“Jouw eerste vraag zal wel zijn; waarom stop je?” Hubert van Hoof houdt een klein dicht gevouwen papiertje vast. De programmamaker staat op het punt om het papiertje open te vouwen. Daar moet het antwoord op staan. Letterlijk.
Laten we eerst teruggaan naar het begin. Je vader spoorde jou aan om te solliciteren bij L1, toen nog ROZ. Waarom deed hij dat?
“Vroeger thuis luisterden we veel naar de radio. Iedere ochtend werden we door door een Duitse klassieke zender wakker geblazen met Bach, Beethoven en Mozart. Daarnaast luisterden mijn vader en ik ’s zomers altijd naar de Tour de France en op zondagmiddag naar het sportprogramma van Hilversum, de voorloper van Langs de Lijn. ’s Avonds in bed speelde ik dan wedstrijden na onder de dekens. Het wereldelftal, met altijd Lev Yashin in het doel, speelde zeg maar tegen Engeland, met doelman Gordon Banks van Leeds United. Ik was publiek en commentator tegelijk. Hetzelfde deed ik met de Tour de France. Ik liet Fausto Coppi de Alpen beklimmen, samen met Federico Bahamontes, bijgenaamd de Adelaar van Toledo. Mijn vader heeft dat een keer gehoord, en dacht, ‘wat doet die jongen dat toch goed’. Zei tegen mij: ‘Hubert, jij moet bij de radio’.”
Hoe oud was je toen?
“Een jaar of achttien, negentien. Dat was ten tijde van mijn toelatingsexamen aan het conservatorium in Maastricht. Toen heb ik mijn enige sollicitatiebrief ooit geschreven. Naar directeur Fred van Leeuwen. Wat een achterlijk instituut, schreef ik, zij het op eloquentere toon. Waarom doen jullie niks aan popmuziek? Frisse wind, oordeelde Van Leeuwen, die moeten we uitnodigen. Zo kwam ik binnen. Ik weet nog dat ik een item maakte en dacht, hier past heel mooi een liedje bij van Sly & The Family Stone. Dat kondigde ik aan als een nummer van de Dove Netels uit Doenrade. Om te voorkomen dat iemand zou zeggen, ‘wat moeten we met die vreemde muziek uit Amerika?’ Ik verlimburgste Sly & The Family Stone. En nu komt het.”
Hubert vouwt het papiertje open.
“Wat is nu de motivatie van de hoofdredactie om Hubert on the Air te skippen? Ik lees voor: ‘het programma draagt niet bij tot de versterking van de Limburgse identiteit bij L1’. Dat is de reden. De cirkel is rond. Als je dat beleid doortrekt, dan moet L1 ook stoppen met André Rieu, want die speelt Weense walsen. Moet je stoppen met Pinkpop, want daar staan vrijwel alleen groepen uit het buitenland. En moet je stoppen met het Wereld Muziek Concours in Kerkrade. Daar hoor je gamelan, volksmuziek uit Indonesië. Voor de goede orde, ik ben on speaking terms met iedereen bij L1. Ook met de hoofdredactie”
Je bent met pensioen?
“Sinds september. Hubert on the Air gaat nog even door. Zeker tot eind dit jaar, mogelijk tot maart volgend jaar. Het laatste rootsprogramma van Nederland, het oudste ook. Ik had het idee, samen met technicus Rob Driessen, voor een internetstation, Limburg Roots Unlimited. We zijn een sterk merk: live-muziek,de jazz met John Hendrix en The Originals met Arnold Rypens. De doelgroep is nog nooit zo groot geweest. Maar ze willen het niet bij L1. Daarom, ik las een etherpauze in. Het is tijd voor mijn memoires. De history so far. Of zoals de Fransen dat zo mooi zeggen, reculer pour mieux sauter. Even een stapje terug, en daarna nog sterker terugkomen.”
Je eerste nummer op de lijst is klassiek. Erik Satie.
“Dat speelde ik tijdens mij toelatingsexamen. Net als de ROZ was het conservatorium destijds een duffe hut. Satie werd veracht door de leiding. Dat was geen klassieke muziek, vond men. Een charlatan. Ik had zijn werk via Reinbert de Leeuw leren kennen. Extra moeilijk, dat wilde ik ze laten horen. In die tijd was ik ook best wel recalcitrant.”
Werd je aangenomen?
