Was de burgeroorlog ‘een voortzetting van de politiek met andere middelen’ – de vrede van december 1995 bleek een voortzetting van de oorlog met politieke middelen. De Bosniërs vechten elkaar, zij het vooralsnog verbaal, met overgave de tent uit. De conflicten spelen zich onveranderlijk af langs wat, met een verkeerd woord, ‘etnische’ lijnen wordt genoemd. De Bosniërs behoren, op enkele kleine minderheden na, tot het Zuidslavische volk dat zo’n vijftienhonderd jaar geleden op de Balkan neerstreek. Bestaande verschillen zijn vooral politiek-religieus maar niet etnisch, hoezeer dat begrip om vooral utilitaire redenen de afgelopen decennia ook is opgerekt en door de propaganda is verspreid.
Het zijn de leiders van de Bosnische Moslims, -Serven en -Kroaten die, zich vooral beroepend op hun als politieke verschillen verpakte ambities, elke keer weer conflicten oproepen. Hun respectieve achterbannen, die met name in de landelijke gebieden in ontwikkeling nogal zijn achtergebleven, dienen als echoput en stemvee. De conflicten tussen hun leiders die onveranderlijk over macht gaan krijgen extra scherpe randjes doordat velen de trauma’s van de oorlog nog niet hebben verwerkt. Soms lijkt het wel of die trauma’s opzettelijk in stand worden gehouden. Het maatschappelijke discours wordt dan ook vooral gevoerd op basis van nauwelijks verhulde wraakgevoelens, die door de politieke (en soms ook door religieuze) leiders enthousiast worden uitgebaat.
Het jongste – en tot nu toe gevaarlijkste – conflict gaat over een genocideklacht die door ‘oorlogspresident’ en moslimleider Alija Izetbegovic in 1993, in het heetst van de oorlog, bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag tegen buurland Servië had ingediend. De Bosnische Serven en -Kroaten werden, als de vijanden waartegen toen werd gevochten, uiteraard niet bij die genocideklacht betrokken Al van het begin van de oorlog af aan probeerde Sarajevo, dat onder een VN wapenembargo probeerde uit te komen, de burgeroorlog voor te stellen als een internationaal conflict – met Servië als agressor.
Zoals wel te verwachten was werd die klacht eind februari 2007 door het Hof afgewezen; partijen kregen tien jaar, dat wil zeggen tot 27 februari 2017, de tijd om tegen die uitspraak in beroep te gaan. Kennelijk voelde Sarajevo zich niet zo zeker van zijn zaak want men heeft tot het laatste moment (17 februari 2017) gewacht om beroep aan te tekenen. De formele overhandiging aan de griffie van het Hof volgde een kleine week later.
Maar mede gezien de wijze waarop het uiteindelijk tot stand is gekomen en vervolgens bij het Hof is ingediend, is dat beroep dermate onserieus dat het alleen al daarom weinig kans maakt om zelfs maar in behandeling te worden genomen. Maar intussen worden in Bosnië de onlustgevoelens weer eens flink opgeklopt. Vooral de Bosnische Serven, die een historische band met Servië hebben, verzetten zich gesteund door hun Bosnisch-Kroatische landgenoten met hand en tand tegen dit feitelijk door een politieke (moslim-)partij, de SDA, ingestelde beroep.
Dat beroep is namelijk ingediend door, en onder verantwoordelijkheid van, politiek leider Bakir Izetbegovic van de SDA die kennelijk een hefboom zocht om de strijdvaardigheid van zijn achterban wat op te takelen. Primair zal dat overigens weinig effect hebben, gezien de economisch dramatische situatie van de meest Bosniërs. Die hebben nu wel iets anders aan hun hoofd. Izetbegovic is namens de Bosnische moslims, die zich tegenwoordig trouwens veelal Bosnjaken noemen, lid van het driekoppige staatspresidium. (Pikant is het feit dat Bakir de zoon is van Alija Izetbegovic, die als formele president van Bosnië in 1993 de oorspronkelijke genocideklacht tegen Servië indiende). De andere twee leden van het staatspresidium zijn Mladen Ivanic namens de Serven en Dragan Covic namens de Kroaten.
