Hoe talent, droefenis, een ongeluk en toch weer geluk het bewogen leven tekenden van meesterviolist Herman Krebbers

Woensdag overleed meesterviolist Heman Krebbers (1923). Krebbers was begiftigd met een groot talent. Een talent dat hem op jeugdige leeftijd uit een warm, geborgen gezin wegsleepte. "Ik heb daar een heimwee opgebouwd die nooit meer is verdwenen."

Je kunt het misschien aanleren, maar zodra je er teveel over zegt, ben je eigenlijk al op de verkeerde weg.

Talent

Het talent om te luisteren, daar komt het misschien wel op neer, vermoed ik, mijn talent. Ik denk dan met name aan het vibrato. Dat talent zit in je geest, in je hart, in je lichaam. Je kunt het misschien aanleren, maar zodra je er teveel over zegt, ben je eigenlijk al op de verkeerde weg.

Ik was vijf toen ik op vioolles ging. Mijn vader speelde saxofoon, in het lichtere genre. Hij had een klein ensemble om wat bij te verdienen, zodat ik op les kon. Overdag werkte hij in de kunstgarenfabriek in Ede. We hadden het niet breed thuis, en dan druk ik me voorzichtig uit.

Waarom mijn vader het nodig vond mij op zo’n jonge leeftijd te laten beginnen is nooit helder geworden. Ook niet waarom hij viool koos, vermoedelijk was het een kwestie van geld. Ik herinner me nog dat mijn vader zei dat we een piano niet konden betalen, maar dat ik wel een viool kon lenen, van dokter Gerritsen.

Buiten spelen mocht ik nauwelijks, want ik studeerde viool. Wat dat betreft heb ik geen makkelijke jeugd gehad.

Op de lagere school was ik een van de slechtste leerlingen. In alles. Ik ben daar niet trots op, en kan nog steeds niet goed rekenen. De meesters waren reuze aardig, ze lieten mij steeds overgaan. Ik denk dat ik zo geforceerd werd in de richting van de muziek, dat al het andere bijzaak werd. Ik deed het aanvankelijk niet uit vrije wil. Buiten spelen mocht ik nauwelijks, want ik studeerde viool. Wat dat betreft heb ik geen makkelijke jeugd gehad

Een vioolleraar uit het dorp heeft mij de basis gegeven waarop ik mijn carrière heb kunnen bouwen. Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor. Wat ook fantastisch is, is dat hij me heeft losgelaten. Na mijn eerste concert, op mijn tiende, voor een volle zaal, zei hij: Herman is nu te ver, hij moet naar iemand anders. Er zijn er maar weinig die dat kunnen, een talent laten gaan.

Ik heb daar een heimwee opgebouwd die nooit meer is verdwenen.

Op mijn twaalfde had ik de lagere school afgerond en ging ik naar Amsterdam. In de leer bij de beroemde pedagoog Oskar Back en in de kost bij mevrouw Verkozen. Dat was een verdrietige tijd, ik had vreselijke heimwee. Ik kwam uit een zeer eenvoudig gezin, met de meest fantastische ouders die je je maar kunt voorstellen, ineens in erg chique milieu terecht. ’s Middags moest ik vaak opdraven, kousjes en schoentjes aan, en voorspelen, voor het bridgegezelschap. Ik heb daar een heimwee opgebouwd die nooit meer is verdwenen.

Ik weet als de dag van gisteren dat er een moment was dat ik eindelijk genoeg geld had gespaard om een weekend naar huis te gaan. Vrijdagavond moest ik eerst nog de chaconne van Bach uit mijn hoofd spelen, bij mijnheer Back thuis, maar maakte daarbij een fout.

Hij wilde dat ik zaterdag terugkwam. Ik stamelde nog dat ik zo graag naar huis wilde, maar daar had mijnheer Back helemaal niets mee te maken. Het was zwaar, het was geen fijne jeugd. Maar het is niet de schuld van mijn ouders. Zij waren onwetend van dit alles. We hadden geen telefoon thuis. Het enige dat ze kregen was maandelijks een schriftje van de leraren. Sehr Gut, schreef mijnheer Back daar dan altijd in.

Inzet

Vanaf mijn tiende jaar ging het minder geforceerd. Ik trad op en had succes. Dat was leuk, daarom kwam de inzet voortaan uit mezelf. Op mijn veertiende kon ik naar het conservatorium. Viool ging uitstekend, de bijvakken minder. Met hangen en wurgen heb ik nog wel het diploma gehaald, maar daar heeft eigenlijk nooit iemand om gevraagd. Als je zo viool speelt, heb je dat niet nodig. Mijn carrière was toen al lang en breed begonnen.

