Anouk (38) – Fotograaf, grafisch vormgever en ondernemer
Nederlands kampioen, deelname aan world cups en interlands, EK 1998 en EK 2000, WK team 1999, Open Oostenrijks kampioen 1999. En lid van het Nederlands Olympisch turnteam voor de Spelen in 2000.
Lizanne (35) – Grafisch vormgever en illustrator
Nederlands kampioen, deelname aan verschillende interlands, WK team 1999, en was lid van het Nederlands Olympisch turnteam voor de Spelen in 2000.
Anouk: Tien en twaalf waren we, toen Gerrit Beltman onze trainer werd. Daarvoor hadden we een andere coach: Sjaak Kalverboer. Hij had al meerdere Nederlands kampioenen gemaakt. Hij was streng, maar ging nooit over de grens. We mochten niet klooien en hij had geen geduld voor krokodillentranen, maar hij was nooit kleinerend. En hij was verantwoordelijk: Hij stuurde je naar het ziekenhuis als hij dacht dat je geblesseerd zou kunnen zijn. In de zomer kregen we een ijsje of werd een barbeque georganiseerd en dan werd niet gekeken naar eten. Het was gewoon een leuke, gezellige groep die ook heel hard werkte.
Ik deed op mijn zesde al wedstrijden, kwam als klein meisje met radslagen de klas in, dus mijn ouders deden me op gym. Al heel snel bleek dat ik talent had, en vanaf dat moment werd er een lijn uitgezet voor mijn toekomst. Ik wilde het zelf heel graag. Net als Lizanne, toen zij zes werd. We voelden ons vereerd, speciaal. En we keken heel erg op tegen een ouder meisje dat bij ons trainde, en dat naar het wereldkampioenschap was geweest. ‘Wil je ook naar de Olympische spelen?’ werd ons gevraagd. En op die leeftijd zeg je dan: ‘Ja, natuurlijk!’
Toen Beltman binnenkwam sloeg de sfeer direct om. Hij was een beroemde coach in turnland. We kenden hem alleen als de trainer Stasja Köhler, een bekende turnster uit een generatie voor ons. Hij straalde een soort macht uit, maar op een nare manier. Je wilde meteen je hoofd buigen, alsof er een donderwolk binnenkwam. Sjaak Kalverboer wilde Beltman naar de club halen om nog betere prestaties te kunnen behalen. Onze ouders waren ertegen, omdat ze wisten dat er meldingen over hem waren gedaan wegens misstanden tijdens de trainingen. Maar Sjaak had gezegd dat Beltman echt veranderd was, en dat hij ons zou beschermen mocht het toch mis gaan.
In het begin was Beltman inderdaad redelijk mild, maar al snel werden de regels strenger. We mochten niet meer met elkaar praten of zelfs maar naar elkaar kijken. Waar we eerst altijd mochten beginnen met de begin-beweging van een nieuwe oefening en daarop verder bouwen, moesten we nu meteen de hele oefening doen, ook als je je daar nog niet klaar voor voelde. Als je het niet deed dan werd je gekleineerd. Al heel snel kregen we last van angsten. Natuurlijk: voor topsport moet je iets overhebben. Veel trainen, mentaal sterk zijn en dingen opgeven die andere kinderen van je leeftijd wel doen. Maar voor turnen moet je ook elke dag je angsten overwinnen. Turnen is een risicovolle sport, dus een coach moet jou als jong meisje zelfvertrouwen geven, en je moet hem als turnster volledig kunnen vertrouwen. Iedereen deed wat Beltman zei, maar wat er van binnen met ons gebeurde, was niet goed.
Soms was je bang voor elementen, zoals salto’s op de balk. Je moest dan net zo lang op de balk blijven, totdat je het deed, al was het drie uur lang. Beltman deed gewoon het licht uit, iedereen ging naar huis en daar stond je dan, met je handen omhoog, stijf, koud en met stippen voor je ogen. Uiteindelijk deed je het dan maar. Een keer was Sjaak Kalverboer erbij toen dit gebeurde. Hij zei toen: ‘Kom er maar af.’ Beltman werd toen ontzettend kwaad. Hij riep nog wat en liep boos weg. Mijn opluchting duurde dus niet lang, want ik wist dat ik de volgende dag de pineut zou zijn.
