Talent
Niet alles geloven wat er geschreven wordt. Daar komt mijn talent op neer. Wanneer iedereen dezelfde kant op kijkt, heb ik de neiging juist de andere kant op te kijken. Want eigenlijk was alles over de ozonlaag al bekend. Al dertig, veertig jaar ging men uit van hetzelfde chemische proces. Maar ik zag dat die som niet klopte. Er vonden meer reacties in de stratosfeer plaats. De rol van stikstofoxide, dat die de ozonlaag afbreekt in de stratosfeer en juist opbouwt in de troposfeer, daar had men overheen gekeken.
Ik weet nog dat ik bij het artikel in een hoekje schreef aan mijn vrouw: ik hoop dat dit ons lieve leventje niet te onrustig maakt. Ik voorzag dat de ontdekking een en ander zou losmaken, dat ik mijn stootrichting had gevonden en dat het ons leven zou veranderen.
Mijn ontdekking was van maatschappelijke betekenis. Er kwam meteen politiek bij. De vijfhonderd concorde’ s en andere supersonische vliegtuigen die gebouwd zouden worden, allemaal werden ze afgelast, omdat ze te veel stikstofoxide de atmosfeer inspoten.
Ik was een gewoon jongetje dat redelijk goed was op school, een gewone katholieke basisschool in Amsterdam-Zuid. Rekenen, wiskunde was mijn lievelingsvak.
Mijn vader, die een gewoon mens was, met hem deed ik vaak reken- en taalwedstrijdjes. Namen we twee getallen, gingen daarmee vermenigvuldigen en wie dat het best deed had gewonnen. Ik won echt niet altijd. Hij was kelner, mijn vader, maar vaak werkloos. Mijn moeder was werkster in een ziekenhuis. In het laatste oorlogsjaar was de school vaak dicht. De hoofdmeester gaf mij en twee anderen apart les. Zodat wij geen jaar verloren. Kennelijk zag hij het in ons zitten.
In het gymnasium had ik geen zin. Geen zin in Grieks en Latijn en dat extra jaar, dus ging ik naar de HBS, op het Ignatiuscollege. Ik was niet meteen in alle vakken de beste, maar hoorde wel altijd bij de eersten.
Behalve met scheikunde, gek genoeg, en fysica. Ik kon dat niet. Ik vond het ook niet zo leuk. De talen gingen wel heel goed. Mijn moeder was Duitse, mijn vader Limburgs. Een slimme man, mijn vader, dat wel, maar niet erg ambitieus. Het was ook goed als ik net als hij kelner was geworden. Mijn moeder stuwde me meer op. Ze was trots op me.
Ik las veel boeken over sterrenkunde, wilde astronoom worden, of ruimtereiziger. Schaatsen deed ik zo mogelijk nog liever. Als er maar even ijs lag, trok ik er op uit. Meestal in mijn eentje. Voetballen deed ik ook veel. Ik was linksvoor, tweebenig. Ik kijk nog altijd graag naar voetbal. Die snelle jongen, die bij Bayern München speelt, Robben ja, daar geniet ik van. Ik kijk uit naar het WK, dan word ik weer helemaal Nederlander.
Toeval
Toeval speelt een grote rol in mijn leven. De situatie in Nederland was kort na de oorlog niet erg rooskleurig en ook wij hadden het niet breed thuis. Het was toeval dat ik flink ziek werd vlak voor de tentamens. Daardoor waren mijn cijfers niet hoog genoeg voor een beurs, voor de universiteit. Dus ging ik naar de HTS. En werd vervolgens gemeentelijk bruggenbouwer.
Het was ook toeval dat ik mijn vouw ontmoette, toeval dat we in Zweden terecht kwamen, toeval dat ik daar programmeur werd op het meteorologisch instituut. Toeval dat ik een onderzoek over ozon moest programmeren en zag dat de cijfers niet klopten.
Eenmaal aangekomen in die atmosferische chemie, kwam ik thuis. Vanaf toen was het rechtdoor, ben ik van de scheikunde gaan houden, werd het mijn hoofdvak. Ik heb het geluk gehad in een vak terecht te komen waar nog veel te ontdekken was. En na die ontdekking de volle vrijheid kreeg me aan onderzoek te wijden.
Ik wilde eigenlijk altijd astronomie studeren, maar financieel ging dat niet. Met mijn vrouw -een Finse die ik had ontmoet in Zwitserland- ben ik naar Zweden getrokken. Ik houd erg van Amsterdam, maar had toch meer interesse voor de koude delen van de wereld. Dat kwam door het schaatsen, die liefde voor de kou. Dat vond ik altijd heerlijk, als ik weer kon schaatsen.
