Of het nou in het hoofdkantoor van Amazon of Starbucks in Seattle is, dat van Yamaha in Tokio, of van Samsung in Seoul – boeken over de Nederlandse fiscaliteit worden er verslonden. Toch kostte het de drie schrijvers van Het Belastingparadijs de nodige overredingskracht om hun uitgever ervan te overtuigen dat een boek over de Nederlandse belastingheffing ook interessant is voor een breed publiek.
Op bezoek bij hun sceptische uitgever houden de schrijvers de gouden cover van de Quote 500 omhoog.
Nihil
‘Weet je wat dit is? Dit is 107 miljard euro, verdeeld over vijfhonderd man. Wat denk je dat daarover aan belasting wordt afdragen? Weinig tot niks. De perversie zit ’m hierin: wie eenmaal dermate rijk is dat hij specialisten kan inhuren die ervoor zorgen dat de belastingdruk nagenoeg nihil is, die doet dat.’
– ‘En hoe weten jullie dat zo zeker?’
– ‘Dat hebben ze ons zelf verteld.’
Nederland is een belastingparadijs. Maar niet voor u, hardwerkende Nederlander. Op elke euro die u verdient wordt onmiddellijk directe belasting geheven (in de vorm van loonbelasting, vennootschapsbelasting, dividendbelasting etc). Ook op wat er overblijft – gemiddeld zo’n 60 procent – grijpt de overheid toe: omzetbelasting (BTW), accijnzen, motorrijtuigenbelasting, BPM etc. Van de gemeente volgt dan nog de onroerendgoedbelasting en in het voorjaar valt de rekening van de waterschappen op de deurmat. En aan het einde van het jaar mag u nog eens een fictief rendement van 4 procent over uw vermogen bij uw inkomen optellen. Geld waarover u al lang dubbel en dwars belasting heeft betaald.
Jort Kelder
‘Waarom niemand hier belasting betaalt – behalve u’, luidt de bijtende ondertitel van het boek dan ook. En toch is Nederland een belastingparadijs. Voor duizenden – buitenlandse – ondernemingen – popgroepen, artiesten, schrijvers en DJ’s. Mick Jagger, U2 en David Bowie houden van Nederland en dat is al lang niet meer vanwege het liberale softdrugsbeleid en langbenige, blonde meisjes. Via Nederlandse vennootschappen kunnen zij belastingheffing in eigen land ontwijken. Juridisch gezien volkomen legaal, maar vanuit moreel en economisch gezichtspunt steeds twijfelachtiger.
Het boek begint met een voorwoord-klaagzang van voormalig Quote-hoofdredacteur Jort Kelder. Hij blijkt royaal bij te dragen aan de staatskas. Kelder verzwijgt echter dat hij tegenwoordig als medewerker van de publieke omroep vooral aan de ontvangende kant zit van de fiscale pijplijn. Geheel toevallig is Kelders bijdrage niet: twee van de drie schrijvers waren (Joost van Kleef en Martin van Geest) redacteur bij Quote, een van hen, Henk-Willem Smits, is dat nog.
Grieken en Romeinen
De auteurs van Het Belastingparadijs besteden veel aandacht aan de geschiedenis van het fenomeen de belastingontwijking. Een zonnig eilandje met een al even zonnig fiscaal klimaat – het blijkt een Griekse vinding. De Romeinen introduceren in hun Rijk papieren belastingontwijkconstructies. Het principe is ongewijzigd: rijke Romeinen zorgden ervoor dat ze hun inkomen fiscaliseerden in een gebied met een soepel regime.
Een van de twee 19e eeuwse pijlers van de Nederlandse populariteit bij buitenlandse ondernemingen, is het succes waarmee de overheid belastingverdragen met andere landen heeft weten te sluiten. De andere is de zogenoemde deelnemingsvrijstelling: een onderneming die een substantieel belang heeft in een andere belastingbetalende onderneming is vrijgesteld van heffing. Beide principes hebben in een volkomen legitiem doel waarvan iedereen de logica inzag: het voorkomen dat onderneming over dezelfde inkomstenstroom dubbel belasting zou moeten betalen. Het succes van multinationaal opererende ondernemingen, zoals Shell en Unilever, was deels te danken aan de coulante, naar het buitenland uitgebreide deelnemingsvrijstelling. Die was lange tijd uniek.
