Teddy gaat niet op zoek naar loopse teefjes, want hij is gecastreerd. Zijn baasje is brandweerman en weet dus alles van preventie. Zelfs al zou Teddy op zoek gaan naar mooie meisjes, hij vindt ze niet. Ze zitten binnen, dan wel in een goed omheinde tuin. Hij ruikt ze ook niet, want veelal zijn de dametjes gesteriliseerd. Ook in Nederland zit een ongeluk immers in een klein hoekje.
Hoe anders is dat op Curaçao? Hier wemelt het van de straathonden. Je kunt, rijdend over het eiland, niet tot drie tellen of je ziet er weer één. Of zes. Vaak onder de schurft, onder de karpatten (teken) en in veel gevallen trekkend met een van hun pootjes. Als je een beetje oplet, zie je ook met regelmaat een doos met puppies, gewoon aan de straatkant gezet. Een x-aantal vrouwen – ja, met name vrouwen – trekt zich gelukkig het lot van de honden aan. Ze halen de honden van de straat, verzamelen de dozen met puppies of plukken ze uit de bosjes om er vervolgens mee naar de dierenarts te gaan. Dierenliefhebbers storten geld op hun rekening zodat de kosten van castraties, sterilisaties, operaties om gebroken poten te repareren en medicijnen om ziektes te elimineren betaald kunnen worden. Dierenartsen staan dag en nacht klaar om de meest treurige gevallen te behandelen, vaak tegen een vriendelijk tarief.
Daarna worden de honden (en katten) ter adoptie aangeboden. Vaak lukt dat. In het uiterste geval wordt een dier – behandeld en wel – terug op straat gezet, in de voor hem/haar bekende buurt. Er zijn immers honden die niet (meer) te domesticeren zijn.
De verhalen die de dierenredders op FaceBook zetten, zijn hartverscheurend. De beelden zijn nog erger. Gisteren hoorde ik weer zo’n verhaal. Een lieve mevrouw had zich ontfermd over twee puppies die bij haar in de buurt rondhingen. Ze werden in het zogeheten Feeder Program gezet, waardoor de twee hondjes in elk geval verzekerd waren van dagelijks eten en drinken. Ze in huis nemen was geen optie, aangezien de dame al vijf honden op haar erf had rondlopen. “In het begin waren ze bang”, vertelde de dame me. “Maar al gauw raakten ze aan me gewend en waren ze blij als ze me zagen.” Totdat de maand december aanbrak. “We hadden een aantal weken van noodweer”, zegt ze. “Maar de hondjes moesten eten, dus ik ging ze toch opzoeken, donder en bliksem ten spijt. Toen ik ze eten gaf, sloeg er een bliksem vlakbij in en knetterde de donder. Geschrokken schoten de hondjes de struiken in. Even later kwamen ze tevoorschijn en liepen achter me aan, richting de auto. Ze probeerden erin te springen, zó bang als ze waren. Maar ik kon ze niet meenemen. Thuis kwamen de tranen. Ik vond het zo erg dat ik ze daar achter moest laten. Ik voelde me een slecht mens.”
Een dag later moest de dame werken en nam haar man de honneurs waar. “Het was opnieuw slecht weer”, vertelt hij. “Ik gaf ze eten, maar ze durfden de struiken niet uit te komen. Toen ik daarna wegliep, kwamen ze achter me aan. Bibberend van angst kwamen ze bij me staan. Mijn hart brak. ‘Kom maar’, zei ik. Ze liepen direct met me mee.”
De twee broodmagere hondjes lopen nu rond in de tuin. Ze zien er goed uit en voelen zich op hun gemak. Ze betalen hun redders terug met veel liefde en een enorme waaksheid. Ze zijn thuis.
Deze verhalen vallen dagelijks op te tekenen op Curaçao. Dagelijks. Tientallen leventjes worden zo wekelijks gered. Honderden hebben dat geluk (nog) niet. Het is dweilen met de kraan open, maar dat deert de dierenredders niet. Ze gaan door, elke dag opnieuw. Zij nemen de verantwoordelijkheid waar anderen die laten liggen.
Het is een geciviliseerde, gelovige samenleving als de Curaçaose onwaardig, deze problematiek met dieren. Alsof honden en katten geen schepsels van God zijn… Beste gelovigen, herlees de Bijbel maar eens goed! Er staat onder meer: ‘Toen God de Israëlieten wetten gaf, leerde hij hen dat zij dieren goed moesten verzorgen. Zo verlangde hij van hen dat zij een verdwaald dier naar zijn eigenaar moesten terugbrengen en dieren die in moeilijkheden verkeerden, moesten helpen.’ (Exodus 23:4, 5).