Een kleine vijf minuten lopen vanaf het drukke Schiphol Plaza bevindt zich het mortuarium van het vliegveld. Het is onderdeel is van de Zorg Diensten Groep, die over het hele land verspreid onder meer mortuaria, zorginstellingen en opleidingsinstituten heeft. Zodra medewerker Theo een schuifdeur naar buiten opentrekt, blijkt dat het onopvallende gebouw zowat óp de landingsbanen staat.
Theo werkt sinds de start in 1997 bij Mortuarium Schiphol. Kreeg het bedrijf in de begintijd 180 overledenen per jaar binnen, tegenwoordig zijn dat er meer dan tweeduizend. Het werk heeft hem niet somber gestemd. Sterker nog, hij noemt zijn werkplek een ‘mooie toko’.
“Het is vooral leuk om met verschillende nationaliteiten en culturen te werken. Bij Surinaamse mensen zijn er altijd hapjes en wordt er gedanst en gezongen. ‘Doe mee, Theo, doe mee!’ Heel bijzonder om mee te maken.” Ook toen een bekende, zwaarlijvige soulzanger eind 2010 op Schiphol overleed, hing er een ongedwongen sfeer. “Er waren heel veel mensen, we gaven elkaar een groepsknuffel. We hebben nog steeds contact met zijn familie, af en toe sturen ze een kaartje.”
Zo vertelt Theo de ene anekdote na de andere, rechtop zittend in een zwarte, sobere stoel. In de ruimte staan nog meer van dat soort stoelen, een grote bank en een koffietafel. Dit is de ruimte waar Theo de nabestaanden ontvangt.
Aan de muur hangt een schilderij met blauwe bloemen. “Dat schilderij kan ik dromen,” zegt hij. “Nee, ik vind het niet bijster mooi, maar het is zelfbescherming. De eerste confrontatie met familie kan heftig zijn, dus dan kan ik even naar het schilderij kijken. Daarna kan ik pas contact maken.”
Hij mag dan met plezier naar zijn werk gaan, natuurlijk zijn er gevallen die hem raken. “Elk jaar verdrinken er kinderen tijdens hun vakantie. Dat went nooit, dat blijft moeilijk. Als hier een huilende vader staat, krijg ik kippenvel. Of als het om kinderen gaat in dezelfde leeftijd als mijn eigen kinderen. Ook was hier eens een vrouw die haar man en twee kinderen had verloren. Dat vergeet je nooit.”
Volgens Theo is een gezonde dosis humor dan ook belangrijk voor hem en zijn collega’s. “Je moet een goed team zijn, elkaar feedback kunnen geven. Als er een schedel moet worden gerestaureerd, doe ik dat liever met z’n tweeën. Dan kun je tenminste nog een beetje over voetbal praten.”
Er wordt samengewerkt met het Landelijk Team Forensische Opsporing. Dat heeft veel ervaring met het identificeren en restaureren van lichamen, of delen van lichamen. Belangrijk, want ook dat behoort tot het takenpakket van het mortuarium. “We regelen het hele traject, van de schouwarts tot de eventuele balseming en vlucht.”
Op het kantoor, naast de ontvangstkamer, is collega Kor aan het werk. Het lijkt een rustige bedoening, maar volgens Theo is het vandaag wat drukker dan gewoonlijk. “Er zijn zes tot acht overledenen die vandaag weggaan of binnenkomen.”
Hij opent een deur naar een kleine kamer. Daar staat een kist, geflankeerd door twee grote, witte kaarsen. Over de kist ligt een groen religieus laken met een Arabische tekst in gouden stiksel. “Deze meneer vliegt aan het einde van de middag naar Turkije. Rond twaalf uur komt zijn familie nog even langs.” Familieleden vliegen meestal mee en komen nog één keer naar het mortuarium om te controleren of alles in orde is.
Theo verzegelt de kist met rode was, waarin hij een stempel drukt met het logo van Mortuarium Schiphol. “Nu weet de douane dat wij alles gecontroleerd hebben en er niemand anders meer bij kan. Dat moet van de marechaussee, heeft met veiligheid te maken.”
Theo opent een deur naar een andere ruimte, de werkkamer. Hier staan zestien grafkisten opgestapeld in een kast. “Ze zijn leeg hoor,” zegt hij grinnikend. Hij wijst naar een paar zinken platen. De overledene moet eerst in een zinken kist, die wordt dichtgesoldeerd. De zinken kist gaat in de houten grafkist. Ook dat heeft met veiligheid te maken. “Op die manier kan er niets meer bij, qua smokkelwaar of explosieven.”
