Op het schilderij staat Rebekka Visser afgebeeld als een hedendaagse Marianne – het nationale symbool van Frankrijk. Net als op het beroemde schilderij ‘De vrijheid leidt het volk’ van Eugène Delacroix, is de gele jurk gescheurd, waardoor haar blote borsten zichtbaar zijn. Naaktheid als teken van kwetsbaarheid – en dus moed. Rebekka draagt geen Franse vlag, maar steekt strijdvaardig een breiwerk de lucht in – een knipoog naar de befaamde Franse gynaecoloog Michel Odent die meent dat een breiende vroedvrouw in de hoek van de kamer een rustgevend effect heeft op bevallingen. Om haar heen geen deelnemers aan de Franse revolutie, maar beelden van zwangeren, een baarkruk, een keizersnede en een verlostang; instrumenten die symbool staan voor ontwikkelingen die de geboortezorg de afgelopen eeuw zo ingrijpend veranderd hebben. Visser kreeg het schilderij van een vrouw bij wier bevalling ze als verloskundige was. Of correctie: als vroedvrouw. Want in woorden van Visser: “Dat we we onszelf verloskundigen zijn gaan noemen, was tekenend voor de teloorgang van ons vak.”
Maar daarover later meer.
Eerst is er goddelijke zelfgemaakte cake. En sterke koffie. Wel fijn, na 2,5 uur rijden naar het dorpje Usquert, op het Groningse platteland, waar Rebekka Visser (48) en Mirjam Medema (37) sinds 6,5 jaar huis en hun praktijk Springtij delen. In het relatief kleine wereldje van de geboortezorg zijn de twee beroemdheden te noemen. Geliefd vanwege hun grote betrokkenheid, enorme kennis en visionaire ideeën, maar ook beducht, en door sommigen zelfs gevreesd, vanwege hun onconventionele en soms ronduit radicale en uitgesproken opvattingen. Beiden zijn actief binnen De Geboortebeweging, de stichting die opkomt voor het compromisloze recht op autonomie en lichamelijke integriteit van elke zwangere en barende vrouw. Regelmatig kwamen ze in botsing, met gynaecologen, maar zeker ook met hun collega’s in de eerste lijn. In de dertien jaar dat ze als vroedvrouw werkzaam waren, stond de geboortezorg in de felle publieke schijnwerpers. Babysterfte, integrale geboortezorg, gynaecologen en verloskundigen die verbaal rollebollend over straat gingen, grote belangen, nóg grotere ego’s. Dat ze stoppen, kwam voor velen als verrassing. Wat heeft tot die keuze geleid? Hoe kijken ze tegen hun vak aan? En hoe zien zij hun persoonlijke toekomst en die van de geboortezorg?
Tussen de kampen in
Ze hebben net een interne verhuizing achter de rug: Visser verhuisde van voor- naar achteren, om ruimte te maken voor de nieuwe cursusruimte voor het trainingscentrum Noorderzicht dat ze samen met de eveneens stoppende Groningse vroedvrouw Majanka Boddée-van der Wal begonnen zijn. In de volle boekenkast van Visser staat een duidelijk gelezen exemplaar van ‘Push Back’ van de Amerikaanse gynaecoloog-in-ruste Amy Tuteur, die daarin ongekend fel stelling neemt tegen ‘radicale verloskundigen’ en de ‘wereldwijd opkomende natuurlijkheidscultus in de geboortezorg’ die volgens haar zowel moeders als baby’s benadeelt. Visser, die zichzelf op haar eigen blog ‘vroedvrouw en radicaal’ noemt: “Het is zéker niet allemaal onzin wat Tuteur zegt, alleen maakt ze er zo’n groteske karikatuur van. Ze doet net alsof het zwaar wetenschappelijk is wat ze doet, terwijl ze gewoon haar ongenuanceerde mening debiteert. Ik zou het veel sterker van haar vinden als ze daar gewoon open over was.”