Op mijn zeventiende werd ik concertmeester in Arnhem. Onbetaalbaar, wat ik daar heb opgestoken. Ik kreeg er een enorme vrijheid, kreeg de kans om het hele repertoire in realiteit te brengen. In Arnhem heb ik de basis gelegd van mijn concertmeesterschap, van mijn leiderschap. Na Arnhem werd ik concertmeester bij het Residentieorkest in Den Haag, en vervolgens bij het Concertgebouw in Amsterdam. Dat leiderschap, dat noem ik ook een talent.

Ik ben een perfectionist. Ik zeg altijd tegen orkesten, tegen leerlingen: we vertolken een werk van grote schoonheid, we hebben de verantwoording dat perfect weer te geven. Ik kon het goed vinden met moeilijke mensen, omdat ik hun interessant vind. Als concertmeester had ik eenmaal een fantastische dirigent, die al na tien minuten boos op de altviolen wees, omdat ze lachten. Hij tikte af en zei : you are not good enough to laugh. Ik heb hem direct gevraagd om een gesprek, om de lucht te klaren. Zo’n sfeer kun je niet accepteren.

Ik had nooit mogen sporten, nooit mogen schaatsen of voetballen, terwijl ik dat best wilde. Maar een stukje varen, dat mocht wel

Toeval

Op 2 augustus 1979 kwam het drama van mijn ongeluk. Aan de vooravond van een tournee door Australië gingen we nog een eindje varen. Ik had nooit mogen sporten, nooit mogen schaatsen of voetballen, terwijl ik dat best wilde. Maar een stukje varen, dat mocht wel, dus had ik een bootje gekocht.
Ergens bij Durgerdam, bij het afhouden van de boot, ben ik letterlijk tussen wal en schip geraakt. Het enige dat ik me kan herinneren was de rustgevende gedachte: nou, dat was het dan. Ik schijn een arm boven water te hebben gestoken. Die hebben ze gepakt en zo hebben ze me uit het water getrokken.

Toen kwam pas het echte drama. Ik schijn enorm gegild te hebben, want mijn arm was helemaal in de vernieling. De dokter deelde me mee dat ik waarschijnlijk nooit meer zou kunnen spelen. Het stond in alle kranten, ik kreeg meer publiciteit dan ooit. Ik moest maandenlang revalideren.

Sommige mensen waren verbaasd dat ik geen zelfmoord heb gepleegd. Ander mensen hebben me lang niet durven benaderen. Maar de periode dat ik niet op het podium heb gestaan was juist heel leerzaam. Ik kreeg een rustig leven, had niets aan mijn hoofd, kon tijd aan mijn gezin besteden. Ik heb er geen moment verdriet van gehad.

Het heeft uiteindelijk zes jaar geduurd voordat ik weer kon spelen. In die tijd heb ik iets nieuws geleerd: dat je ook verbaal les kan geven, door gebruik te maken van al je ervaring, maar zonder instrument. Ik werd professor in Düsseldorf, leraar op het conservatorium in Amsterdam. Op een dag ben ik toch weer gaan voorspelen. Het is teruggekomen, tot verbazing van iedereen. Ik denk nu: het is nooit weggegaan. Daarom durf ik ook te zeggen dat het talent meer in je hoofd en je hart zit, dan in je armen. Het zit in je wezen.

Er is maar één concertopname -een concert van Paganini in Wenen- waarvan ik kan zeggen: daar mankeert heel, heel weinig aan

Trots

Ik heb daar eigenlijk nog nooit over gedacht, over trots. Ik ben best trots op mijn gouden platen, toch er is maar één concertopname -een concert van Paganini in Wenen- waarvan ik kan zeggen: daar mankeert heel, heel weinig aan. Als solist vond ik het negen van de tien keer niet goed.

Als ik moet kiezen tussen het zijn van solist, concertmeester of leraar, dan kies ik het laatste. Wanneer leerlingen de deur uitgingen, mij een hand gaven en vroegen of ze mochten terugkomen, dan voelde ik echt voldoening. Leerlingen van vroeger bellen me nog regelmatig, omdat ze me dankbaar zijn. Ik krijg kaarten van leerlingen van overal ter wereld. Dat doet me goed.

Waar ik ook erg trots op ben is mijn vriendschap met Theo Olof. We waren allebei twaalf toen we begonnen bij mijnheer Back. Hij op de bank en ik spelen, of andersom. Jullie worden gelijk opgevoed, zei mijnheer Back altijd. We waren samen concertmeester in Den Haag en in Amsterdam, we gingen vaak samen op tournee. Er is nooit sprake geweest van enige jaloezie, we hebben nooit ruzie gehad.