Waarom we thuis niets zeiden? Als kind leer je nieuwe dingen, in situaties die je niet kunt vergelijken, omdat het de eerste keer is dat je ze meemaakt. Ook al zijn de dingen die gebeuren slecht, je denkt als kind alsnog dat het normaal is. Zo gaat misbruik denk ik ook in zijn werk: als je wordt verteld dat iedereen zo wordt behandeld, neem je dat aan. Pas als je ouder wordt begin je te merken dat dingen niet kloppen. Alleen: dan ben je al zo bang gemaakt dat je er niks meer van durft te zeggen. Doe je wel je mond open? Dan heeft dat negatieve gevolgen voor jou, en voor je carrière.
Op een gegeven moment had Beltman bedacht dat we op een drieweekse trainingsstage voor het Nederlandse kampioenschap moesten. Die werd gehouden in onze eigen turnhal. Van spaanplaat werd een soort hok gebouwd waarin matrassen uit de turnhal en bedden van rommelmarkt werden gezet. Gedurende die weken mochten we onze ouders niet zien. De kampioenschappen vonden plaats in Opmeer, in het sportcentrum van Sjaak Kalverboer en onze vaders hielpen mee opbouwen voor de wedstrijden. Als we uit de kantine kwamen konden we ze door het glas heen zien, maar we mochten niet naar ze kijken. Als iemand wel keek, of god verhoede, zwaaide werd diegene door Beltman uitgescholden en voor gek gezet tijdens de training: ‘Watje, ga je liever naar je pappie toe dan dat je iets bereikt?’. We mochten een keer per week bellen, waar Beltman bij stond, en dat was het dan.
Lizanne: ‘Vanaf dat we in bed lagen mochten we niet meer naar de wc. Ik moest een keer heel nodig plassen, maar daarvoor moest ik langs het bed van Beltman. Toen ik langs hem heen probeerde te sluipen, draaide hij zich om en rende ik heel snel terug, zo bang was ik voor hem. Ik besloot toen maar om in een kopje te gaan plassen, maar tikte per ongeluk met een kopje tegen een ander kopje aan. Beltman bulderde: ‘Wie is er uit zijn bed?’ Ik heb toen een andere turnster die slaapwandelde de schuld op zich laten nemen, daar snauwde hij wat tegen, maar ze kreeg niet echt op haar kop. We waren zo bang voor hem dat we uiteindelijk maar in ons bed plasten en ons matras vervolgens omdraaiden. Ook dit hebben we thuis nooit verteld. Ik denk uit een soort schaamte, je bent bang dat je moeder zegt: “ Nou ja zeg, je gaat toch gewoon naar de wc?!’ Ik weet ook nog dat we bijna niets mochten eten, dus vaak aten maar een heel pakje kauwgom om een smaakje te hebben. Daar kreeg je wel diarree van, maar daar viel je dan tenminste nog van af. We kregen groente, een halve aardappel en een soepballetje gehakt. Heel soms wat yoghurt achteraf, maar daar werd je wel op afgestraft als je daarna ‘te zwaar’ was tijdens het wegen. Ik weet dat mijn zus zo’n honger had dat ze ’s nachts stiekem uit de prullenbak ging eten, waar de restjes van de maaltijd van de coaches inzat.