“Ik zal je eens vertellen hoe dat ging. Eerst moest ik enkele verplichte werken spelen. Haydn en nog een paar klassieke componisten. Satie en boogiewoogie stonden op de lijst als vrije keuzewerken. Rob Hoeke’s Boogie Woogie Stomp, ja serieus. Bij de klassieke stukken zaten de leden van de toelatingscommissie nog vriendelijk te knikken. Bij de boogie woogie keken ze verstoord op. ‘Waarom hebben we daar geen partituren van?’ Ik legde uit dat het een improvisatie betrof. Ze vonden het niks. Van Satie hadden ze wel de partuur. Ze kletsten er gewoon doorheen. Ik voelde dat als minachtig voor mij en voor Satie. Na afloop zei de voorzitter van de commissie, mevrouw Alting van Geusau, ik zal haar nooit meer vergeten, in haar plissé-rokje. ‘Meneer Van Hoof, ik moet toch een opmerking maken. U bent begonnen met het verkeerde stuk. Dat was niet van Satie’. Toen moest ik haar uitleggen hoe de muziek van Satie in elkaar steekt. ‘Mevrouw, de heren Satie en Claude Debussy waren goede vrienden. Ze maakten wel eens grapjes. De eerste maten van Sonatine Bureaucratique heeft Satie geleend van Debussy.”
De uitslag?
“Ik was niet geschikt als pianist. Ik mocht schoolmuziek gaan doen. Sodemieter maar op, dacht ik, ik ga die brief schrijven naar de radio. Eigenlijk moet ik de toelatingscommissie dankbaar zijn. En mijn vader natuurlijk.”
Je zat toen al diep in de populaire muziek. Howlin’ Wolf, Ike & Tina Turner, Bob Dylan.
“Howlin’ Wolf is voor mij de personificatie van de blues. Grote, zwarte, trotse man met een indrukwekkend stemgeluid. De BBC heeft iconische opnamen van Howlin’ Wolf live. De jongens van The Rolling Stones, tieners nog, kijken vanaf een trapje in opperste aanbidding naar hun held.”
The Beatles of The Rolling Stones?
“Allebei niet. The Yardbirds, The Animals en Manfred Mann waren destijds mijn bands. Ik keek liever verder, nog altijd. Nieuwe muziek ontdekken en die draaien voor het publiek. Programmamaker Dirk Jan Roeleven noemt mij nog altijd de missionaris van het Mergelland, hahaha.”
Je favoriete nummer is River Deep Mountain High.
“De beste single ooit gemaakt. Ik hoorde het ‘s nachts op radio Caroline, of was het radio London? Ik knommelde wat aan de draad van mijn bakelieten Grundig-toestel voor een betere ontvangt. Ik dacht, ‘wat is dit?’ Dit nummer is voor mij de oerknal van de popmuziek. Letterlijk en figuurlijk. Grappig detail; een paar weken geleden stond ik stil bij de dood van Leon Russell. Hij speelde piano op River Deep Mountain High.”
Bob Dylan.
“Ook van 1966. Een magisch jaar was dat. Blonde on Blonde was een van de eerste tien elpees die ik kocht. Ik meen bij De Harp aan de Spilstraat. Later ging ik voor mijn platen naar Amsterdam, naar Boudisque. Nam ik vlaai mee voor de jongens daar. Met een enorme tas elpees ging ik ‘s avonds weer naar huis. Mijn ontdekkingen deed ik ’s nachts via radio Caroline.“
Krantencolumn
Hubert last een rook- annex plaspauze in. Echte nicotinestokjes wisselt hij tegenwoordig af met de neprook van de elektrische sigaret. Vandaag wint de echte. Op tafel laat hij als leesvoer een pittige krantencolumn achter over Giel Beelen. De veelbesproken deejay van 3FM veroorzaakte onlangs (voor de zoveelste keer) ophef door chimpanseegeluiden te maken en te zeggen, ‘rustig Sylvana’, doelend op politica Sylvana Simons.
“Schandalig. Dat zo’n iemand wegloopt met een salaris van een kwart miljoen.”
Het zou meer dan 5,5 ton zijn.
“Totaal immoreel. Hij is een schande voor het vak. Heeft geen muziekkennis, draait alleen maar rotzooi en maakt schandalen, in een wanhoopspoging om de jeugd te bereiken. Om daarna weer zijn excuses te maken. Maar wie is zijn baas? Wie neemt zo’n halve gare aan?”
Astral Weeks van Van Morrison is je favoriete elpee aller tijden.
“Die ongewone mix van folk en jazz. Terwijl Astral Weeks bedoeld was als rockplaat. Heeft Van The Man mij verteld tijdens een interview. Producer Lewis Merenstein regelde echter een paar jazzmuzikanten. Het is net of die jazzcats niet goed wisten wat ze moesten doen. Dat maakt Astral Weeks zo magisch.”
Van Morrison is niet de gemakkelijkste persoon om te interviewen, wordt gezegd.
