Vier weken geleden zat ik al ruim drie uur in de lucht. Vroeger vond ik die vluchten altijd verschrikkelijk lang, kan ik me herinneren. Zat ik maar naar dat schermpje met dat vliegtuigje te kijken, de flighttracker. Schoot niet op. Het ging niet eens millimeter voor millimeter! Tegenwoordig lijk ik zo’n vlucht in een roes te beleven. Ik ga zitten, geniet van het opstijgen, bestel een biertje na het eerste biepje en voor ik het weet, wordt de landing al ingezet. Ook zo’n heerlijk moment. Even later sta ik ongeduldig met de handbagage in de stoel naast me te wachten tot al die mensen voor me eens de slurf zijn ingelopen. Dat was dan mijn vlucht.
Het meest bizarre van zo’n vliegreis vind ik altijd dat je, eenmaal de koffers binnen en door de douane heen, in een totaal andere wereld stapt. Dit keer was het warm als altijd, maar ook regenachtig. Het was de eerste keer dat ik dat meemaakte.
Nu, vier weken later, ben ik helemaal geland. Figuurlijk dan. Ging eigenlijk best snel. Alsof ik niet ben weggeweest. Ik kon me direct al niet meer voorstellen dat ik echt 11 maanden in Nederland heb doorgebracht. Het lijkt wel alsof ik een maandje op vakantie ben geweest!
Toch hebben mensen ons gemist. De mensen in het dorp reageren veelal blij verrast. ‘Balotelli! Tijd niet gezien, waar was je?’ Ik vertel dan dat ik 11 maanden in Nederland heb gewoond. ‘En nu, ben je op vakantie?’ Als ik dan antwoord dat ik weer op Curaçao wóón, breekt er bij de andere partij steevast een lach door. ‘Goed Balotelli, goed!!! Blij dat je er weer bent!’
Hoe anders reageren de ‘Europese Nederlanders’ (goh, wat haat ik al die onderscheidende termen, maar ze blijken nodig, zo wordt ook duidelijk uit het navolgende). Met een satanisch lachje rond de lippen krijg ik van hen de vraag (nou ja, vraag…) ‘en? Het was niks in Nederland zeker?’ Ik moet hen dan teleurstellen. Het was hartstikke leuk in Nederland! Een gezicht waar het onbegrip van af druipt, valt me dan ten deel. Sommigen vragen maar niet verder. Anderen vragen waarom ik dan ben teruggekomen. Nou liggen daar verschillende redenen aan ten grondslag waar ik ze niet mee wil vermoeien en dus antwoord ik ‘ik miste Curaçao’. Dat was overigens wel één van de redenen. Dan krijg ik ook van die kant een lach. Zo van ‘ik wist het wel’, met weer dat satanische lachje.
Leven tussen twee werelden. Dat is het. Iedereen die in beide landen heeft gewoond, weet wat het is. Weet hoe het voelt. Het is een niet te omschrijven iets, maar als ik het dan toch probeer, komt het hier op neer: als je daar bent, wil je hier zijn en als je hier bent, wil je daar zijn. Let wel: om dit gevoel te kennen moet je dus in beide landen hebben gewoond. Vakantie telt niet. Ook al ben je 60 keer een maand geweest.
Als er íets is dat ik de afgelopen 7 jaar heb geleerd dan is het dat wel. Toen ik in 2011 met vrouw en kind naar Curaçao verhuisde, dacht ik dat ik héél goed wist waar ik naar toe ging. Ik was immers al iets van 14 keer een maand hier op vakantie geweest. Ik verbleef dan niet in een hotel, maar thuis bij mijn schoonmoeder. Ik sprak al Papiaments, las de kranten, keek tv en snoof alles altijd in me op. Ik dacht te weten waar ik naar toe ging, maar het was niet zo. Dát is het enorme verschil met deze keer. Nu weet ik het wel en dus kwam ik dit keer ook écht thuis. Ik weet nu hoe alles werkt, ik weet hoe de mensen zijn, ik ken de voor- en de nadelen.
En ik moet zeggen: dat geeft een ongekende rust. Bizar om mee te maken. Overigens kende ik die rust in Nederland ook, dus wat dat betreft heb ik een prettig jaar achter de rug. Een jaar waarin lang niet alles goed ging, maar waarin ik wél een bepaalde rust heb gevonden.
Maar dat daarmee mijn ‘búskeda’ ten einde is, dat denk ik niet. Gelukkig niet.
(Balotelli is mijn bijnaam in ons dorpje, Boca Samí)