Als er een weegmoment was renden alle meiden naar de kleedkamer om te plassen en hun speldjes uit te doen. Waarom ze dat deden, snapte ik niet. Ik was acht jaar en woog 24,4 kg. De volgende dag werden weer gewogen. Ik woog toen 24,6 kg en kreeg op mijn kop omdat ik was aangekomen. Toen snapte ik het. In ontwikkelde een eetstoornis. Zowel Anouk als ik wogen ons vier keer per dag en als we maar een onsje waren bijgekomen trokken we heel veel kleding aan en gingen we ‘sprinten’ bij de badrand, zo zachtjes mogelijk zodat onze moeder het niet hoorde. Anouk at thuis wel normaal, al woog ze alles wat op haar bord lag, maar mijn moeder begon mij controleren of ik wel genoeg at. Dan haalde ik broodkruimels uit de zak en legde op de plank, haalde een mes door de smeerleverworst, en pakte een stuk keukenrol in als een broodje zodat mijn moeder dacht dat ik een broodje had gesmeerd. Dit is allemaal ontstaan door Gerrit.
We waren als de dood voor Gerrit. Hij ging steeds vaker dingen gooien, zelfs stoelen. Of hij tikte in je knieholte als je op de balk stond, zodat je viel en hij vervolgens tegen je kon schreeuwen dat je eens met je poten op die balk moest blijven staan. Een meisje met aziatisch uiterlijk werd uitgescholden: ‘Je ziet zeker niets met die spleetogen van je’. Het overkomt niet alleen jou, maar je bent er ook getuige van dat je anderen letterlijk in hun broek ziet en van angst, en dat je dan alleen maar denkt: ‘Gelukkig ben ik het niet.’
Anouk: ‘Op een dag zat ik in de auto met een andere turnster te praten op de weg terug naar huis. We hadden het erover dat het wel heftig was dat de coach een stoel had gegooid, en dat hij mij van de balk had geduwd. Mijn moeder ving dit op en zei ‘Wat?’ Zij eiste toen dat ik alles zou vertellen, en zo kwam ze erachter dat dit soort dingen dagelijks gebeurden. Dat het voor ons een normale gang van zaken was. We voelden wel dat het niet goed was, maar het was nu eenmaal zoals het ging, en als je tegen de trainer in ging of je keek iets te lang naar ‘het slachtoffer’ moest je het zelf ook bezuren. Dus dan zweeg je maar, en draaide je je hoofd weg. Dat is dus ook wat het extra erg maakt. Op zo’n jonge leeftijd hoor je te leren hoe je met andere kinderen omgaat, hoe je er voor elkaar kunt zijn, hoe je elkaar steunt, en voor elkaar opkomt, zodat de ander zich altijd veilig voelt in de groep. Ons is het tegenovergestelde geleerd. We mochten niet voor elkaar zorgen, terwijl we samen de meest vreselijke dingen meemaakten en altijd in angst zaten. We hadden eigenlijk alleen elkaar, maar we konden niks voor elkaar doen. Dat is iets waar ik nog het allermeeste moeite mee heb, zelfs nu ik al twintig jaar uit de turnwereld ben. Iemand fysiek of mentaal mishandeld zien worden en machteloos toe moeten kijken is zo ernstig… dat kom je nooit te boven. En dan nog te bedenken dat je moest zwijgen, omdat anders jou hetzelfde stond te wachten….Niet alleen je zelfvertrouwen verdwijnt hierdoor, maar ook je vertrouwen in andere mensen. En dat is schade die je jaren later pas echt ontdekt.
Mijn moeder besloot ons direct bij Gerrit weg te halen. Ook dat vonden we doodeng. Hij had ooit gezegd: ‘Als jullie bij me weggaan zorg ik dat jullie internationaal nooit doorbreken’ en hij heeft er ook alles aan gedaan om ons te saboteren.
Lizanne: Ik wilde eigenlijk stoppen. Ik hoopte zelfs dat ik echt goed geblesseerd zou raken. Desnoods zodat ik in een rolstoel zou komen. Bizar, dat ik zelfs dat vooruitzicht verkoos dan verder te moeten trainen met Gerrit Beltman. Niet lang daarna werden we echter gebeld door een andere trainer in Alkmaar, Marc de Wit. Hij had gehoord dat we waren gestopt en die wilde ons graag trainen. Hij beloofde ons te beschermen tegen Beltman door hem kregen we ons zelfvertrouwen en het plezier in turnen terug.