Spijt

De muziek heeft me veel gebracht, maar ik was niet veel meer thuis. Ik heb veel nagelaten ten opzichte van de kinderen. Mijzelf kennende zal het niet anders hebben kunnen gaan. Hoewel, ik ben lange tijd iedere zomer op toernee gegaan door Italië. Dat was misschien niet nodig geweest, om zo vaak te gaan. Maar dat zeg ik nu, achteraf.

Achteraf gezien is het ook stom van me geweest me niet op school te verdiepen in andere vakken dan viool. Ik wist nog lange tijd weinig, heel weinig, bijvoorbeeld van muziekgeschiedenis. Ik heb later veel ingehaald, door heel veel te lezen. De vreemde talen heb ik mezelf ook geleerd, door iedereen te vragen om me constant te blijven corrigeren. Als ik les gaf zei ik altijd: als ik een fout maak, moeten jullie dat meteen zeggen.

Imago

Recensies las ik bewust nooit. Ik weet nog steeds niet hoe mensen me zien. Toch vind ik het leuk als mensen me herkennen, gewoon op straat, of op de markt hier in Tilburg. Als ze me aanspreken en vragen waarom ik hier woon. Nou, omdat ik zocht naar een geschikte plek om te wonen en nog een paar jaar les te geven.

Twee jaar geleden stond ik vijfenzeventig jaar op het podium en dacht ik: Herman, nu moet je stoppen. Anders loop je de kans niet meer serieus genomen. Mijn viool heb ik verkocht aan het instrumentenfonds, dat het uitleent aan jonge talenten. Toch komen er nog geregeld mensen langs, voormalige leerlingen bijvoorbeeld, met hun nieuwe leerlingen. Vanuit de leunstoel kan ik ze nog best wat bijbrengen, over vingerzetting.

Ik ga niet meer naar concerten. Als ik daar ben, zit ik in de zaal en hoor ik vooral veel fouten.

Genen

Mijn vader was muzikaal, mijn moeder niet, mijn zusjes niet. Mijn twee kinderen zijn beiden zeer muzikaal, maar optreden doen ze niet. Daar ben ik ontzettend blij om. Ze zouden altijd vergeleken worden met hun vader. Misschien dat het ook met mijn jeugd te maken heeft, dat ik hen daarvoor wilde ik behoeden. Ik heb veel kleinkinderen en al vier achterkleinkinderen. Er zit geen viooltalentje tussen, voorzover ik kan beoordelen.

Ik ga niet meer naar concerten. Als ik daar ben, zit ik in de zaal en hoor ik vooral veel fouten. En naderhand slaap ik niet. Het is finito voor mij, het is gewoon klaar. Ik wil niet meer de hele tijd over mijn vak praten. Zelf luister ik nu meestal naar Oscar Peterson, of naar andere jazz. Heerlijk. Daar kan ik me bij ontspannen, het brengt me in een andere sfeer.

———–

Toedracht van dit artikel

Frans Bruggen wil niet -of eigenlijk wil zijn manager niet, te druk, in het buitenland etc. Op het lijstje uitblinkers qua musici ook Herman Krebbers. Het kost me de nodige overredingskracht, maar uiteindelijk gaat Krebbers akkoord.

Ik rijd naar Brabant, naar een appartementengebouw in Tilburg. Krebbers blijkt een aimabel, bescheiden man, keurig appartement en keurig geruiten jasje.  Zijn verhaal beoordeel ik nu als meeslepend, je zou er een goede roman mee schrijven. Die oude mensen leefden immers in een tijd waarin je nog iets kon meemaken.

Ik tik het verhaal en mail het naar de concierge van het appartementengebouw, met het verzoek het te printen en bij Herman af te leveren, want die zit niet op het web.

Bijna per omgaande retour: Namens Dhr. Krebbers het volgende mailtje.  Hij vindt het interview erg goed geschreven en is erg tevreden. De enige kleine opmerking hierin is om “Back” Mijneer Back te noemen.…

Mijn gekozen waardering € -

Een actualiteit staat zelden op zichzelf, die komt voort uit context. Daarom reist Anthon Keuchenius (1964) graag rond, ongeveer tussen Heuvelrug en Jemen, om die context in tekst en beeld te brengen. Liefst ruim voor- of nadat die actualiteit zich voordoet. Of waar anderen hem laten liggen.