“Ten tijde van No Method No Guru No Teacher interviewde ik hem voor Muziekkrant Oor en de KRO in The Dorchester, het duurste hotel van Londen, waar oliesjeiks af en aan rijden. Een dag eerder had Van Morrison nog een journalist de deur gewezen. ‘Stel geen vragen over vroeger’, zei de persdame paniekerig. ‘En ook geen vragen over de toekomst’. Maar ik was niet naar London gekomen om zijn promopraatje aan te horen. Daar zat hij met kapotte spijkerbroek op een Louis XVI-bankje. Ik had een cadeautje meegenomen, een cassette van een optreden van hem met Cuby & The Blizzards. Destijds was hij bevriend met Harry Muskee. ‘How is Harry? Het ijs was gebroken. Bij het afscheid zei hij: This was a good one, a good one.”
Mooie anekdote voor in je boek.
“Zo maakte ik hem ooit mee in Hilversum waar een fotograaf foto’s van hem maakte vanuit een boom, verstopt tussen de bladeren. Van The Man had een zesde zintuig voor paparazzi. Hij begon aan die boom te schudden totdat de fotograaf half vallend naar beneden kwam. Rukte zijn camera af en schopte die helemaal kapot. En weg was hij in zijn limousine. Ons geplande etentje bij een sjiek Chinees restaurant ging niet door. Het optreden die avond trouwens ook niet.”
Ik vroeg je om een Limburgs liedje in het lijstje te zetten. Waarom Missisippi?
“Limburgse muzikanten zijn niet zo goed qua originals. Waar ze wel goed in zijn is op bestaande melodieën leuke teksten maken. Neem Jack Poels, geweldig tekstschrijver, maar de melodieën worden wel heel clever van andere artiesten gepikt. Werner Teunissen schreef een original, Missisippi. Een heel eenvoudig liedje, maar schrijf het maar eens. Miljoenen keren verkocht. Noem mij iemand, die dit kan toppen in Limburg. Die iemand is er niet.”
Wie zijn verder jouw favoriete Limburgse artiesten?
“Met Rieu heb ik muzikaal niet zoveel, maar ik bewonder zijn bravoure en grootse aanpak van zaken. Petje af. Beppie Kraft vind ik heel goed in wat ze doet. Idem: Henk Steyvers en Jack Vinders. En Loes Swinkels, uit Venlo. Een nieuwkomer, in de stijl van Bonnie Raitt en Susan Tedeschi. Groot talent.”
Je noemt Shipbuilding van Elvis Costello als link tussen punk en new wave. Het is anders een ingetogen liedje.
“Dat nummer heb ik gekozen vanwege de tijdsgeest. Het gaat over de Falklandoorlog, over Margaret Thatcher. Over de jaren tachtig in Engeland. Een naargeestige tijd met een hoge werkloosheid. Ik had ook iets van Joy Division kunnen kiezen. Atmosphere, prachtig liedje.”
Had jij iets met punk?
“De meeste bands waren crap. Ik begreep de beweging, als reactie op mastodonten zoals Pink Floyd. Grote bands met van die grote producties. Het sympathieke van punk was, iedereen kan het. Drie akkoorden en rammen maar. The Sex Pistols was een briljant idee van Malcolm McClaren. Hij plukte muzikanten van straat, kleedde ze aan en liet ze schelden op de koningin – want dat verkocht goed. Ik zag ze in Sittard. Mijn vermoeden werd bewaarheid: gewoon cabaret.”
De singer-songwriter ontbreekt uiteraard niet in je lijst. Townes van Zandt.
“Ik heb hem verschillende keren ontmoet. Ooit een keer samen met Guy Clark met wie hij op tournee was. ’s Morgens vroeg zaten ze al aan de wodka-orange. Gokken en dobbelen, niet normaal meer. De eerste avond dacht ik, dit gaat fout. Clark was ladderzat. De rest van de tour ging het wel.”
Wat was Townes voor iemand?
“Een dromerige, timide man. Een trieste man. Voor de RVU tv heb ik ooit een portret van hem gemaakt. Ik moest de antwoorden uit zijn mond trekken. Op een gegeven moment was ik door mijn vragen heen. Out of the blue, het interview was voorbij, zei ik, mag ik je iets persoonlijks vragen? ‘Go along’, antwoordde hij. ‘Are you happy?’, ben je gelukkig? Hij zei niks, keek alleen voor zich uit. Hij torste een peilloos verdriet met zich mee. Een paar jaar later speelde hij bij TomTom in Heythuysen voor het verkeerde publiek. Discopubliek. Manmoedig speelde Townes in zijn eentje zijn gitaarliedjes. En dan een karpatenkop die naar de kroegeigenaar schreeuwde: ‘Kun je de jukebox niet zachter zetten’. Ik had die avond met Townes te doen. Steve Earle zei ooit – en wie ben ik om hem tegen te spreken – dat Townes de beste was. Beter dan Bob Dylan.”
