Ik geloof in een vorm van energie waarop ik niet graag een naam plak. Zo luidde het antwoord van popicoon David Bowie toen een journalist hem in 1973 vroeg of hij in God geloofde. Zijn eredienst? Leven, zo vertelde hij. Een mooi staaltje religieus atheïsme, volgens godsdienstfilosoof en theoloog Taede Smedes.
Hij onderzocht dit religieus atheïsme onder de paraplu van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving en schreef er een boek over dat onlangs verscheen. De aanhangers van religieus atheïsme geloven in ‘meer’, maar sluiten een bovennatuurlijke God uit. Omdat niemand weet hoe dat ‘meer’ eruitziet, kun je nauwelijks nog van ‘geloven in’ spreken. Geloof vervaagt.
Zicht op de omvang van dit atheïsme heeft Smedes niet. De stroom publicaties over het onderwerp de laatste jaren doet hem groei vermoeden. Uit het onderzoek ‘God in Nederland’ bleek eerder dit jaar dat de interesse voor zingeving in de afgelopen tien jaar met 9 procent is afgenomen. Het percentage atheïsten steeg van 14 naar 24 procent van de Nederlandse bevolking.
Deze cijfers kun je moeilijk negeren. Wijst die vervaging van godsgeloof op een afname van religiositeit?
‘Het onderzoek wordt over tien jaar herhaald, dan weten we misschien meer. Een groep zogeheten apathische atheïsten interesseert zich niet voor zingevingsvragen. Maar echte atheïsten zijn daar juist wel mee bezig. Zij roeren zich ook op internet. Een deel van hen gaf in ‘God in Nederland’ aan religieuze ervaringen te hebben gehad. Soms noemen ze die ervaring ‘God’.
De onderzoekers van ‘God in Nederland’ zullen de volgende keer andere begrippen moeten hanteren om die nuance zichtbaar te maken. Een toenemend atheïsme betekent in ieder geval nog geen afnemende interesse in zingeving. Pas als die interesse over tien jaar gehalveerd blijkt tot 40 procent van de Nederlanders, ga ik me zorgen maken. Dan belanden we wellicht in een oppervlakkiger samenleving.’
Wat is jouw definitie van geloof?
‘Je kunt er een verzameling overtuigingen omtrent God of de werkelijkheid onder verstaan. Ik zie geloof echter als een levenshouding in het hier en nu, een vertrouwen dat alles in en om ons heen van nature goed is. Die houding mis ik bij de zogenoemde nieuwe atheïsten als Richard Dawkins en Daniel Dennett. Zij zijn sterk antireligieus en bekijken de wereld met een zekere argwaan. Zij vinden dat je pas iets kunt aannemen als daarvoor positief bewijs is geleverd. Voor hen heeft het leven geen zin, maar moet je het zelf zin geven. Vraag je ze hoe, dan geven ze niet thuis. Dat moet ieder voor zich bepalen. Ik vind dat te mager en te nihilistisch.’
Religieuze atheïsten hebben volgens de godsdienstfilosoof een aantrekkelijker wereldbeeld. Smedes, gemillimeterd haar, stoppelbaard en zwart brilmontuur, doet achter zijn houten
keukentafel in Nijmegen bevlogen uit de doeken hoe dat beeld eruit ziet. Via literatuur- en internetonderzoek maakte hij kennis met de religieuze naturalisten. Deze atheïsten ontkennen het bestaan van een bovennatuurlijke God, maar bespeuren zin in het universum. In de natuurwetenschappelijke geschiedenis van het heelal en het leven op aarde zien zij een ‘epos van de evolutie’.
Hun aandacht is vooral gericht op de schoonheid en het overweldigende karakter ervan. De donkere kant van de natuur komt minder aan bod. Net als andere religieuze atheïsten verwerpen ze het nihilisme dat de zinloosheid van het bestaan propageert. Ze ervaren zelf namelijk het tegendeel. Smedes voelt zich met hen verwant.
Je noemt jezelf post-theïst, iemand die niet meer in een persoonlijke God gelooft. Waarin verschil je van een religieuze atheïst?
‘Het woordje God heeft voor post-theïsten nog een zeker sentiment. Ze gebruiken het om een ervaring te benoemen die ze niet verder invullen. Voor mij ziet die eruit als een soort leegte waar ik omheen blijf cirkelen, net als voor veel religieus atheïsten.’
Hebben jullie het niet over hetzelfde?
‘Intuïtief denk ik van wel, er zijn hoe dan ook veel overeenkomsten. Bij de mens is een transcendentiebesef ingebakken. Ik bedoel niet het idee van een bovennatuurlijke werkelijkheid, zo’n dubbeldekkermodel waarbij een God los staat van onze wereld. Maar het besef dat we deel uitmaken van een groter geheel. Iets wat ons overstijgt. De evolutietheorie legt die werkelijkheid deels bloot. Net als religieuze naturalisten kan ik me hierover enorm verwonderen. De vraag is of deze realiteit te herleiden is tot enkel materie. Of dat materie zich op een hoger niveau verknoopt tot grotere gehelen met eigen wetmatigheden, een vorm van zelforganisatie.’
Je stelt dat het theïsme, het idee van een persoonlijke God, een bom heeft gelegd onder het godsgeloof. Leg uit.