Elf en veertien waren we toen. Wedstrijden waren super eng, want dan zouden we Beltman tegenkomen. We waren heel bang om hem te zien, ook al stond hij gewoon te kijken. Beltmans vrouw Marja was hoofd jurylid en die zorgde ervoor dat we lage beoordelingen kregen, dat er punten werden afgehaald om onzinnige redenen. Marc de Wit streed wel voor ons, maar zoiets is heel moeilijk te bewijzen. Dit soort dingen gebeurde structureel, bij ons allebei, zodat het heel moeilijk werd om ons te kwalificeren. Ondertussen sloop ook het misbruik er weer in. Gerrit was een bullebak, maar Marc was slim. Dat maakte hem gevaarlijker. Hij speelde op je geest in, bestudeerde je en pakte je op je zwakke plekken. Hij begon te dreigen. Dingen als ‘Zal ik Gerrit Beltman erbij halen?’ Hij wist hoe hij je bang kon maken én hoe hij je kon stimuleren. Anouk met complimenten, Lizanne met kleineren.
Ook werd de niet-topsporters constant verteld dat ze niet goed genoeg waren. Ze moesten altijd plaatsmaken voor ons. En dat ging er niet zachtjes aan toe. Ze werden vaak uitgescholden en als ze niet op tijd van een toestel verdwenen dan werd ons topsporters opgedragen om gewoon alvast te starten en dus bijvoorbeeld bovenop ze te springen.
We werden steeds vaker gewogen in de turnhal, tot wel 4x op een dag. Ik ontwikkelde daardoor een eetstoornis. Ik had al op zeer jonge leeftijd bij Gerrit geleerd dat je zwaarder wordt als je eet en drinkt, dus dat deed ik niet. Ik kreeg toen al op mijn kop als mijn gewicht toenam van 24,4 naar 24,6 kg. Zowel Anouk als ik gingen ook thuis op de weegschaal staan en als we maar een onsje waren bijgekomen trokken we heel veel kleding aan en gingen we ‘sprinten’ bij de badrand, zo zachtjes mogelijk zodat onze moeder het niet hoorde. Anouk at thuis wel normaal, al woog ze alles wat op haar bord lag, maar mijn moeder begon mij te controleren of ik wel genoeg at. Dan haalde ik broodkruimels uit de zak en legde ze op de plank, haalde een mes door de smeerworst, en pakte een stuk keukenrol in als een broodje zodat mijn moeder dacht dat ik een broodje had gesmeerd.
Anouk: Marc zorgde er in eerste instantie voor dat ik weer zelfvertrouwen kreeg en dat ik steeds mondiger werd. Zijn manier van trainen, technisch gezien, werkte heel goed voor mij en ik werd steeds beter als turnster. Ik was na een paar jaar zijn enige senior turnster en daarom belangrijk voor hem. Omdat het in me zit om voor andere te zorgen deed ik altijd mijn uiterste best om voor de jongere turnsters te zorgen. Vooral tijdens trainingsstages. Dan vertelde ik ze verhalen voor het slapen gaan, deed spelletjes met ze, en ik kocht soms van mijn eigen geld eten voor ze als we weer uitgehongerd werden. Ik heb zelfs een keer de weegschaal stukgegooid tegen de muur, zodat niemand meer kon wegen. Ik zag dat toen als de oplossing tegen de controle die de coaches wilden hebben over ons gewicht, en het verstoorde eetpatroon dat daardoor ontstond.
