In mei wordt mijn oma 86 jaar. Ze is de enige grootouder die ik nog heb. De rest is allang dood. Ze hadden kanker of dementie. Mijn oma heeft het allebei niet. Ze is zowel fysiek als mentaal ontzettend fit. Ze woont volledig zelfstandig, wandelt graag (“niet zo veel meer, meestal maar tussen de tien en vijftien kilometer”), ze gaat regelmatig op vakantie, leest twee kranten, weet prima hoe de computer werkt en bovenal; ze heeft allemaal gezonde kinderen en kleinkinderen. Niks aan het handje, zou je zeggen. En toch, als ze morgen bewusteloos neervalt, mag niemand haar reanimeren.
Aan het bh-bandje
Bijna negen jaar heeft ze nu een niet-reanimeren verklaring. Zoals militairen een identiteitsplaatje hebben, heeft mijn oma een speciale penning aan haar bh-bandje hangen. Ik wil weten waarom. Zodra we samen aan tafel zitten, de boterhammen met aardbeien achter onze kiezen, trekt ze haar trui omhoog om de penning te laten zien. Op de voorkant staan haar naam, geboortedatum en pasfoto, met daarboven in rode hoofdletters: REANIMEER MIJ NIET. Op de achterkant lees ik: ‘Ik verbied iedereen onder alle omstandigheden elke vorm van reanimatie op mij toe te passen.’
Vrij beschadigd
Ik vind het nogal wat. Als dertiger sta ik aan het begin van mijn volwassen leven, mijn oma is juist alweer bezig met het einde.
“Draag je ‘m elke dag?” vraag ik haar.
“Jaja”, zegt ze, alsof we het over een boodschappentasje hebben.
“Waarom wil je niet gereanimeerd worden?”
Ze antwoordt direct: “Omdat de laatste jaren van het leven over het algemeen niet het aangenaamst zijn. Je hebt vaak te maken met handicaps en beperkingen. In een interview met doktoren las ik eens dat oudere mensen er altijd vrij beschadigd uit komen, als ze gereanimeerd zijn. Dan kunnen ze bijvoorbeeld niet meer goed spreken en lopen. Dat wil ik gewoon niet.”
Christelijk Amersfoort
Toen de NVVE, de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillig Levenseinde, in 1973 werd opgericht, werden mijn opa en oma meteen lid. De NVVE vindt dat iedereen het recht heeft waardig te sterven en werkt al jaren aan de (verbetering van) de euthanasiewet. Zij verstrekken ook de niet-reanimeren penning die mijn oma draagt. Dat zij en mijn opa lid werden, moet nogal opmerkelijk zijn geweest in het destijds vrij christelijke Amersfoort. “Wim en ik vonden gewoon dat je dat soort dingen zelf moet kunnen bepalen. Ik wil het verder niemand opdringen, het is een persoonlijke beslissing.”
Je leest dit artikel gratis. Als je het waardeert kun je onderaan aan kleine bijdrage doen. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden!
Fatalistisch
Met leeftijdsgenoten praat ze er dan er zelden over. “Ze weten wel dat ik zo’n penning heb, maar verder hebben we geen diepe gesprekken. Sommigen zijn opgevoed met de kerk, anderen hebben haast een fatalistische levenshouding, zo van: aftakeling hoort erbij, it’s all in the game.”
Spijt
Ze vertelt hoe ze haar eigen vader eens thuis aantrof, weggegleden in zijn stoel. “Als dochter sloeg ik natuurlijk meteen alarm, de dokter kwam en die kreeg hem weer bij.” Haar gezicht betrekt. “Maar daarna volgden veel nare jaren, hij werd dement, kon steeds minder. Mijn vader zei altijd: als het komt, hoop ik dat ik snel weg ben. Achteraf heb ik daarom vaak gedacht: was het niet beter geweest als ik hem toen had laten gaan?”
Geen zin meer?
Terug naar de penning.
“Hoe zie jij de situatie voor je?” vraag ik.
“Je loopt over straat en je valt? Moet ik je dan gewoon laten liggen?”
“Nou, nee, niet als ik mijn heup breek of zo. Maar wel als ik een hersenbloeding krijg en buiten bewustzijn raak. Daar gaat het om; dat ik echt buiten bewustzijn ben.”
Dan stel ik de vraag waar ik het meest tegenop zie: “Heb je er dan geen zin meer in, in het leven?”
Ze is even stil, gaat verzitten en ik zie haar denken: hoe leg ik jóú dit nou uit.
Alles meegemaakt
“Kijk,” begint ze voorzichtig, ”Het is niet dat ik geen zin meer heb. Alleen heb ik alles wel zo’n beetje meegemaakt. En ik vind het natuurlijk leuk dat het goed gaat met jullie, mijn kinderen en kleinkinderen. Stel, jij vindt een fijn huis of je zusje krijgt een mooie promotie; dan ben ik oprecht verheugd. Maar het is niet dat ik zeg: ik moet langer blijven leven, want dit of dat móét ik nog per se meemaken.”
“Ook niet het krijgen van een achterkleinkind?”
“Neu..”
(Oké, auw..)
Ontredderd
“Wanneer begon je serieus na te denken over je eigen dood? Er moet een kantelpunt geweest zijn.” Ze zegt: “Ja, toen ik tegen de tachtig liep en steeds meer mensen uit mijn omgeving in een verzorgingstehuis terecht kwamen. Ik kom vaak in verpleegtehuizen en daar word je niet vrolijk van.” Bovendien vindt mijn oma dat ze steeds meer ‘uit de tijd’ is. “Ik begrijp veel discussies op de radio niet meer. Dan denk ik: waar gaat het nou helemaal over? Ik ben ook sneller ontredderd dan twintig jaar geleden, ik raak sneller in paniek.”
Ik moet denken aan het moment dat ze in paniek mijn ouders belde. Ze was vergeten uit te loggen op mijnNS.nl. “Nu liggen al mijn gegevens te grabbel!” Dat bleef ze maar herhalen. Het duurde even voordat mijn ouders haar begrepen. Zij dacht dat iedereen die naar de site van de NS ging nu op haar persoonlijke pagina terechtkwam.
Naar einde
Na me zonder succes een kokosmakroon te hebben opdrongen, zegt mijn oma: “Mijn leven is verlopen zonder buitenissige dingen. Ik had een redelijk goed huwelijk, mijn kinderen zijn gezond, ik heb geen grote oorlogen meegemaakt. Ja, als kind, maar dat is anders…” Opeens moet ze denken aan een stuk van Toneelgroep Amsterdam, De Welwillenden. “Daarin zegt de hoofdpersoon, een SS’er: ‘Als u bent geboren in een land en in een tijd, waarin niemand uw vrouw en kinderen komt vermoorden en waarin niemand u komt vragen andermans vrouw en kinderen te vermoorden, dan heeft u geluk.’.” Het citaat doet haar glunderen. “Zo is het echt. We leven in een heel vrij land, alles kan. Ik heb gelukkig een gelukkig leven geleid. Dan zou het toch erg zijn als daar op zo’n nare manier een einde aan komt?”
Dit artikel verscheen eerder bij Mindshakes