Dan de koelruimte. De kou wasemt ons tegemoet, het is er vier graden. Drie zwarte grafkisten, gewikkeld in plastic, staan te wachten op hun vlucht naar onder meer Marokko. “Waarom dat plastic eromheen zit? Dan lijkt het meer op vracht. Luchtvaartmaatschappijen vinden dat fijn.” Een kist staat nooit langer dan een dag in de koelruimte, zegt hij.
In de rechterhoek van de koelcel is een ijzeren kooi. Deze ruimte is alleen toegankelijk voor ambtenaren van de forensische opsporing. “Wij hebben daar geen sleutel van. Hier liggen mensen die niet op een natuurlijke wijze zijn gestorven. Dan moet er nog sectie worden verricht bijvoorbeeld. Of het zijn mensen die zelf een misdrijf hebben gepleegd, dat er nog bolletjes in hun lichaam zitten of zo.”
Terug in de werkkamer doet Theo de schuifdeur open. Het geluid van vliegtuigmotoren onderbouwt de constatering dat we echt op het vliegveld zitten. Op enkele tientallen meters afstand bevinden zich de landingsbanen. Door de pier lopen honderden passagiers naar hun gate. Je kunt bijna zien wat ze aan hebben.
Theo wijst naar een aantal karretjes. “In deze karretjes worden de overledenen naar het vliegtuig gebracht of vanuit het vliegtuig hierheen gereden. Die zijn speciaal voor human remains, er wordt niets anders in vervoerd.”
Hij vertelt dat het hem een speciaal gevoel geeft hier te staan, elke keer weer. “Het bezorgt me kriebels als er één vertrekt. Ik blijf ook altijd een tijdje omhoog kijken, een beetje kinderlijk misschien. Ook als hij een vliegtuig in moet om een overleden passagier uit een stoel te halen, geeft hem dat een bijzonder gevoel. “Dat je dan dat trapje oploopt. Tja, dat heeft wel wat.”
Door naar de sectiekamer. Hier worden lichamen gewassen, gebalsemd, gekleed, opgemaakt – soms door familieleden – en in de zinken kist gelegd. Bij binnenkomst worden ze daar juist uitgehaald. Er staat een simpele houten kist in de sectiekamer, met daarin het lichaam van een vrouw. “Het wordt morgen naar Kaapverdië verzonden, Kor gaat het vanmiddag eerst nog balsemen.”
Kor laat zien wat hij daarvoor moet aantrekken: een groene overjas, een masker en handschoenen. “Je werkt met chemische middelen, waaronder formaldehyde, we wassen wel honderd keer per dag onze handen,” zegt Theo.
De kamer heeft een tillift, zodat de medewerkers nooit een lichaam hoeven op te tillen. “Laat een lichaam zo veel mogelijk met rust, zeggen wij.” Later: “Onze belangrijkste taak is zorgen dat nabestaanden afscheid kunnen nemen. Dan hebben we ons werk goed gedaan.”
Dat werk heeft Theo een behoorlijke portie relativering opgeleverd. “Ik besef wel: hé, geniet van je leven. Hoe vaak nabestaanden wel niet zeiden: we hadden nog zo veel willen doen. Nou, had het maar gedaan, geniet ervan.” Buiten bulderen de motoren van het zoveelste opstijgende vliegtuig.
Afscheid van een crimineel
Iedereen verdient het om afscheid te nemen, vinden ze bij Mortuarium Schiphol. De nabestaanden van onder anderen een bekende Amsterdamse crimineel waren dus net zo goed welkom. Theo: “Zo iemand heeft ook een vader en een moeder, een vrouw en een zoon. Wie zijn wij om te zeggen dat zij geen afscheid kunnen nemen? Iedereen zit namelijk met vragen. Hoe is hij overleden, heeft hij veel pijn gehad, wat is er met hem gebeurd voor hij hierheen kwam? Wij zijn geen rouwcentrum, maar we zijn er wel om dit soort vragen te beantwoorden.”
Drama’s en hard werken
“Sommige dingen vergeet je nooit,” zegt Theo. Toen het mortuarium net open was, was er vrijwel meteen een groot busongeluk in Egypte. Acht Nederlanders kwamen om. Nu zijn Theo en zijn tien collega’s zo geroutineerd, dat ook tijdens een ramp alles soepel verloopt. “Als er iets dramatisch gebeurt, is dat niet dramatisch voor ons. We weten dat we het goed doen.” De tsunami, de brand in het cellencomplex op Schiphol, Tripoli en het ongeluk van Turkish Airlines op de Polderbaan hebben veel indruk gemaakt. “Met de ramp in Tripoli kwamen er zo’n zeven lichamen per dag binnen, verdeeld over een aantal weken. Dat is hard werken.”
Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Het Parool.