Ik zorgde dus zoveel als ik kon voor iedereen, behalve voor mijn eigen zusje. Mijn coach zorgde er voor dat ik mezelf erg belangrijk voelde en hij sprak zeer negatief over mijn zusje. Zij was dom, niks waard, ze was een verstoring voor mijn ontwikkeling, ze moest uit mijn buurt blijven en ik mocht niet met haar praten. Ik deed wat hij zei, want anders had dat negatieve gevolgen voor mij. Ik vond het in het begin heel erg en geloofde hem niet, maar na maanden op mij inpraten had hij mij in zijn macht en zag ik zelf niet wat ik aan het doen was. We werden als turnsters vaker tegen elkaar opgezet, maar het is in ons geval extra erg, omdat we zussen zijn en niet alleen in de turnhal samen waren, maar ook thuis, waardoor de schade voor mijn zusje steeds groter werd. Ik weet dat ik gemanipuleerd werd om me zo tegen mijn zusje te gedragen, maar toch vergeef ik het mezelf nooit. Het vertrouwen wat we als zussen in elkaar zouden moeten hebben is in onze puberteit kapot gemaakt. Tot op de dag van vandaag hebben we nog wel eens moeilijke situaties, waarbij ik het gevoel heb dat ik Lizanne ervan moet overtuigen dat ik iets wat ik zeg écht goed bedoel. Dat ze me kan vertrouwen en ik de beste intenties heb. Gelukkig heeft het ons uiteindelijk niet uit elkaar gedreven. We zijn als kind altijd onafscheidelijk geweest en ik ben er blij om dat de band die we toen hebben opgebouwd niet volledig kapot gemaakt kon worden. Maar wat er gebeurt is maakt me nog heel vaak erg verdrietig.
Uiteindelijk stopte mijn carrière door een ongeval.
‘Ik was achttien jaar en heel moe. Het was einde van de dag, toen ik nog een training had waar ik allemaal nieuwe dingen ging doen. Tijdens een nieuwe, moeilijke sprong heb ik waarschijnlijk een black out gekregen en ben ik op mijn hoofd terecht gekomen. Ik had mijn nek al eens gekneusd, maar dit voelde heftiger. Marc reageerde boos. ‘Wegwezen daar!’ riep hij toen ik op de mat bleef liggen. ‘De volgende moet springen!’ Ik weet niet hoe ik ben opgestaan. maar ik deed het. Marc weigerde een ambulance te bellen ondanks de extreme pijn in mijn nek, en een andere sporter die er toevallig was heeft me toen naar het ziekenhuis gebracht. Er werd een scan gemaakt en daaruit bleek dat ik twee nekwervels had gebroken, en een ruggenwervel had gescheurd. Mijn spieren waren echter zo verkrampt van de stress dat ik een soort natuurlijke nekkraag had, die waarschijnlijk mijn redding is geweest. Marc vond het erg, maar hij vond dat ik best nog kon turnen, en ik moest vooral niet teveel eten in het ziekenhuis…
Het was echt einde carrière. Ook al kon ik dat niet geloven. Ik had dat jaar medaillekansen op balk op het WK in Gent, dus ik wilde er alles aan doen om daar aan deel te nemen.Toen ik thuis was uit het ziekenhuis kwam een bestuurslid van de bond langs met een bloemetje. Hij verzocht ons om niet aan de pers te melden dat ik mijn nek had gebroken, want dat zou het imago van de turnsport schaden. 5 jaar na het ongeluk bleek dat de schade ernstiger was dan gedacht en mijn nek was verzakt. Ik moest met spoed geopereerd worden. Ik heb daarna een hele lang tijd moeten revalideren. Ik kan in het dagelijks leven fysiek gezien redelijk functioneren, maar er is te veel schade om nog te kunnen sporten.
Lizanne: Voor mij waren vooral relaties lastig. Toen ik 17 was heb ik iemand leren kennen die heel lief voor me was. Achteraf was ik niet echt verliefd. Ik dacht dat iemand vertrouwen en je op je gemak voelen liefde was. Maar op mijn 21e ging ik met hem op vakantie en kreeg ik extreme angstaanvallen. Ik kon gewoon niet meer bij hem zijn. Daarna heb ik tot mijn 30e zo’n beetje alles afgehouden wat serieus dreigde te worden. Ik werd al heel snel angstig, we hebben geleerd door Marc de Wit dat je nooit weet wat iemands intenties zijn. Ik plooide me naar iedereen. In 2009 ben ik naar een psycholoog gestapt, zat zo in de knoop met keuzes maken. Het is een enorm proces geweest, en nog steeds heb ik moeite met mijn eigen identiteit als er veel mensen bij zijn. Ik heb overal voelsprieten uitstaan. Wat denkt die van me, is mijn mond gek? Mijn buik raar? En als iets leuk is, durf ik er nog niet echt op te vertrouwen.