Brievenbus
De auteurs schetsen uitgebreid hoe het Nederlandse fiscale regime historisch is ontstaan. Dat inzicht bevordert een beter begrip van de materie. Na de Eerste Wereldoorlog werd Nederland door Duitse ondernemingen gebruikt om te voorkomen dat ze hun patenten verloren in het kader van de herstelbetalingen die de geallieerden het land hadden opgelegd. Nederlandse kantoren raakten er gespecialiseerd in.
Het is knap hoe de auteurs de op zich droge materie op een toegankelijke, bijna speelse manier boeiend weten te maken. Hun toon is afwisselend luchtig en serieus. Ze presenteren interessante cases, zoals die van Frits Fentener van Vlissingen van SHV, die in de Tweede Wereldoorlog en daarna wel erg nauw met de Duitsers samenwerkte. Zijn kleinzoon Frits zou de familieholding eind jaren zeventig naar St Maarten verplaatsen. ‘Officiële reden van Frits was zijn angst voor ‘het rode gevaar’, de onofficiële het blauwe gevaar.’
Antillenroute
De Antillenroute vormt een apart hoofdstuk in het boek. Dat is niet voor niets. Het overzeese gebiedsdeel speelt een fascinerende rol in de fiscale geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden. De lome eilandengroep werd begin twintigste eeuw meegesleurd in de vaart der volkeren nadat Shell op Curaçao een raffinaderij voor Venezuelaanse olie had gebouwd. Een raffinaderij op Aruba volgde, lange tijd de grootste ter wereld.
Die economische activiteit leidde tot aanzienlijke geldstromen en al gauw vestigden zich juristen en bankiers op het eiland Curacao. Toen in de jaren dertig de oorlogsdreiging toenam, verplaatsen Nederlandse ondernemingen als Philips, Koninklijke Olie, Ceteco en Unilever zich juridisch naar de Antillen. Dat had in de oorlog als voordeel dat ze niet als vijandelijk bezit in beslag konden worden genomen door de Amerikanen.
Lage tarieven
Het financiële ecosysteem dat zich op Curaçao ontwikkelde kreeg een krachtige nieuwe impuls toen het in 1947 gesloten belastingverdrag tussen Nederland en de VS werd uitgebreid naar de Nederlandse Antillen. De combinatie van bijzonder lage tarieven voor rente, royalty en dividendinkomsten en het belastingverdrag toveren de Antillen om tot een archetypisch belastingparadijs. Miljarden Amerikaanse dollars worden via de Antillen minimaal belast teruggesluisd naar hun Amerikaanse aandeelhouders. Het is wat onder fiscalisten bekend komt te staan als de Dutch Sandwich. Het gaat daarbij niet om het spreekwoordelijke broodje kaas dat de Nederlandse fiscalisten hun cliënten serveren, maar een gewiekste fiscale sluiproute waarin ondernemingen via een brievenbusmaatschappij in Nederland hun inkomsten boeken en die laten belasten op de Antillen.
Coöperatie
In ‘Het Belastingparadijs’ wordt uiteengezet hoe de reputatie van Nederland verslechterde. Fiscalisten weten, vaak op slinkse wijze, de voordelen die Nederland als vestigingsplaats toch al heeft verder uit te buiten. Bijvoorbeeld door de rechtsvorm van de coöperatie te misbruiken voor bedrijven als Sotheby’s, Nike, Samsung en Wal-Mart. Reden: ze zijn vrijgesteld van dividendbelasting.
Hoe de route die multinationals gebruiken er uitziet wordt uiteengezet aan de hand van de case van de quasi-fictieve koffiewinkel ‘Moonbucks’ uit Seattle. Niet geheel toevallig: in Groot-Brittannië ontstond vorig jaar een grote rel en politieke onrust over de fiscale constructie van Starbucks, waarbij de belastingafdracht werd gedempt door de vestiging in dat land royalties te laten betalen aan een Nederlandse houdstermaatschappij.
