Ik ben vandaag op de kop af drie weken terug op Curaçao. Ik heb in 11 maanden Nederland niet zo veel regen gehad als in deze drie weken hier, haha. En dat is geen grap! Verder lijkt het alsof ik een maand ben weggeweest. Gewoon een maandje vakantie of zo. Gek hè!
We hadden ons huis die 11 maanden verhuurd en het is in keurige staat achtergebleven. Natuurlijk moesten we wat schoonmaken en alle spullen weer ‘op hun plaats’ zetten. En vanzelfsprekend waren er een aantal zaken die een likje verf nodig hadden, maar dat is altijd zo op Curaçao. Zon, zout en zand eisen gewoon hun tol.
Iets dat meer zorgen baart zijn de ratten. Er zijn er meer van nu, zo lijkt het. En dan heb ik het over de beestjes op vier poten, maar ook over de beesten op twee poten die met wapens rondrijden en gewoon als in de film in het voorbij rijden hun magazijn leegschieten op een tuin waar mensen een verjaardag vieren.
Beide type ratten moet ik niet hebben.
De beestjes hebben we geprobeerd aan te pakken met gif. Volgens mij heeft het nog niet gewerkt, want ik hoorde net geritsel in de struik waaronder er een zijn holletje heeft. Of één… misschien zit er wel een hele ‘gang’. Eerlijk gezegd had ik er geen goed gevoel bij om dat gif te plaatsen. Allereerst vanwege het gevaar voor onze eigen huisdieren. Zij mogen natuurlijk niet in aanraking met het gif komen en dus hadden we een plaats uitgedacht waar de honden níet bij kunnen komen en de ratten wel. We besloten een bakje met gifblokjes onder een vlonder te hangen. De blokjes wentelden we vooraf in wat paté-over-de-datum. ‘Geen idee of ratten dat wel lekker vinden’, realiseerde ik me nadat ik het bakje had opgehangen. Om daar onder de vlonder te komen moest ik wat halsbrekende toeren uithalen. Nou is mijn hals intact gebleven, maar ik gleed wel weg op mijn slippers – hoe dom kun je zijn? – en dus sneed ik mijn voeten aan de rotsen.
Aan de ene kant vind ik het jammer dat het gif geen soelaas heeft geboden, aan de andere kant niet. Ik vond het ergens ook echt zielig voor de ratten. Ik bedoel: je neemt een hapje van iets lekkers en krijgt daarna vreselijke buikpijn. En niemand die je kan helpen. Krimpend van de pijn leg je uiteindelijk het loodje. Dat lijkt me vreselijk. Dan zie ik die kraaloogjes voor me, hoor het wanhopige gepiep van het beestje en voel me een erg slecht mens.
Aan de andere kant: we moeten er wel van af, van die ratten, zowel op vier als op twee poten. Want ze zijn óók gevaarlijk voor ons. Ze kunnen ziektes verspreiden, maar ze kunnen je ook aanvallen. En in zo’n geval geldt het aloude Italiaanse adagium van mijn oma ‘je moet ze pakken voordat ze jou pakken’. En gelijk heeft ze, dat weet ik ook wel. Maar die ratten kunnen er ook niks aan doen hè. Ze zijn ook maar gewoon op deze wereld gekomen, net als wij. En ze hebben ook maar geleerd van hun ouders en hun omgeving om te doen wat ze doen. Ze weten niet beter. Bovendien voldoen ze gewoon aan het heersende verwachtingspatroon. Iedereen wéét dat ze hun eten bij elkaar jatten. Dat ze ongeoorloofd ergens naar binnen glippen en door kastjes razen, op zoek naar iets lekkers. En dat ze vluchten óf aanvallen als ze worden betrapt.
Dus ja, het is een probleem, die ratten. Wat kunnen we doen? Een eigen ruimte geven met een goedgevulde koelkast zodat ze niet meer op roverspad moeten? Is dat een oplossing? Ik vraag het me af. De rat wil nu eenmaal altijd meer. Voor je het weet krijg je een lijstje van zaken waar de koelkast mee gevuld moet worden, ‘want anders…’
(Inmiddels is het ratten-op-vier-poten-probleem thuis onder controle)