Na een burn-out heb ik psychotherapie en haptotherapie behandelingen gehad. Door een burn-out kan je niet dieper gaan. Toen ik opkrabbelde en mezelf weer opbouwde, kwam ik er steeds meer achter wie ik was. Na een moeilijke weg was ik toe aan mijn grootste wens: iemand vinden om mee samen te zijn en een gezin te starten. Nooit gedacht dat ik via een dating site iemand zou vinden. Het was in het begin erg moeilijk voor mij, maar ik heb iemand gevonden die heel goed luistert, lief voor me is, ruimte geeft en de juiste vragen weet te stellen. Hij helpt me en leest me als ik het moeilijk heb. Ik heb het enorm met hem getroffen, mede door hem word ik steeds meer mezelf. We hebben inmiddels al twee kleine meisjes (2 en 1 jaar) en er is een tweeling op komst!
Anouk: ‘Omdat ik al vanaf jonge leeftijd traumatische ervaringen heb opgelopen in de turnhal; angst, kleineren, schelden, schreeuwen, negeren, verwaarlozen, fysiek geweld en uithongering, ben ik in een overlevingsstand gegaan, waarbij ik mijn gevoel en emoties uitschakelde. Een paar jaar nadat ik gestopt was met turnen bleek dat ik een dissociatieve stoornis had. Ik kon niet meer voelen wat er allemaal met me gebeurde, ik was chronisch aan het hyperventileren, en er zat zoveel stress in mijn lijf dat het zich begon te begeven. Ik ben door mijn revalidatieteam doorverwezen naar een hele goede haptonoom, die echt mijn leven heeft gered. Ze zei dat ik precies op tijd bij haar was gekomen, voordat mijn hart de stress niet meer aankon.
Ik heb zelf nu ook kinderen. Twee zonen: een van vijf, en een van acht. De oudste zit op boogschieten en tennis en zegt dat hij naar de Olympische Spelen wil.
Ik heb heel lang gezegd; als mijn kind ergens goed in wordt, haal ik hem er vanaf. Maar nu sta ik er anders in. Hij moet zijn dromen kunnen najagen, maar wel op een verantwoorde manier. Toen mijn zoon 2.5 jaar was ging hij op dansen en tijdens de les gingen de deuren dicht. ‘Dit gaat niet gebeuren; zei ik. Andere ouders zeiden: Tja, dat zijn gewoon de regels. ‘Dat zal best’ dacht ik ‘maar zo begint het.’ Natuurlijk is het irritant als ouders gaan bemoeien, maar er is een makkelijke oplossing voor: camera’s in de sportzaal en een wachtruimte met schermen waar ouders kunnen meekijken.
Je bent als ouder verantwoordelijk voor de gezondheid van je kind, maar als je niet op de hoogte bent van misstanden, kan je ook niet ingrijpen. Stel daarom altijd open vragen aan je kind: wat was het leukste vandaag tijdens het sporten? Wat was het minst leuke en hoe voelde dat? Probeer ook altijd even met de coach te bespreken wat er is voorgevallen, zodat je als ouder een duidelijk beeld krijgt.
Onze turntrainers denken weg te komen met de verklaring dat het gewoon in de cultuur hoorde en dat ze er niet op zijn aangesproken. Dit steekt heel erg, want ten eerste zijn ze er vele malen op aangesproken en zijn er zelfs meldingen geweest bij de turnbond. En ten tweede lijken ze niet te beseffen wat ze al deze sporters hebben aangedaan, die jaren later nog elke dag moeten dealen met de schade die ze hebben opgelopen. De turnbond wist van de misstanden en het lijkt er op dat ze zich inzetten voor een beter sportklimaat, maar dat is wat ons betreft, na al die jaren en al die meldingen die er zijn gedaan, veel te weinig. Bovendien hebben ze nooit iets gedaan voor al die oud sporters die zo beschadigd zijn geraakt, onder hun verantwoordelijkheid. Er zijn heel veel turnsters die voor altijd geschaad zijn en we hebben nooit nazorg gekregen van de bond. Het is tijd dat ze hun verantwoordelijkheid nemen en alsnog zorgen voor al deze oud turnsters die zich jaren hebben ingezet om de beste resultaten te behalen, uit naam van de turnbond en van Nederland.