Het probleem is dat de Bosnische moslims Bosnië oprecht als hún land beschouwen. Zij zien de genocideaanklacht dan ook als hún aanklacht – die in wezen gericht is tegen hun Servische landgenoten, die zich in de negentiger jaren gewapenderhand tegen hun pretenties hebben verzet. Izetbegovic heeft, in hun naam, het recht genomen om de door de grondwet voorgeschreven procedures te negeren. Kennelijk veronderstelde hij al bij voorbaat dat zijn collega’s in het presidium dat niet zouden steunen. Daarin had hij geen ongelijk.
Desastreus
Zijn Servische collega Mladen Ivanic, die als voorzitter van de Raad tegelijkertijd president van Bosnië is, waarschuwt voor een diepe politieke crisis die desastreus zal zijn voor de onderlinge betrekking in Bosnië. De meerderheid van de bevolking is volgens hem tegen deze actie en Izetbegovic maakt dus voor een particulier doel misbruik van de staatsinstituties. De moslimleider zelf zegt te beseffen dat zijn besluit tot een ernstige crisis leidt maar dat dit hem er niet van af zal afhouden. Dat laatste zou waarschijnlijk, mede gezien de opgeklopte stemming bij zijn achterban, ook zijn politieke einde hebben betekend.
Dragan Mektic, minister van Binnenlandse Zaken in de Bosnische regering, noemt de zijn actie één grote leugen. ‘Izetbegovic zegt dat de Moslims het recht hebben om herziening te eisen van het vonnis uit 2007. Maar dat is niet waar. Iedereen weet dat alleen de staat Bosnië als geheel daartoe gerechtigd is en niet één bevolkingsgroep. Bosnië is niet het privé eigendom van meneer Izetbegovic en zijn kompanen,’ aldus Mektic. Volgens de minister heeft Izetbegovic eigenmachtig de grondwet opzij gezet en heeft daarmee feitelijk de staat Bosnië opgeheven.
Beroep hiertegen bij het Bosnische ‘Constitutionele Hof’ is mogelijk maar dat heeft, gezien de verhoudingen in dat Hof, voor Serven en Kroaten weinig zin. De drie buitenlandse rechters van dat hof, die worden benoemd door het Europese Hof voor de Mensenrechten, steunen doorgaans hun twee moslimcollega’s in dat hoogste rechtsorgaan die daarmee met 5 stemmen altijd de meerderheid hebben.
Daardoor kunnen kunnen zij, tegen de zin van de andere vier, besluiten doordrukken. Die situatie is trouwens al lang een graat in de keel van beide andere groepen. Miroslav Dodik, president van de Republika Srpska (een van de twee autonome gebieden waar Bosnië uit bestaat; de andere is de Moslim-Kroatische Federatie) heeft meerdere malen gedreigd hierover een referendum uit te schrijven om zijn ‘Srpska’ te onttrekken aan de rechtsmacht van het Bosnische hof.
Izetbegovic gaat intussen ook met de Bosnische regering, waarin zijn partij SDA in de minderheid is, het conflict keihard aan. Minister Igor Crnadak van Buitenlandse Zaken wilde langs de geëigende weg, dus via de Bosnische ambassade in Den Haag, het Internationaal Gerechtshof laten weten dat het door Izetbegovic ingestelde beroep tegen het vonnis uit 2007 volgens de Bosnisch wet geen rechtskracht heeft.
Daarop heeft Izetbegovic persoonlijk en net nog op tijd de Bosnische ambassadrice in Den Haag Mirsada Colakovic, die als lid van zijn partij door hem als ambassadrice in Den Haag is voorgedragen, opgedracht gegeven om de brief van de minister van buitenlandse zaken aan het Internationaal Gerechtshof niet door te sturen. Maar evenals in de meeste andere landen vallen ook in Bosnië ambassades onder het ministerie van buitenlandse zaken, dus Izetbegovic gaat hier opnieuw zijn boekje te buiten. Minister Crnadak heeft trouwens al laten weten dat zijn nota het Hof in Den Haag ‘langs andere wegen’ heeft bereikt.
Het Europese parlement roept intussen Bosnië op om de eenheid te bewaren.
(wordt ongetwijfeld vervolgd)