Je kiest voor Purple Rain, in een recente vertolking van Bruce Springsteen.
“Dit speelde hij vlak na de dood van Prince. Zoals hij eerder dit jaar David Bowie eerde met Rebel Rebel. Bruce kan liedjes zo coveren dat het originele Springsteen-liedjes lijken. Van het meest waardeloze nummer kan hij nog iets schitterends maken. Johnny Cash kon dat ook. Luister maar eens naar de laatste platen, die hij opnam met producer Rick Rubin.”
Na veertig jaar staat The Boss nog altijd aan de top. Heb jij daar een verklaring voor?
“Hij geeft het antwoord in zijn biografie. Bruce treedt op om zijn depressies te bezweren. Muziek als therapie voor hemzelf.”
Maar het publiek moet het toch ook goed vinden?
“Ik ken geen aardigere fans dan Bruce-fans. Zijn fanclub voelt als één grote familie. Als je Bruce eenmaal in je hart heb gesloten, dan gaat hij er nooit meer uit. Bruce is een goede peer. Hij kan geen kwaad doen. Zelfs een kutplaat wordt hem van harte vergeven. Zijn oeuvre is zo groot, en je weet dat hij de volgende keer weer een geweldige plaat zal maken.”
Tot slot Willy Deville, van een live-opname uit 2002 in Turnhout.
“Opgenomen met een DAT-recorder. Klinkt beter dan de officiële opname die later verschenen. Aan Willy Deville bewaar ik warme herinneringen. Hij was zeer geïnteresseerd in obscure muziek, zoals b-kantjes van Chuck Berry. In het pre-internet-tijdperk stuurde hij me een keer zo’n liedje, Right Off Rampard Street.”
Willy Deville is dood, Townes is dood. De dodenlijst groeit ieder jaar. Op de radio wordt hun muziek nauwelijks gedraaid. Jij bent letterlijk de laatste der Mohikanen. En jouw scalp volgt weldra. Verdwijnt daarmee ook rootsmuziek?
“Goeie vraag. Weet je wat Willy daar over zei? In the end we all go to the museum. This music goes to the museum. Deze muziek verdwijnt in het museum.”
—
Dit interview kwam tot stand aan de hand van de tien favoriete nummers van Hubert van Hoof, vanaf de jaren zestig tot nu.
1. Sonatine Bureaucratique – Erik Satie
2. Down In The Bottom – Howlin’ Wolf
3. Riverdeep Mountain High – Ike & Tina Turner
4. One Of Us Must Know – Bob Dylan
5. Cypress Avenue – Van Morrison
6. Mississippi – Pussycat
7. Shipbuilding – Elvis Costello
8. Tecumseh Valley – Townes van Zandt
9. Purplbe Rain – Bruce Springsteen
10. Heaven Stood Still – Willy Deville
Paspoort Hubert van Hoof
Hubert van Hoof (Maastricht 1951). Radiomaker, (pop)journalist en muzikant. Werkt sinds 1973 voor de regionale omroep in Limburg (ROZ, Omroep Limburg, L1).
Van 1973 tot 1998 is hij freelance journalist voor Muziekkrant OOR. Krijgt in 1979 landelijke bekendheid met het Radio 3-programma De Noenshow, gevolgd door Op Slag van Maandag.
In 1992 gaat Hubert van Hoof fulltime werken voor L1. Programma’s: De Ruilbeurs en Hallo Hubert.
Tevens zet hij Op Slag Van Maandag voort onder de naam Hubert On The Air. Sinds tien jaar presenteert hij The Originals, dat wordt samengesteld door Arnold Rypens.
In 1997 richt Van Hoof, samen met de Roermondse zanger en gitarist Rob van Appeven de folk en klezmer-groep Circo di Sento op. De groep brengt drie cd’s uit.
In 2003 wordt er ter gelegenheid van zijn 30-jarig radio-jubileum een cd-box uitgebracht onder de titel 30 jaar Hubert On The Air met daarop fragmenten uit programma’s en sessies.
In 2013 viert Hubert zijn 40-jarig radio-jubileum in de ECI-Cultuurfabriek in Roermond met een drukbezochte Hootenanny.Sinds kort is Hubert roots-ambassadeur bij de Muziekgieterij in Maastricht.
Ook komt er nog een Hootennany als officieel afscheid van L1