De KNGU (Koninklijke Nederlandse Gymnastiekbond) maakte onlangs bekend dat turncoaches Gerben Wiersma, Frank Louters en Vincent Wevers die door voormalig topturnsters zijn beschuldigd van fysieke en psychische mishandeling, voorlopig terug mogen keren op de turnvloer. Ook Gerrit Beltman heeft aangegeven weer terug te willen keren, omdat hij volgens eigen zeggen ‘een ander mens is, en juíst als spijtoptant geschikt zou zijn om weer te trainen.’ Hij heeft echter nog geen toestemming gekregen van de bond. Toch geeft de KNGU volgens velen het signaal af dat een veilige sportomgeving nog altijd geen prioriteit heeft.
Ik vroeg de moeders van voormalig topturnsters om hun reactie:
Relinde van den Berg, moeder van Anouk en Lizanne de Jong:
‘Deze beslissing is een regelrechte dolksteek in de rug. Zogenaamd wordt er aan de turnsters gedacht, maar blijkbaar is het huidige Olympisch team belangrijker. Zij schijnen gezegd te hebben dat ze de dupe zijn van de ex turnsters die hun mond hebben opengetrokken, en dat zij schuld hebben aan het feit dat zij tijdelijk niet met hun eigen trainers kunnen werken. Maar zo is het natuurlijk niet. Dit is de schuld van de bond die zijn verantwoordelijkheid niet neemt! Resultaten van het onderzoek naar de mishandelingen worden in december verwacht, en tot die tijd zouden ze niet mogen trainen, maar nu is dat weer teruggedraaid. Ik vind het fijn voor het Olympisch team dat zij hun droom waar kunnen maken, maar het is een klap in het gezicht van de ex-turnsters. Volgens de bond zouden de trainers onder streng toezicht komen te staan van een pedagogisch geschoolde waarnemer, maar zelfs na vier weken was er nog niemand gevonden die die taak op zich zou nemen, dus nu zou Marc Meijer, de technisch directeur van het KNGU ‘zelf af en toe even komen kijken’. Met andere woorden: De slager die zijn eigen vlees keurt! Ik ben woedend! De ex-turnsters worden verwezen naar centrum veilige sport, slachtofferhulp en de onderzoekscommissie. Iedereen die zich al eerder gemeld heeft bij de bond, moet alsnog naar de onderzoekscommissie, want anders telt hun melding niet. Weer moeten die meiden door alle verdriet en emotie heen. Er was trouwens een heel dossier genaamd ‘Turn onkruid’, waarin alle meldingen stonden van nu tot jaren terug, en dat is ‘ineens’ zoek, waardoor de bond zegt dat ze alle meldingen nogmaals moeten krijgen. En dat terwijl ze op de persconferentie zeiden dat ze alle verhalen herkennen! Hoe kan dat dan? Ik heb ook gehoord dat iemand in gesprek wilde met de bond over deze praktijken, maar de bond heeft aangegeven dat pas na een Olympische Spelen te willen….Het is een grote, vieze doofpot en ontmoedigingsbeleid. En alweer staan de ex turnsters, die zoveel hebben meegemaakt, in de kou!’
Ellen Untoro ( moeder van Simone en Vanessa Heitinga):
‘Toen ik het nieuws hoorde, dacht ik: Hebben de mensen van de KNGU wel gevoelens? Of zien ze ook – net zoals de foute trainers – de kinderen alleen als een middel voor roem en medailles? Als dat zo is, dan is de hele turn topsport echt een zieke sport. Het is van belang iets wat ziek is te genezen, en niet jarenlang alleen maar te diagnosticeren.
