. Zolang Israël en de VS zich daartegen verzetten, bestaat er geen kans voor.
Het enige wat hen rest zijn de herinneringen, de verhalen van hun ouders en grootouders over de Naqba, – een Arabische woord dat catastrofe betekent – en soms nog eigendomspapieren of de sleutel van de voordeur van het huis van toen.
De Westelijke Jordaanoever
Tijdens de Zesdaagse Oorlog van oktober 1967 tussen Israël en een coalitie van Arabische staten (voornamelijk Egypte, Syrië en Jordanië) veroverde Israël de Westelijke Jordaanoever. Het beleid van bezetting, de onteigening van Palestijnen en de bouw van kolonies werd opgedreven en is sindsdien nooit meer gestopt.
Er wonen nu meer dan 650.000 Joodse kolonisten in meer dan 130 kolonies en bijna 100 zogenaamde voorposten op de Westelijke Jordaanoever. Ze zijn alle illegaal volgens de Verdragen van Genève, maar Israël gaat onverstoord door met zijn politiek van kolonisatie en het verjagen van Palestijnen van hun land en uit hun dorpen.
Oslo-akkoorden
Sinds de Oslo-akkoorden van 1993 is de Westelijke Jordaanoever verdeeld in drie zones. Zone C is met de Jordaanvallei het meest vruchtbare deel. Het beslaat 60 procent van de Westelijke Jordaanoever en Israël heeft er vrijwel de volledige controle over met inbegrip van veiligheid, alle zaken met betrekking tot de toewijzing van gronden, planning, bouw en infrastructuur.
De Palestijnse Autoriteit is er verantwoordelijk voor onderwijs en gezondheidszorg aan de Palestijnse bevolking maar vermits de toelating to het bouwen van de daarvoor noodzakelijke infrastructuur in handen is van Israël, zijn de Palestijnen afhankelijk van de goodwill van de Israëli’s.
Zone A (ongeveer 18 procent van de Westelijke Jordaanoever) staat onder Palestijns politiek en militair toezicht. Het omvat de grote steden en hun omgeving, Ramallah, Bethlehem, Nablus, Jenin, Tulkarem, Qalqilya, Jericho en 80 procent van Hebron, zonder (behalve Hebron) illegale Israëlische kolonies.
Normaal gezien mogen Israëlische burgers die zone niet binnen, maar sinds 2002 voert het Israëlische leger er regelmatig, en tegenwoordig haast dagelijks, invallen uit, vaak ’s nachts.
In zone B, (22 procent van de Westelijke Jordaanoever) heeft de PA, de Palestijnse Autoriteit, het voor het zeggen.
Tenminste in theorie, want zogenaamde veiligheidstaken worden met Israël gedeeld. In werkelijkheid heeft Israël de volledige militaire controle, met enige medewerking van de Palestijnse politie. Binnen die zone ligt het overgrote deel van de Palestijnse landbouwgronden en zijn er ongeveer 440 Palestijnse dorpen.
De zogenaamde autonomie van de Palestijnen binnen zone A en B is nep. Door het systeem van apartheid met de talloze militaire wetten, controleposten, wegversperringen, willekeurige invallen, arrestaties, pesterijen en het toenemende dagelijks geweld van de kolonisten leeft de Palestijnse bevolking er in een staat van permanente terreur.
De kolonies die willekeurig her en der worden opgericht maken dat er geen aaneengesloten gebied meer bestaat waar ooit een Palestijnse staat zou kunnen bestaan, het is een lappendeken. De annexatie van Oost-Jeruzalem door de Jeruzalem-wet van 1980 waarbij gesteld werd dat Jeruzalem de eeuwige en ondeelbare hoofdstad van Israël is” is net als alle kolonies en onteigening van gronden, illegaal volgens het internationaal recht, maar Israël heeft lak aan het internationaal recht.
De Gazastrook
In de Gazastrook zijn de levensomstandigheden niet verbeterd nadat Ariël Sharon er in 2005 de kolonies heeft opgegeven en de kolonisten heeft teruggetrokken. Hamas won tot grote ergernis van Israël en het vrije westen, de verkiezingen in 2006.
Het gevolg was dat Israël toen, tegen alle internationale wetten in, de Gazastrook afsloot van de rest van de wereld en daarmee de economie lamlegde. De situatie is sindsdien jaar na jaar verslechterd en de bevolking zit er gevangen in, wat vaak omschreven wordt als de grootste openluchtgevangenis van de wereld.