Rulings
Wat maakt Nederland nu zo uniek? De meeste landen hebben tegenwoordig wel een of andere vorm van deelnemingsvrijstelling en ook het web aan belastingverdragen is niet zo bijzonder als het ooit was.
Volgens de auteurs is dat te verklaren uit de historie en de jurisprudentie. Maar het is vooral de praktijk van rulings, de mogelijkheid voor ondernemingen om afspraken te maken met de fiscus. Tot aan de jaren 90 verliep dat nogal gemakkelijk en informeel. Eigenlijk deed de fiscus maar wat. Onder internationale druk, vooral vanuit Brussel en de Oeso, werden de teugels aangetrokken. Staatssecretaris Wouter Bos van Financiën voerde begin deze eeuw een geheel nieuw systeem in. Met meer voorschriften, minder vriendjespolitiek en zonder de geur van sigaren. Maar ongewild wordt Nederland daardoor nóg aantrekkelijker als fiscale vestigingsplaats. Ruling bleven bestaan, maar werden ondoorzichtig maatwerk.
Papieren ondernemingen
Het gevolg is inmiddels bekend. Nederland is ongelooflijk populair als vestigingsplaats voor ondernemingen die alleen op papier bestaan. Tachtig van de honderd grootste ondernemingen ter wereld hebben hier vennootschappen opgericht om hun wereldwijde inkomstenstromen door te leiden. Volgens de fiscus telt Nederland zo’n 12.500 fiscaal gedreven instellingen, die deel uitmaken van 6200 ‘dossiers’ waarbij elk dossier bij een concern hoort.
De conclusie is onvermijdelijk: ‘Een groot deel van de bedrijven gebruikt de Nederlandse regels dus niet om ‘internationale transacties te stroomlijnen’ en ‘dubbele belasting te voorkomen’, zoals de lobby van trustkantoren en financieel dienstverleners u wil doen geloven, maar om de belastingaanslag tot nul of bijna nul te reduceren – wat heel iets anders is.’
Het gaat om veel geld: in 2010 stroomde 10.200 miljard euro Nederland in en uit. Iets meer dan een tiende van de gehele wereldeconomie stroomt door de Nederlandse brievenbusmaatschappijen. Nederland fungeert daarbij als doorvoerhaven, net als de Rotterdamse haven. De bestemming is echter niet Duitsland, maar perfide plaatsen zoals de Kaaimaneilanden, Bermuda en de Maagdeneilanden.
Crimineel geld
De kritiek op Nederland neemt toe. Natuurlijk, in de slipstream van die papieren holdings is er af en toe een bedrijf dat zich uiteindelijk écht vestigt in Nederland. En inderdaad zijn er onder die 6200 bedrijven ook die keurig gebruik maken van de regelgeving zoals hij ooit is bedoeld, namelijk het vermijden van dubbele belastingheffing.
Maar zelfs de meest welwillende verdediger van de financiële industrie kan niet langer ontkennen dat het gebruik van internationale fiscale regelingen is ontspoord. Het internationale belastingsysteem blijkt multinationale ondernemingen onevenredig te bevoordelen. Dat is niet alleen de schuld van Nederland, het is een internationaal probleem. Het kost buitenlandse overheden niet alleen belastinginkomsten, maar er is ook sprake van concurrentievervalsing ten opzichte van lokale ondernemingen. Britse koffiehuizen en Nederlandse boekhandels betalen meer belasting dan hun multinationale concurrenten Starbucks en Amazon.
Witwassen
Bij vrijwel alle grote bedrijfsschandalen van de afgelopen tijd – Enron, Trafigura, Parmalat – waren Nederlandse trustkantoren of hun filialen in het Caribisch gebied op een of andere manier betrokken. Nog erger is dat Nederland ook een spil blijkt in het transport en het witwassen van crimineel geld, van de Italiaanse mafia tot Chinese triaden, van Russische oliebaronnen tot Columbiaanse handelshuizen – ze kennen de weg in belastingparadijs Nederland als hun broekzak. Terwijl de overheid deze criminaliteit bestrijdt, vullen juristen, fiscalisten en boekhouders hun zakken met het bedenken van constructies ten behoeve van criminelen.