Ik geef een voorbeeld. Je bent op weg met je auto, je lichaam en geest, op een lange reis: je levensreis, want je hebt allerlei plannen in het leven. Je bent afhankelijk van je auto, want die heb je levenslang nodig. Die koester je. Dan krijg je onderweg een aanrijding. Je hebt vreselijke schade, je auto is helemaal total loss. De veroorzaker zegt ‘Sorry’ en beloofd er alles aan te doen om te zorgen dat je weer verder kunt rijden, maar vervolgens laat hij je gewoon achter lang de kant van de weg…
Stel dat deze geschetste situatie de mensen van de bond zou overkomen, wat zouden zij dan doen? Zijn mensenlevens minder waard dan blikschade? Is het recht op kwaliteit van leven niet belangrijk? Zouden ze degene die de schade heeft veroorzaakt, gewoon door laten rijden? Ik zou zo graag antwoorden willen horen op deze vragen.
Sommige slachtoffers van deze trainers, wachten al meer dan 28 jaar of langer op hulp. Het gaat letterlijk om de levens van de kinderen die gesloopt en kapot gemaakt zijn. Begrip en excuses helpt ze niet verder! De trainers mogen niet gewoon ‘doorrijden’ zoals in het hierboven geschetste voorbeeld. Aan woorden hebben al die getraumatiseerde kinderen en ouder niets.
Tegen de bond wil ik alleen maar zeggen: :
‘Woorden alleen zijn niet genoeg. Kom nu eens echt met daden.’
Lea Linders (moeder van Loes Linders)
‘Ik vind het niet te geloven dat deze trainers weer gewoon aan het werk mogen. Het enige wat ik kan denken is: ‘Wat moet dit de slachtoffers wederom pijn doen.’
Helaas is het de KNGU die hier wederom niet zijn verantwoordelijkheid neemt. Zoals al die jaren hiervoor ook al het geval was. Ik vind het ronduit bizar hoe ze zomaar meer dan honderd slachtoffers in de kou laten staan, en erger nog: een trap na geven.
Het verbaast me echter niet: dit is precies hoe ik de kngu ken.
De enige oplossing zoals ik die zie is: alles en iedereen eruit. Bond, én trainers die hun handen vies hebben gemaakt aan fysieke en psychische spelletjes. Allemaal moeten ze opstappen, en daarna kan er weer begonnen worden, met een schone lei. Bond: bekijk jezelf eens in de spiegel. Er klopt echt heel veel niet. Niet alleen bij de trainers, maar ook bij jullie.’’
Reactie van Gerrit Beltman op het interview met Anouk en Lizanne:
“Verhalen over mijn verleden zijn ook voor mij zeer confronterend. Ik weet dat ik verkeerd gehandeld hebt en dat ik grote fouten gemaakt heb. Daar schaam ik mij diep voor en daarvoor wil ik me ook naar Lizanne en Anouk toe zeer welgemeend verontschuldigen. De eerder gedane toezegging een fysieke ontmoeting en een gesprek niet uit de weg te gaan, staat nog steeds. Het is nimmer mijn vooropgezette intentie geweest één van mijn gymnasten bewust pijn te doen.”
Reactie van de KNGU (Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Vereniging):
”De verhalen van Anouk en Lizanne blijven heftig om te lezen. We roepen alle sporters met negatieve ervaringen, zowel van nu als uit het verleden, op hun verhalen te delen bij Centrum Veilige Sport Nederland. En als zij betrokken willen worden bij het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek dat de KNGU in juli heeft aangekondigd, dan verwijzen wij Anouk en Lizanne graag naar de website dutchgymnastics.nl voor alle informatie. Het meedoen aan het onderzoek is anders dan het doen van een melding, hierover meer op eerder genoemde website.”
https://dutchgymnastics.nl/nieuws/wetenschappelijk-onderzoek-en-melden-van-individuele-zaken