Het is winter in Piranshahr, Iran. Aan de voet van de met sneeuw bedekte berg is een lange rij stipjes zichtbaar, die zich langzaam richting Haji Omran, een Koerdisch-Iraakse grensplaats bewegen. Tientallen mannen staan aan een verzamelplaats, waar ze zware ladingen vanuit de Iraanse pick-ups ‘Paykan Bar’ en oude, blauwe Nissan jeeps op hun rug hijsen. De zon weerkaatst op het woeste winterlandschap dat de Kolbers, grensbewoners die van smokkelen leven, dagelijks met gevaar voor hun leven trotseren. De veelal zware lading wordt aan de andere kant van de grens in een nieuwe reeks pick-ups geladen. Het is een hard leven aan de grens, in een veelal onderontwikkeld gebied.
Smokkelen is een eeuwenoud beroep in het Midden-Oosten, waar de grenzen een stuk minder begaanbaar zijn dan in Europa. Ook de andere grenzen van Iran, zoals de grens met Afghanistan, Pakistan, de zeeroute over de Perzische golf, kennen smokkelroutes. De meest bekende en grootste smokkelindustrie zijn echter de Koerdische kolbers van de provincies West-Azerbeidzjan, Kermanshah en Kordestan. Ook in Turkije, aan de grenzen met Irak en Iran, kent men het fenomeen ‘Kolberi’.
‘Kolberi’ als fenomeen is op zichzelf een documentatie van de grootste ellende en de absurditeit van het maximale druk embargobeleid dat wordt opgelegd aan de mensen in de regio. Kolbers vervoeren allerlei goederen die in Iran legaal zijn, maar door de buitenwereld gesanctioneerd worden: van pampers, led-TV’s, koelkasten, wasmachines, airconditioners, sigarettenmerken zoals Winston en Marlboro, tot zelfs in Iran ontbrekende medicatie. Daarnaast worden er ook illegale goederen vervoerd, zoals alcohol, waarvan de Islamitische Republiek van Iran de consumptie en verkoop verboden heeft. Het is een kwestie van vraag en aanbod, en de beloning van de kolbers varieert afhankelijk van de lading.
Iraans Koerdistan is al decennialang het slachtoffer van harde sancties die heel Iran getroffen hebben, in combinatie met industriële onderontwikkeling als gevolg van het ruige gebied, onbereikbaarheid en de decennialange strijd tussen de Koerdische oppositie en de Iraanse autoriteiten. De Iraanse regering heeft meerdere initiatieven uitgevoerd om het gevaar van dit zware beroep te verminderen en de activiteiten te legaliseren, maar dat blijft moeilijk door bemoeienis van deze oppositie.
Hossein
Ik spreek met Hossein, een bewoner van het grensdorp Kohne Lajan, die al decennia dit gevaarlijke werk doet. Hossein is een eindveertiger met felblauwe ogen, kalend en een diepe, harde stem. Met lichtjes in zijn ogen bekend hij dat hij als twintiger wel eens whiskey heeft gesmokkeld, omdat de winst veel hoger was dan het waspoeder dat hij nu vervoert, maar dat al tijden niet meer doet. De kolbers die illegale goederen vervoeren gaan vaak van de reguliere paden af, om controle door grensbewakers te vermijden. Dat verhoogd het gevaar voor vallen, lawines en schermutselingen met autoriteiten natuurlijk. Omdat de VS Iran economisch verder wilden isoleren, worden de smokkelaars nu ook vervolgd door de autonome Koerdische regio van Irak, waar de Koerdische Peshmerga hen tot enkele jaren geleden grotendeels tolereerden.
Hossein fluistert als hij vertelt dat er ook een groep PDKI-strijders (Democratische Partij van Iraans Koerdistan) in dit grensgebied hv. In de lente trekt ook PJAK (Partij voor een vrij leven in Koerdistan) hier vaak een door, alhoewel deze meer in de regio’s Choman en Serdesht verblijven. Deze maken ook gebruik van de irreguliere paden, waardoor de grenswachten van de IRGC ( Iraanse Revolutionaire Garde) regelmatig het vuur openen. Deze rechtvaardigen het bevel tot vuren omdat ze bang zijn dat groepen als deze ook wapens of strijders het land in smokkelen. Kolbers die illegale goederen vervoeren, zetten het immers op een lopen als ze grensbewakers tegenkomen, waardoor het maar lastig te controleren is tot welke groep zij behoren.