Wat geen toeval is, is mijn verlangen om academisch werkzaam te zijn. Dat is altijd heel duidelijk geweest, ook in Zweden. In de Dagens Nyheter zag ik een vacature voor programmeur, op het meteorologisch instituut.
Ik wist er niets van, van programmeren. Tot mijn verrassing werd ik uitgekozen. Puur toeval, denk ik nu nog. Ik heb het mijn baas nog gevraagd, bij de uitreiking van de Nobelprijs, waarom hij toch voor mij koos. Dat wist hij zich niet te herinneren.
Als programmeur moest ik voor een Amerikaanse wetenschapper een programma schrijven over de verdeling van ozon in de atmosfeer. Terwijl ik dat deed, merkte ik dat iedereen elkaar al veertig jaar soort van overschreef.
Men was tevreden met een verklaring die uiteindelijk geen volledige verklaring was. Ik dacht: hier klopt iets niet, ergens moet een fout zitten. Ik had inmiddels op eigen houtje over ozon gestudeerd. Liep af en toe een college mee. Zo kreeg ik de inval dat stikstofoxide een belangrijke rol speelt in de atmosfeer.
Inzet
Als bruggenbouwer in Amsterdam blonk ik zeker niet uit. Het was een echte ambtenarenbaan. Het was allemaal te eenvoudig. Eigenlijk was je een heel klein radertje in het geheel, kreeg je geen kans zelf iets te ontwikkelen. ’s Avonds studeerde ik Zweeds. En wiskunde, en kristallogie.
Hard werken heeft me nooit veel moeite gekost. Wat ik deed -en doe- deed ik met plezier. Hard werken werd ook telkens gehonoreerd met nieuwe, nog mooiere mogelijkheden.
Zo’n ontdekking, dat voelt goed, dat geeft zelfvertrouwen. Na de ontdekking ging het snel; ik werd deel van de ontwikkelingen in het gebied, deel van de ontdekkingen van anderen, want -ik wil niet opscheppen, maar zo was het wel- na mij kwam er een golf aan nieuwe ontdekkingen. Molina en Rowland ontdekten dat freonen en chloorgassen in koelkasten en spuitbussen een nog schadelijker effect hadden. Met hen samen heb ik uiteindelijk de Nobelprijs gekregen.
Sinds mijn pensioen kom nog dagelijks hier, al is het niet altijd om negen uur. Het kan ook tien, elf uur worden, of ik blijf eens een dagje thuis. Hoewel ik thuis dan ook chemietijdschriften lees. Of ik duik in de biochemie. Het is allemaal zo interessant.
Trots
Ik ben er trots op dat ik eigenwijs genoeg ben geweest van die rechte baan af te wijken. Dat ik daarom de rol van de stikstofoxides zag. Met als uiteindelijk gevolg die Nobelprijs.
We waren op vakantie in Cordoba, Spanje. Ik herinner me het gevoel dat men naar mij staarde, toen we aan het einde van een lange dag terugkeerden in het hotel. Er lag daar een dikke stapel faxen. Terwijl ik vakantie had! Ik werd woedend. Mijn vrouw is ze toch maar gaan lezen, en langzaam begon te dagen dat de hele wereld wist dat ik een Nobelprijs had gewonnen, behalve wijzelf. Alles veranderde. Obers die als knipmessen bogen, journalisten op de kamer. We zijn snel in Sevilla ondergedoken, voor onze laatste vijf vakantiedagen.
Ik had er echt niet op gerekend. Ik dacht: het gebied is te breed en te politiek. En ze hebben natuurlijk lang moeten wachten: pas in 1995 -toen bleek dat de reacties die we voorspeld hadden realiteit waren geworden en het gat in de ozonlaag afnam- toen pas was zeker dat we het bij het rechte eind hadden.
Als je succes hebt, dan krijg je uitnodigingen, kansen. Die kansen heb ik gegrepen. Ik heb twee jaar in Oxford gewerkt, zes jaar in de VS. Toen de mogelijkheid kwam om hier aan het Max Planck-instituut directeur te worden, heb ik die met twee handen gegrepen. Een betere baan bestaat niet. Je krijgt de volle ondersteuning en totale vrijheid. Ik ben hier in de hemel terecht gekomen.
Wat moeilijk is geweest, is het doen van reine wetenschap. Alles werd al snel politiek. Later ben ik gaan inzien dat de mens enorm veel invloed heeft op ons milieu.
We leven in een nieuw geologisch tijdperk: de Anthropocene. Het is het tijdperk dat de natuurlijke invloeden afnemen, ten gunste van de menselijke invloeden, en dan bedoel ik dat negatief.
