Wettelijk is er niets aan de hand, de rechten van alle Brazilianen, ongeacht de huidskleur, zijn gegarandeerd, maar de praktijk is weerbarstig. “We zitten niet in de regering , we zitten niet in de leiding van bedrijven, we doen het slechtst betaalde werk in de slechtste omstandigheden, en we zijn de grote meerderheid in de gevangenissen”, vat Elias Alfredo, verbonden aan SIMERJ, de vakbond van de metro in Rio, bondig samen. Alfredo is een slanke vijftiger met een wakkere blik die makkelijk praat. Een vechter. “De sociale en politieke achterstand die we hebben opgelopen is duizelingwekkend. In 2003 werd er wettelijk bepaald dat de geschiedenis van de slavernij in het curriculum van de scholen moest worden opgenomen. Dat wordt lang niet overal toegepast.”
Maar bijvoorbeeld in zijn eigen vakbond is het beter geregeld, legt hij uit. De stem van alle leden telt en niet alleen van een clubje dat tegen het bestuur aanschurkt. Ras en de positie van de vrouw zijn items die hoog op de agenda staan. “Wij zijn de eerste bond die de positie van de zwarte op de arbeidsmarkt aan de orde stelde.”
Zelf groeide Alfredo op in de jaren van de dictatuur (1964-1985) in de arme voorstad Belford Roxo van Rio. “Daar waren doodseskaders actief die het op ons voorzien hadden. In de jaren tachtig werden daar de meeste mensen gedood van de hele wereld. Nu wonen er bijna alleen zwarten.”
De situatie is volgens hem niet heel erg veranderd. “Onze jeugd tussen 14 en 21 jaar loopt de grootste kans om door de politie te worden doodgeschoten. Wat vroeger de suiker- en koffieplantages waren waar de slaaf te werk gesteld, is nu de favela, waar de drugs worden verhandeld. Die drugs zijn daar niet vanzelf gekomen. Degenen die er het meeste geld aan verdienen wonen er niet. Maar degene die in de gevangenis belandt of doodgeschoten wordt, is de zwarte dealer onderaan de hiërarchie van de maffia.
Het aantal moorden per jaar is in Brazilië ongeveer 60.000. Meer dan de helft van de slachtoffers is tussen de 15 en 29 jaar oud en van deze groep is 77% zwart volgens cijfers van Amnesty International in Brazilië in 2014. Begin 2017 nog werd Brazilië op de vingers getikt door de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties vanwege het gewelddadige gedrag van de politie, met name tegen zwarten.
Wet tegen de leegloperij
Het hardnekkige beeld is dat de bestemming van de zwarte armoede, misdaad en geweld is en daar moeten we vanaf, verklaart Alfredo. Maar de tragiek is dat dat beeld al zo oud is als de slavernij zelf en dat het dus niet eenvoudig is om het te veranderen. Toen de zwarte bevolking eindelijk het juk van de slavernij van zich had afgeworpen, was het niet eenvoudig om werk te vinden. Duizenden voormalige slaven waren op zoek naar werk, maar voldeden zogenaamd niet aan de eisen en bleven dus aan de marge van de arbeidsmarkt. De staat had zich bovendien ten doel gesteld meer blanke immigranten aan te trekken om de bevolking witter te maken.
In 1890, twee jaar na de afschaffing van de slavernij, werd de ‘wet tegen de nietsnutten’ aangenomen. Deze maakte het strafbaar voor iemand die in staat was om te werken om zonder iets om om handen over straat te gaan. Het waren bijna alleen zwarten die door de politie werden opgepakt en achter de tralies werden gezet.
Volgens de schrijver Lira Neto, die een uitgebreid gedocumenteerd werk over de beginjaren van de samba – begin van de twintigste eeuw- schreef, werden de mensen een maand vastgezet en vrijgelaten onder voorwaarde dat ze binnen twee weken werk gevonden moesten hebben. “Het simpele bezit van een percussie-instrument (beschouwd als barbaars, want bespeeld door zwarte Brazilianen, WU) kon al als een aanwijzing voor leegloperij worden geïnterpreteerd”, schrijft Neto. Het overkwam de indertijd bekende sambamuzikant João da Baiana. Hij belandde achter de tralies, maar kon aantonen dat hij werk had. Maar zijn tamboerijn, die hij bij zijn arrestatie bij zich droeg, was hij kwijt. Dankzij de gezaghebbende senator Pinheiro Machado, die van samba hield en João da Baiana kende, kreeg hij een nieuwe. In de blanke maatschappij, die de voormalige slaven en hun nazaten uitsloot, hadden deze gelukkig ook bondgenoten.
De wet tegen de leegloperij werd pas in 2012 afgeschaft. “De simpele intentie om mensen te straffen die de maatschappij al veroordeeld heeft tot sociale uitsluiting, tot honger en tot wanhoop geeft blijk van een onovertroffen wreedheid in ons juridisch stelsel”, zei de toenmalige minister van justitie van de socialistische regering van Dilma Rousseff, die het initiatief voor afschaffing van de gewraakte wet had genomen.