Om te overleven is 80 procent van de bevolking er afhankelijk van humanitaire hulp en 95 procent heeft geen toegang tot schoon water. Ongeveer 60 procent van de kinderen lijdt er aan bloedarmoede en veel kinderen hebben, als gevolg van ondervoeding, een groeiachterstand. Angst en gebrek aan hoop voor de toekomst zijn de norm geworden voor een hele generatie jongeren, waarvan 70 procent werkloos is.
Het Israëlische leger voerde aanvallen uit op Gaza in 2008/2009, 2012, 2014, 2021 en 2022. Het Internationaal Strafhof moet sinds 2021 die aanvallen, het beleid in verband met de nederzettingen en mogelijke oorlogsmisdaden, onderzoeken.
Er is echter niets onderzocht, niet de Palestijnse raketten vanuit Gaza, niet het dodelijke geweld van de kolonisten en de aanvallen en bombardementen van het Israëlische leger.
Vrede zei u?
Er bestaat een hele industrie van non-profitorganisaties, diplomatieke missies en denktanks voor het vredesproces in het Midden-Oosten. Ze veronderstellen dat het conflict kan worden opgelost door eenvoudigweg een einde te maken aan Israëls bezetting van Gaza, Oost-Jeruzalem en de rest van de Westelijke Jordaanoever. Daarvoor is een akkoord met Israël maken nodig, maar Israël is niet van plan om ook maar een morzel bezet gebied ooit terug te geven.
Wat de VN 75 jaar geleden met de verdeling van Palestina probeerde te doen om vrede in de regio te brengen, is mislukt. De speciale VN-rapporteur voor de Mensenrechten in de Palestijnse gebieden, Francesca Albanese, heeft onlangs een rapport voorgesteld over de mensenrechtensituatie en de talrijke schendingen van het internationaal humanitair recht in de bezette gebieden.
Daarin roept zij alle staten op de schendingen door Israël van het Palestijnse recht op zelfbeschikking te veroordelen, de illegale bezetting onmiddellijk te beëindiging, te eisen dat het gestolen land terug wordt gegeven en in de Algemene Vergadering van de VN een plan uit te werken om een einde te maken aan de koloniale bezetting en het apartheidsregime.
Eens te meer zal dit bij retoriek blijven.
De VN zullen Israël blijven veroordelen, in 2020 bijvoorbeeld 17 keer tegen 6 keer voor de rest van de wereld samen. De wereld, met de EU op kop, zullen Israëls optreden blijven betreuren, blijven bezorgd zijn en blijven oproepen tot dialoog.
Ondertussen zal Israël gewoon verder blijven doen zoals het al decennia steeds verder doet. De nieuwe regering van Israël, met haar openlijk racistische en extreemrechtse ministers is het voorspelbare gevolg van het permanente falen van de VN en de vrienden van Israël.
Maar zoals Ahed Tamimi, in het westen een symbool van een jonge generatie Palestijnen die in verzet gaat, het stelt:
“Zolang de bezetting blijft duren, zullen de rechten van het Palestijnse volk geschonden blijven worden. We moeten verzet plegen om de bezetting te stoppen en onze rechten in handen te nemen. Vrijheid als een aalmoes aanvaarden we niet.”
Deze historische terugblik werd eerder gepubliceerd op Plutopia
Literatuurlijst:
Khalidi, Rashid. The Hundred Years’ War on Palestine: A History of Settler Colonialism and Resistance, 1917–2017. Metropolitan Books, 2020.
Khalidi, Walid (ed.), Sharif S. Elmusa, and Muhammad Ali Khalidi. All that remains: The Palestinian villages occupied and depopulated by Israel in 1948. Institute for Palestine Studies, 1992.
Masalha, Nur. “Expulsion of the Palestinians.” Washington, DC: Institute for Palestine Studies
Pappe, Ilan.The ethnic cleansing of Palestine. Simon and Schuster, 2007.
Said, Edward W., and Christopher Hitchens, eds. Blaming the victims: Spurious scholarship and the Palestinian question. Verso, 2001.
Finkelstein, Norman G. Image and reality of the Israel-Palestine conflict. Verso, 2003.
Flapan, Simha.The birth of Israel: Myths and realities. London: Croom Helm, 198