We hebben de zure regen gelukkig gestopt, en de afbraak van de ozonlaag uiteindelijk ook. Het is misschien mode om sceptisch te zijn, maar er is wel degelijk erg veel invloed van de mens. Ik maak me zorgen. Het kan nog steeds goed gaan, maar het schiet niet op. Ik ben vaak pessimistisch.
Ik heb een nieuwe ontdekking gedaan: door zwaveldeeltjes in de stratosfeer te brengen kunnen we het broeikaseffect dempen. Toen ik erover schreef, sloeg het meteen aan. Dat komt -denk ik- door de Nobelprijs. Ik hoop alleen niet dat het zover hoeft te komen, dat het in onderzoek blijft. Maar als we niks doen, dan komt het moment dat we zulke gekke maatregelen zullen moeten treffen.
Spijt
Ik ben altijd veel met de kinderen opgetrokken. Veel fietsen in Zweden, naar het strand. In Oxford had ik ook veel tijd om met de kinderen op stap te gaan. Toch is het jammer dat we zo vaak verhuisd zijn en ons gezin zo verspreid is geraakt. De ene dochter en kleinzoon in Boulder, Colorado. De anderen in München. Wij hier in Mainz. Ik denk niet dat ik het nu anders zou doen, maar als ik ergens spijt van heb, dan is het daarvan.
Genen
Mijn kinderen en kleinkinderen zijn allemaal verschillend. Geen van hen is academicus geworden. Het zijn allemaal gewone kinderen met gewone problemen en successen. Er is een kleinzoon waar ik iets van mezelf in terugzie. Misschien is hij ook eigenwijs genoeg.
Imago
Wat ik ontdekt heb is uiteindelijk helemaal niet zo heel moeilijk te begrijpen. Na de Nobelprijs trad ik op bij Karel van der Graaf, op het Rembrandtsplein. Ik vroeg om een bord en een krijtje, meer had ik niet nodig om het uit te leggen.
Ik heb nooit problemen op het gebied van beeldvorming gehad. Ik ben altijd mezelf kunnen blijven. Ik ben een gelukkig mens geworden, zij het na een moeilijk begin. Het enige dat ik zou willen meegeven is dat als je een kans ziet, je die dan direct moet grijpen. Dat is belangrijk.
———————-
Over dit artikel:
Paul Crutzen was de tweede in de serie Uitblinkers senior, die ik schreef voor onderwijstijdschrift Talent. Hij hapte niet direct toe, wilde eerst wat andere interviews van me lezen, dus ik stuurde hem een aantal Uitblinkers junior. Hij schreef terug: Ik zeg Ja.
Toen kocht in een kaartje voor de ICE naar het Max Planck Institut te Mainz, waar hij werkte. Lekker vier uur in de trein, overstapje en vervolgens wurmde ik me in Mainz door een haag van wurst und bier– drinkende mensen met een kiel, want het was carnaval.
Crutzen bleek een uiterst vriendelijke man, hoffelijk ook en bescheiden. Hij zag niet zo voortreffelijk meer en deed soms nog wat werk aan het instituut, in een kamer met een rommelig bureau in een hoekje van het universiteitsgebouw.
Hij excuseerde zich voortdurend voor zijn Nederlands, maar verder was hij verbluffend scherp en zijn verhaal inspirerend.
We maakten nog een serie foto´s, van hem naast zijn buste, maar die zijn op een kleine afdruk na allemaal kwijt. Ook die van het carnaval en de wurst. Leider.
Een week na het bezoek stuurde ik Crutzen de tekst van het interview, daarop volgde deze mail:
Geachte heer Keuchenius.
Uw text is heel goed. Ik ben er verbaasd over, hoe U nijn wirwar-Nederlands kon begrijpen.
Ik heb alleen maar twee aanmerkingen:
Het dorpje is een stad.
En in het zwavel deel in plaats van de atmosfeer schrijf stratosfeer.
Waar verschijnt het werk? Stuurt U mij een exemplar?
Met vriendelijke groet.
Paul Crutzen.
Eerst probeerde ik trouwens nog de (destijds) enig andere Nederlandse nobelprijswinnaar in leven: professor Nicolaas Bloembergen (1920), maar die schreef terug:
Geachte heer Keuchenius,
Ik kan niet aan Uw verzoek voldoen. Als ik ooit in Europa kom, heb ik geen tyd voor interviews.
Hoogachtend, N Bloembergen
Interview verscheen eerder in tijdschrift Talent (april 2010)
Link naar IM van het Mx Planck Institut