‘De bovennatuurlijke God is een invloedrijke dwaalleer gebleken. Die heeft de christelijke levensbeschouwing veel kwaad gedaan en is de bakermat van het atheïsme. Religie was ooit een zingevingssysteem zonder vast concept van een God waar je wel of niet in geloofde. Het probleem dook op toen de mens werd losgekoppeld van de werkelijkheid. Dat begint al bij het nominalisme. Historisch gezien luidde deze filosofische theorie het tijdperk van de Verlichting in. Ze zorgde ervoor dat we etiketten gingen plakken op zaken.
‘Er ontstond een kloof tussen ik en de rest van de wereld’
We kenden onszelf daarmee een enorme macht toe. De hele werkelijkheid werd, zoals bij Kant, een constructie van de mens. Vervolgens sloeg de twijfel toe over hoe die er dan uit zou zien. Je eigen waarneming was tenslotte niet te vertrouwen, die gaf er slechts een representatie van. Een kloof tussen ik en de rest van de wereld ontstond. Subject en object. Met dat beeld nam het dualisme en het denken in concepten een vlucht.
God kreeg vaste kenmerken en werd gebruikt als verklaring voor verschijnselen om ons heen. Toen we daarvoor natuurwetenschappelijke verklaringen vonden, kreeg het atheïsme kans om op te bloeien. Veel christenen die zich nu gelovig noemen, zijn post-theïsten. Ze geloven niet meer in een persoonlijke God, alhoewel ze het mogelijk nog belijden tijdens een kerkdienst. Uit ‘God in Nederland’ blijkt dat het theïsme op zijn retour is.’
Moeten we terug naar een holisme, één worden met onze omgeving?
Smedes leunt achterover en zet zijn betoog met levendige handgebaren kracht bij. ‘Niets moet, maar bij religieuze atheïsten zie ik een sterk moreel besef voortkomen uit die eenheidsgedachte. Als we ons onderdeel voelen van een groter geheel, ontstaat een ecologisch bewustzijn. Ons gedrag heeft invloed op de omgeving en andersom. Dat heeft consequenties en roept een verantwoordelijkheidsgevoel op voor natuur en onze medemens.’
Deze atheïsten en post-theïsten gaan volgens jou geen gemeenschap vormen. Maar ze delen toch een gemeenschappelijk transcendentiebesef?
‘Waarom alles in een eenheid persen? Ze ontdekken ongetwijfeld overeenkomsten bij elkaar, maar zullen ontkennen een levensbeschouwing te delen. We blijven individualistisch, ieder zijn eigen kerkje. De hang naar gemeenschap blijft, dat zie ik ook bij deze mensen. De
religieuze naturalisten hebben een eigen, Engelstalige community op internet. We willen toch ervaringen uitwisselen, verhalen van anderen horen. Maar daarvoor hoef je niet tot een geloofsbelijdenis te komen. We zoeken herkenning en bevestiging van onze ervaringen. Ik vind dat hoopvol, het lijkt erop dat we het dogmatisch denken over geloof en ongeloof loslaten.’
Ik mis in je boek de zingévende atheïsten. Ze ervaren de schoonheid van bijvoorbeeld kunst en voltrekken rituelen, maar zien dit als een projectie van henzelf.
‘Een religieuze atheïst ervaart kunst als intrinsiek waardevol en niet als een eigen projectie. De ervaring wordt opgeroepen door dat andere. Hij voelt zich aangesproken van buitenaf. Inderdaad, ze zou ook op een psychologisch mechanisme kunnen berusten. Maar wanneer dit de definitieve verklaring is, dan relativeer je jouw eigen ervaring. Ze is niet meer dan een illusie gebaseerd op stofjes in de hersenen. Je reduceert alles tot materie. Zodra wetenschappers een fysisch bewijs vinden voor het bestaan van God, bekeer ik me tot het atheïsme. God zou dan een entiteit blijken en dus een beperkt wezen.’
Smedes knikt naar de muur, waartegen een met dozen speelgoed omringde zwarte synthesizer staat. ‘Soms componeer ik werk waarvan ik me later afvraag hoe ik dat deed, omdat het zo mooi is. Ik steeg blijkbaar even boven mezelf uit. Je kunt het flow noemen, maar in mijn beleving komt die toch echt van buiten mezelf. Of dat ook zo is, doet niet ter zake. Als je uitgaat van een wereld zonder zin en die daarom zelf creëert, dan blijft zin een eigen constructie zonder autoriteit. Die heeft geen zeggingskracht.’
Hoe ziet zingevend Nederland, of zinvindend volgens jou, er over tien jaar uit?
‘We blijven religieus, maar de vraag is wat we daaronder nog verstaan. Ik hoop dat het theïsme marginaal blijft, zoals nu blijkt uit ‘God in Nederland’. En dat de stem van de religieuze atheïsten luider zal klinken. Meer nuance doet recht aan de realiteit. Onlangs kreeg ik de boekenlijst van een student aan de Universiteit voor Humanistiek onder ogen. Daarop stonden behoorlijk wat theologieboeken.
Niet dat humanisten verkapte gelovigen zijn, maar ook voor hen draait het om de verwondering over het bestaan. Die kan de huidige polarisatie rond religie overstijgen. Politieke en maatschappelijke ontwikkelingen zullen uitwijzen of religiositeit de ruimte krijgt. Wanneer ons transcendentiebesef zou verdrogen, verliezen we bezieling en daarmee een gevoel van verantwoordelijkheid. Dan houden we een nihilistische samenleving over. En dat is mijn ultieme nachtmerrie.’
Meer lezen over de manier waarop we betekenis geven? Meld je hier aan.
God, iets of niets? De postseculiere maatschappij tussen geloof en ongeloof, Amsterdam University Press; 312 blz. € 19,95 .