Het is daarom geen wonder dat de kritiek op Nederland toeneemt. Wat hebben we hier eigenlijk aan? De trustsector en andere belanghebbenden in de financiële industrie verdedigen zich vaak door te wijzen op de werkgelegenheid en de additionele belastinginkomsten. Maar uit de rekensom die in Het Belastingparadijs wordt gemaakt, blijkt dat de opbrengsten nogal tegenvallen.
Imago
De wal dreigt zo langzamerhand het schip te keren. Niet alleen volgen de belastingwerkgroepen van de Oeso Nederland met bovengemiddelde aandacht, ook voelen enkele landen aan den lijve wat de gevolgen kunnen zijn van zo’n belastingverdrag met Nederland. Mongolië bijvoorbeeld, dat het in 2002 gesloten verdrag eind 2012 opzegde. Te duur en onrechtvaardig. Een twijfelachtige belastingmoraal blijkt zich te kunnen ontpoppen tot een formidabele marketing liability, zo heeft Starbucks in Groot-Brittannië ervaren. Normaal belasting betalen blijkt ineens iets waarmee een onderneming zich kan onderscheiden en de sympathie van de consument kan winnen.
Is Nederland als grootste tax haven ter wereld wel te handhaven? Is het überhaupt nog te verdedigen, deze praktijk? De auteurs geven daarop een genuanceerd antwoord, ook al staat de gemiddelde lezer op dat punt in het boek keihard ‘nee’ te roepen. Maar wat lost het op als Nederland zou besluiten er abrupt mee te stoppen? Niet veel. Als Nederland het niet doet, doet een ander land het wel. En ook is het zo dat een zekere vorm van belastingconcurrentie overheden scherp houdt en verhindert dat ze goede bedrijven kapot belasten.
Maar uiteindelijk zal er iets moeten veranderen. Het internationale belastingsysteem is in zijn huidige vorm niet houdbaar en kan er zelfs toe leiden dat staten er aan te gronde gaan. Uiteindelijk is het onvermijdelijk dat Nederland moet stoppen met het faciliteren van belastingontwijking cq – ontduiking.
Oordeel
‘Het Belastingparadijs’ is een opmerkelijk vlot geschreven en soms onthutsend boek. Niet eerder werd complexe fiscale problematiek zo helder voor een breed publiek uiteengezet. Het soms wat populaire taalgebruik (‘de coöperatie werd eind 19e eeuw hip’) en het te vaak opgeroepen beeld van de arme polderbewoner die in het zweet des aanschijns maar liefst 52 procent van zijn zuurverdiende euro’s aan de fiscus moet afdragen, zijn slechts kleine onvolkomenheden in een verder voortreffelijk werk. Voor de meeste lezers bevat het veel tot dan toe onbekende wetenswaardigen. Goed ingevoerden zullen iets minder aan hun trekken komen.
Een ander bezwaar betreft het brongebruik. Zo stoort het op een gegeven moment dat er wel regelmatig critici van trustkantoren worden geciteerd – the usual suspects – maar weinig mensen ‘uit het veld’ zelf aan het woord komen. Wél de gesubsidieerde stichting SOMO over ‘de grijze muizen’ bij DNB, niet de toezichthouder zelf. De mensen achter de trustkantoren zelf worden slechts enkele keren geciteerd. Dat is jammer. Het zou iets meer licht kunnen werpen op de dagelijkse trust-praktijk en de manier van denken in hun kantoren aan de Zuidas, Amsterdam-Zuidoost en Sloterdijk. In de toelichting melden de auteurs dat ze die wel hebben gesproken, maar dat niet iedereen dat voor de record wilde doen.
Inmiddels zijn de eerste kamervragen naar aanleiding van het boek gesteld.
Tekst: Arne van der Wal
Bron: FTM