Gebogen hoofd
Als je uit zo’n negatieve geschiedenis voortkomt en er zo’n stigma op je plakt, is het bijna onmogelijk om een hoge dunk van jezelf te hebben, maar volgens fotograaf en activist Januário Garcia Filho, een gebrilde zestiger met een stralende lach, is er vooruitgang: “Vroeger liepen we met gebogen hoofd, nu lopen we rechtop over straat.” Niet dat het van een leien dakje gaat. “In veertig jaar hebben we 50 ton water uit de zee gehaald en daar hebben we 1 liter van kunnen zuiveren. En de tweede liter is de quoteringswet die een minimum stelt aan het aantal zwarten dat een universitaire studie kan beginnen”, grinnikt Garcia.
Volgens deze quoteringswet, die in 2012 in werking trad, moet de helft van de beschikbare plaatsen aan openbare universiteiten aan mensen worden gegeven die op een openbare school hebben gezeten – lees: op een school waar alleen arme kinderen naartoe gaan. De rijke kinderen gaan naar privéscholen, waar het lesgeld veel hoger is, maar de kwaliteit van het onderwijs ook veel beter is. De wet bepaalt ook dat een deel van de plekken voor mensen met een smalle beurs naar zwarten, kleurlingen of indianen gaat. Hoeveel dat er zijn hangt af van de bevolkingssamenstelling van de betreffende deelstaat.
Neger kent zijn plaats
Maar de staat is nog steeds racistisch, meent Garcia. “Wie heeft er gratis openbare gezondheidszorg en onderwijs nodig? De armen en de zwarten, wat grofweg op hetzelfde neerkomt. En welke staatsinstituten leveren de slechtste kwaliteit aan de burger? Die in de gezondheidszorg en het onderwijs. We spreken hier zo graag van raciale democratie en dat er geen racisme in Brazilië bestaat. Ze bedoelen dat de neger zijn plaats kent!” Garcia bulderlacht zijn grote witte tanden bloot.
“Dat woord ‘neger’, dat het slechtste woord was dat bestond, dat hebben wij opgepakt en tot ons vlaggenschip gemaakt. We hebben het niet meer over bruinen en mulatten. Wij van kleur zijn allemaal negers.”
Het gaat er niet alleen om om racisme te bestrijden, aldus Garcia. “We moeten ook vechten voor raciaal bewustzijn: de blanke moet zich ervan bewust zijn dat hij door zijn kleur bevoordeeld is in de maatschappij.”
Uitdagend: “Er bestaat geen geschiedenis van Brazilië zonder de zwarten. De Afrikanen brachten de mijnbouw hier naartoe. Dankzij hen haalden de Portugezen zo veel goud uit de grond. De samba, waar zo’n goede sier mee wordt gemaakt in internationaal verband, is zwart.”
Piramidemodel
Hij ziet een langzame verkleuring ontstaan in hoge functies: “De vice-voorzitter van de faculteit economie van de Federale Universiteit van Rio de Janeiro bijvoorbeeld is een zwarte.”
Hijzelf is als fotograaf succesvol en exposities over de hele wereld en drie van zijn vier kinderen hebben een universitaire titel. “En ik heb al vier kleinkinderen, dus ik druk mijn stempel. De strijd gaat door”, grijnst hij.
“Er is nog een lange weg te gaan. Brazilië ziet de waarde van haar zwarte bevolking nog niet in. We zijn 54% van het land!” Maar, geeft Garcia toe, hij zelf moet ook nog ontdekken wat precies de waarde van de zwarte is, omdat er in de Braziliaanse maatschappij, waarin hij zelf ook gevormd is, nooit oog voor is geweest.
“Onze cultuur is anders dan de Europese cultuur die gebasseerd is op een piramidemodel, waarin de mensen aan de top bepalen wat er gebeurt. In de landen waar we tot slaaf gemaakt zijn, zitten we op het laagste niveau van die piramide. Wij Afrikanen geloven meer dat je de dingen samen oplost. Wij (García doelt op de Afro-Braziliaanse religie candomblé, WU) geloven in Olorún, schepper van alle wezens in de natuur. De godin Oxum van de rivieren en de beken, de schoonheid en de liefde heeft dezelfde macht als de god Oxossi van de jacht en de landbouw.
We zijn aan het leren. We kennen de geschiedenis van de jager. Nu moeten we de geschiedenis van de leeuw leren kennen.”
Dit is het tweede deel in de serie Black Power in Rio, die ik samen met fotograaf Ierê Ferreira maak en die is gefinancierd uit crowdfunding bij Voordekunst en met aanvullende steun uit het Matchingfonds van De Coöperatie. https://www.voordekunst.nl/projecten/5056-black-power-in-rio-1
Het eerste deel is hier te lezen.