In de ogen van Visser delen beide ‘kampen’ – die van het verheerlijken van de natuurlijke bevalling als die van het zweren bij zoveel mogelijk witte jassen en technische snufjes – namelijk dezelfde valkuil. “Ze zetten wetenschap naar hun hand, zijn selectief in het delen van feiten. Ja, een vrouwenlijf is gebouwd om een baby ter wereld brengen, en teveel poespas eromheen verstoort dat proces negatief. Tegelijkertijd is de natuur zéér onvoorspelbaar en ‘het systeem’ buiten de deur houden, betekent dus niet dat er geen complicaties kunnen optreden. Het ‘vertrouw maar op de natuur’-mantra kan daarom gevaarlijk zijn, tenzij de zwangere dit vindt ongeacht de uitkomst, maar dat geldt niet voor het merendeel van de vrouwen. Die willen namelijk vooral heel graag een gezond kind op hun borst na de bevalling. Om het geluk af te dwingen, vertrouwt een groeiende groep vrouwen daarom niet op witte jassen en een ruggenprik, maar op hypnobirthing en homeopathische middeltjes. In essentie is dat hetzelfde; ze zoeken vertrouwen in iets dat buiten zichzelf ligt. Dat zogenaamde ‘bewust bevallen’ is een farce; het is iets met je hoofd doen dat je kont moet regelen. Het dierlijke de boel laten overnemen – dat werk. Je kunt een wee wel een ‘golf’ noemen en pijn een ‘sensatie’, maar uiteindelijk parasiteert dat hele hypnobirthing op dezelfde angst voor pijn als de ruggenprik-goeroe’s. Ze verkopen een sprookje met mierzoete affirmaties, mooie plaatjes van badbevallingen met rozenblaadjes en creëren daarmee teleurgestelde vrouwen, omdat bijna niemand aan dat plaatje kan voldoen.”
Wetenschap niet zelfde als techniek
Wat Visser en Medema enorm stoort, is dat ze door hun kritische houding ten opzichte van medische ingrepen en de gretigheid waarmee sommige zorgverleners nieuwe technieken willen introduceren in de geboortezorg, vaak lukraak in de anti-wetenschappelijke hoek gezet worden. Visser: “Wetenschap staat níet synoniem aan techniek, maar te vaak wordt dat wel zo gezien. Méér echo’s, méér screening, meer meten met CTG; het is een vorm van bezwering, want van veel van die dingen staat het allerminst vast dat het tot betere uitkomsten voor moeder en kind leidt. Heel weinig van wat wij als beroepsgroep als vanzelfsprekend zien, is echt aantoonbaar effectief. Verreweg de meeste richtlijnen en protocollen zijn gebaseerd op ervaring en cultuur, niet op keiharde bewijzen. Wij zeggen dan ook niet: vertrouw niet in de wetenschap. Maar wel: wees niet blind voor de nukken van het huidige systeem.”
Medema: “Zo klopt het volgens ook gewoon niet om alleen naar de kortetermijneffecten van ingrepen te kijken. De discussie rondom VBAC (vaginale bevalling na een keizersnede) is daar een goed voorbeeld van. Het absolute risico dat een oud litteken tijdens de baring scheurt, is 4:1000. Een gescheurde baarmoeder is zeer ernstig, maar je kunt niet zo maar de nadelige effecten bij die 996 vrouwen van tafel vegen bij wie mogelijk onnodig ingegrepen wordt. Wij vinden dat het aan de vrouw is om die afweging te maken, maar in het gepolariseerde debat is dat bijna onmogelijk; de ene kant schreeuwt over onnodige sterfte, de andere kant over blind vertrouwen en luisteren naar je lichaam.”
Zoete koek
Gooi er een kwartje in en de woorden blijven komen – dat is Rebekka Visser. Mirjam Medema is de stillere helft van het bijna symbiotische verbond tussen deze twee vroedvrouwen. Hun band wortelt in Amsterdam, waar ze tussen 2000 en 2004 samen in de collegebank zaten van de toenmalige Kweekschool voor Vroedvrouwen. Visser was met 33 een ‘oude’ student en al moeder van 3 kinderen. Visser: “Na al die jaren thuis met de kinderen, kon ik niet wachten om al die kennis op te doen, ik zat permanent op het puntje van mijn stoel. Wij vonden elkaar in onze tomeloze interesse, het was om het even wie er voor het eerst ‘is dat wel zo?’ riep tijdens een collega. Niks voor zoete koek slikken, alles bevragen en onderzoeken.”
Na de opleiding ging Visser terug naar Groningen, Medema volgde – na het nodige getrek van Visser – in 2008. Sinds 2011 werken ze ‘caseload’, dus met een minimaal aantal cliënten om zo intensieve 1-op1 zorg te kunnen garanderen. Medema: “Caseload werken draait om de vrij simpele overtuiging dat het ertoe doet wie er naast staat tijdens een baring. En dat je voor goede zorg tijd en aandacht nodig hebt. En toch is 24/7 in dienst staan van een zwangere echt geen opoffering, het is echt vet leuk om zo te werken.”
De groep ‘ruimdenkende’ vroedvrouwen is in Groningen opvallend groot, ze vormen een coöperatie met zestien leden. Naast Visser, Medema en Boddé stoppen er binnenkort nog twee – een aderlating die tot ver buiten het postcodegebied te voelen is. De gelijkgestemde vroedvrouwen weten elkaar te vinden voor intervisie, maar zeker ook voor steun. Want makkelijk is het zelden om tegen de stroom in te zwemmen.