Hossein zelf heeft nu een ‘kolber kaart’ en vervoert alleen maar legale goederen. Over 4 jaar mag hij met pensioen, en hijzelf en zijn vrouw en kinderen zijn via speciale wetgeving verzekerd voor ziektekosten en ongevallen. Deze kaart die het oversteken van de grens legaal maakt, is onderdeel van een speciale import- en exportwet voor grensbewoners.
De Iraanse wetgeving is twee decennia geleden aangepast met vrijstellingen voor mensen die op minder dan twintig kilometer afstand van de grens wonen. Deze mensen genieten van douanevrijstellingen. Dit komt doordat ze volgens de Iraanse regering, als gevolg van een aantal familie- en etnische banden met de grensbewoners van buurlanden, meer dan andere burgers de grens oversteken en goederen aan beide zijden van de grens vervoeren om in een deel van hun levensonderhoud te voorzien. Deze kaart geeft onvoorwaardelijke en vrije toegang tot de douane, waar andere Iraniers douanekosten zouden moeten betalen. Als gevolg van de genoemde wettelijke vrijstellingen hebben grensbewoners andere voorwaarden voor het importeren van goederen in het land dan andere burgers.
Hossein is tevreden met zijn baan als Kolber, omdat het veel rendabeler is dan de meeste andere ongeschoolde banen in de regio en hij ‘voor de lunch weer thuis bij mevrouw is’. Zijn oudste zoon, die in een suikerklontjesfabriek werkt, verdient maar een derde van Hossein.
Choman
Verleden zomer bezocht ik in Iraaks Koerdistan ook de grensplaats Choman, dat grenst aan het naarbijgelegen Iraanse Baneh. Deze smokkelroute is enkel met goed weer begaanbaar. Mannen trekken vlieslaarzen aan en trotseren een rivier die gevoed wordt door gesmolten sneeuw. Aan de Iraanse kant worden de ladingen in jeeps geladen en naar de stad gebracht. Baneh is Iran’s centrum voor buitenlandse electronica. De bazaar van deze grensstad is gevuld met televisies, koelkasten, wasmachines, airconditioners en de meest gekke keukenapparaten, van merken als Bosch, Samsung en LG, die via de kolbers in o.a. Choman of Baneh’s legale grenspost Sayranbend het land inkomen, om daarna overal in het land te worden verder verkocht.
De smokkelroute hier lijkt minder lastig, het is immers maar een paar honderd meter lopen en door de laarzen wordt men toch niet echt nat, maar het verdient dan ook minder goed. Aan de Iraakse kant van de bergstroom heft de PJAK tol bij de handelaars en kolbers, elke auto en pick-up moet apart betalen. Choman ligt immers dichtbij het Qandil-gebergte, waar deze groepering zijn hoofdkwartier heeft.
Gevaar
‘Kolberi’ blijft een gevaarlijk beroep. Er zijn vele risico’s aan verbonden. Het gebied dat de Kolbers moeten trotseren is erg ruig. Jaarlijks worden er tientallen Kolbers slachtoffer van schermutselingen met de autoriteiten, valpartijen, onderkoeling, desoriëntatie en verdwalen in de sneeuw, en zelfs van vergeten landmijnen, die een bittere herinnering aan de oorlog tussen Irak en Iran vormen.
Het is een bizarre wereld, smokkelen aan de Iraans-Iraakse grens, waar de vaak verarmde Koerdische bevolking zware ladingen vervoert in een paradox van sancties, verboden middelen en ook vrijheid van import, in een grijs gebied tussen de Iraanse grensbewakers, Iraaks-Koerdische Peshmerga en oppositiegroepen, tijdens het uitoefenen van hun semi-legaal en semi-illegaal beroep.