Baren buiten het boekje
De bekendheid van Visser in ‘het wereldje’ werkt dan ook zeker niet altijd in haar voordeel, bleek toen ze in 2013 voor de tuchtrechter moest verschijnen. Een jaar nadat ze van weekblad Libelle de Gouden Ooievaar kreeg voor ‘bijzondere diensten in de zorg’, moest ze zich samen met twee andere vroedvrouwen, Laura van Deth en Elisabeth Polak, verantwoorden het thuis begeleiden van risicovolle bevallingen, waaronder die van een tweeling. Van Deth werd geschorst, Visser en Polak kregen een berisping. Visser: “In de media werden we neergezet als een paar heksen die kwakzalverij en eigenbelang lieten prevaleren boven het belang van de vrouw en het ongeboren kind. De berichtgeving was genadeloos, net als het oordeel van veel collega’s. Mijn criticasters dachten precies te weten hoe het zat, de meeste bizarre verhalen gingen rond. Weet je hoeveel van die mensen mij in die tijd gevraagd hebben hoe het écht zat? Nul. Ze schreven me publiekelijk af zonder ooit één woord met me gewisseld te hebben. Het lijkt exemplarisch voor een breder probleem: er is geen oprechte nieuwsgierigheid meer, mensen laten zich niet verrassen door andere standpunten en meningen van anderen. Verdiep je eens, ga in andermans schoenen staan, neem een ander perspectief aan; je kunt er veel van leren.”
In hoger beroep bleef er weinig overeind van de schorsing van Laura van Deth; zij is ondertussen weer aan het werk. Heeft Visser spijt dat zij niet ook in hoger beroep gegaan is? “Ik heb daarvoor een jurist geraadpleegd – mijn verdediging tijdens de zaak deed ik zelf – en zij dacht dat de kans op herziening nul was. De advocaat die ik om een second opinion vroeg, zei hetzelfde. Dan maak je een keuze. Ik kon nog een rechtszaak verlíézen niet aan, na zo’n vertoning als die eerste zaak. Nooit heb ik me zo eenzaam en zo radeloos gevoeld als in die periode. Mirjam, en nog een groep collega’s, vrienden en familie, is al die tijd pal naast, achter en voor me blijven staan.”
De teloorgang van het vak
Ze zijn géén thuisbevallingsmaffiosi – hoe vaak ze dat al niet hebben uitgelegd. Visser: “Wij zijn geen pleitbezorger voor’ de fysiologische, of puur natuur-bevalling – wél staan wij voor de absolute autonomie van de vrouw om zelf te beslissen wat ze wil, op basis van eerlijke informatie over voor- en nadelen van elke keuze. Er is onmiskenbaar een overlap tussen die twee, maar er is een cruciaal verschil. Het is niet mijn zaak of een vrouw wel of niet voor een ruggenprik kiest. Net zoals het ook niet aan mij is om te zeggen: je mag niet thuis bevallen van een tweeling. Als een vrouw weloverwogen die keuze maakt, dan gooi ik als zorgverlener de deur niet dicht. Ook zij heeft recht op zorg. Dat staat los van de vraag of ik het ‘eens’ ben met die keuze, of m zelfs maar begrijp.”
Medema: “Het voelt als falen dat we dit verschil niet kunnen uitleggen aan een breed publiek, dat het blijkbaar een te subtiel onderscheid is, terwijl het voor ons zo evident en fundamenteel is.” Visser: “Zijn wij nou de gekkies met radicale ideeën? Zeg jij het maar, voor mij is het zo logisch. Maar mijn pijp is leeg om het nog leuk te hebben in dit vak.
Medema: “We stoppen ook omdat het niet lukt om de eerstelijns verloskundigen met alle neuzen een kant op te krijgen. Als je wat wilt bereiken, moet je een grote groep op de been krijgen. Met een klein groepje dwarsliggers bereik je niks. Als de KNOV de poot stijf had gehouden in de gesprekken met verzekeraars en gynaecologen, en had gezegd: luister eens even, wij doen 80 procent van het werk, zoek het eens even lekker uit en vangen jullie die baby’s maar op dan – dán had je een onderhandelingspositie afgedwongen. Over de basis van ons werk ga je niet onderhandelen, dan teken je voor je eigen ondergang.”
Visser: “Wat een vroedvrouw-hart tot een vroedvrouw-hart maakt, dat kan niet overleven in deze tijd van integrale geboortezorg. Verloskundigen zijn steeds meer aan de voorzichtige kant gaan zitten; er hoeft maar íets te gebeuren, of ze dragen een barende vrouw over. Ook vragen ze tijdens een zwangerschap steeds vaker advies aan de gynaecoloog over casussen waar ze tien jaar terug hun eigen afwegingen bij hadden gemaakt, durven nergens meer hun vingers aan te branden. We zijn een onzekere beroepsgroep geworden. Veel verloskundigen zien het als verworvenheid dat zij nu ook tweedelijns handelingen mogen verrichten, zoals een CTG lezen. Alsof ze serieuzer genomen worden met een medische status, terwijl onze kracht toch echt elders ligt. Resultaat is dat we onze autonomie verloren hebben en binnen vijf jaar als zelfstandige beroepsgroep zullen verdwijnen. Dat is de prijs die we betalen. Wij hebben geprobeerd om aandacht te vragen voor dit stuk. Als de grote groep daarin meegegaan was én daarna was gaan staan voor een hervonden identiteit, dan was er hoop geweest. Maar helaas.”
Wankelend wereldbeeld
Waar de buitenwereld stelligheid en standvastigheid ziet, ervaren Visser en Medema bij zichzelf juist vaak twijfel en onzekerheid. Medema: “Als je er vanuit gaat dat baren een fysiologisch proces is, en je bent bereid daarin protocollen en richtlijnen los te laten, hoe bepaal je dan wanneer het genoeg is, wanneer je een vrouw toch moet insturen bij een ziekenhuis? Het is dan heel erg belangrijk dat je zeker weet dat de vrouw voldoende informatie gekregen heeft om een weloverwogen beslissing te maken.”
Door alle bangmakerij denkt de gemiddelde Nederlandse vrouw dat ze het niet zelf kan, een kind baren, en dat er áltijd hulp nodig is. En soms ís dat ook zo, en dan hebben we in Nederland ziekenhuizen in de buurt. Het is de grote kracht van vroedvrouwen dat we zelfstandig risico’s kunnen inschatten, maar het is vrij makkelijk anders te framen; dat wij iets opdringen aan vrouwen door ze langer bij ons te houden, dat we ze dwingen om natuurlijk te bevallen. Maar over de keerzijden van medisch ingrijpen praten we te weinig. Het is als zwangere tegenwoordig schier onmogelijk echt autonome beslissingen te maken op basis van eerlijke informatie.”
Op de scholingsbijeenkomsten voor verloskundigen en andere geboortewerkers die ze vanaf augustus gaan organiseren, willen ze alleen deelnemers zien die bereid zijn hand in eigen boezem te steken. Visser: “We weten heus wel dat onze boodschap weerstand oproept. Maar we zoeken mensen die bereid zijn op zelfonderzoek uit te gaan naar het waarom van die weerstand. Het is makkelijk te roepen: ‘Die drie Groningers spreken quatsch’, om in de verdediging te schieten. Als wij zeggen dat je met een consult van tien minuten geen goede zorg kunt bieden aan een zwangere, dan horen we negen van de tien keer dat dat onzin is. Terwijl je ook kunt zeggen: ‘Ik weet dat het niet ideaal is, maar ik heb nu eenmaal een hypotheek en een eigen gezin.’ Dat snáp ik, dat er drempels liggen tussen wens en realiteit. Maar zorgverleners zouden mijn inziens wel in staat moeten zijn hun persoonlijke situatie los te trekken van de vraag wat goede zorg is. Dat je eerlijk moet zijn over de frustraties die dat oproept. Neem bijvoorbeeld het bizar hoge percentage knippen dat wij in Nederland tijdens de bevalling zetten. Als je daar vraagtekens bij zet, dan raakt dat aan de basisovertuiging die diep geworteld zit in onze maatschappij, namelijk dat zorgverleners alleen interventies uitvoeren omdat ze nodig zijn om jou én je baby te redden. Schuiven aan dat idee doet pijn, omdat het je wereldbeeld doet wankelen waar je zolang op vertrouwd en naar gehandeld hebt. Als een zorgverlener tegen een vrouw zegt: ‘we dénken dat wat wij voorstellen veiliger is, maar zeker weten doen we het eigenlijk niet’, dan ben je eerlijk en transparant. Dan blijft er ook ruimte voor de vrouw om een andere keuze te maken, zij kan immers ook gelijk hebben. Maar op het moment dat je daar als zorgverlener niet kritisch naar wilt of kunt kijken, dan wordt onze werkwijze een geloof, geen evidence based bedrijfstak. Dan verdwijnt het verschil met de zweverige natuurlijk bevallen-wereld waar vaak tegen geageerd wordt.”