Hij kan er zelf niet rechtop in staan. De hagelwitte partytent die Thijs Segers in een hoek van de hal heeft gezet is de enige plek waar het uit te houden is. Rondom een ezel staan straalkacheltjes in soorten en maten. Koffie of thee kan hij niet aanbieden, meldt de boomlange Brabander verontschuldigend. “De waterleiding is afgesloten om te voorkomen dat -ie bevriest.”
Segers heeft de ruimte in het voormalig Twents Centraal Station voor Stroomlevering (later museum HEIM) voor zichzelf. De kunstenaars met wie hij het atelier deelt verkiezen even de warmte thuis. Maar Segers wil geen tijd verliezen. Dankzij een stimuleringsprijs van HeArtfund – het fonds waarmee de stichting HeArtpool elk jaar een beginnende kunstenaar vooruit helpt – beschikt hij een jaar lang over atelierruimte en een bescheiden tegemoetkoming in materiaalkosten. Bovendien wachten aansluitend een solo-tentoonstelling met bijbehorende publicatie.
Wat dat betreft is de focus waartoe de coronacrisis hem dwingt een voordeel, merkt hij op. “Kunstenaars die veel exposeren en daarmee geld verdienen hebben nu een probleem. Voor mij is het niet veel anders dan toen ik nog studeerde. Weinig geld, veel schilderen.”
Ook buiten de behaaglijkheid van de partytent, getuige de meer dan manshoge doeken tegen de muren. Een duister landschap met de sfeer van verwoesting wordt geflankeerd door een tweeluik waarop uitvergrote planten geel oplichten. Op een ander, nog groter doek lijkt een dieppaars naaldbos te worden verscheurd door wat een oerkracht zou kunnen zijn, maar evengoed de contouren van een dode boom. En zien we daar nou een geit wegvluchten?
Op zoek gaan naar een schilderij, dat werkt niet
De oorsprong van zijn werk ligt in bestaande plekken, legt Thijs Segers uit. In dit geval de Franse Alpen, maar het kan ook een beeld zijn dat zich opdringt tijdens de treinreis tussen Hengelo en Enschede, waar hij woont. Het zijn altijd toevallige momenten. “Soms ga ik wandelen en denk: nu ga ik misschien een schilderij vinden. Dan lukt het nooit.”
Hij fotografeert wat hij ziet. Wat niet wil zeggen dat hij vervolgens iets naschildert, of er zelfs maar iets van wil vastleggen. Vraag je Segers wat er van die plekken nog in zijn schilderijen zit, dan antwoordt hij: “Niks”. “Zo’n foto zet iets in gang. Sommige kunstenaars willen de essentie van een plek weergeven, een gevoel. Daar is het mij totaal niet om te doen.” Wat het dan precies is, wat hem in zo’n plek raakt, daar heeft hij geen woorden voor, zegt hij. “Dat is juist zo overweldigend dat het niet is te vatten. Daarom moet het worden geschilderd.”
Het is precies waarom hij zichzelf veel meer schilder dan kunstenaar voelt, zoals hij zelf zegt. “Ik heb andere vakken op de academie ook echt lopen verslonzen. Sculptuur, fotografie; dat begint voor mij allemaal in de werkelijkheid. In de verf ontstaat iets wat totaal nieuw is.”
Een plek kan veel over zichzelf vertellen
Mensen komen er nog maar weinig aan te pas. “Ze waren er wel”, zegt hij. “In de tweede van de AKI schilderde ik allemaal mensen. Altijd van achteren, zonder dat ik me daarvan bewust was. Een docent moest me erop attenderen.” Ondertussen zijn ze bijna verdwenen. Hij verklaart het met een verwijzing naar filmmaker, schrijver en fotograaf Wim Wenders. “Die zei over zijn fotografie dat je van mensen hooguit hun rug moet laten zien omdat ze anders alle aandacht opeisen en zo de omgeving verpesten. Terwijl een plek heel veel over zichzelf kan vertellen.”
En bovendien een zekere persoonlijkheid krijgt zodra ze wordt geschilderd, zoals Segers opmerkt. “Niet in de zin van een karakter, dat vind ik een cliché, maar ik denk dat een plek ook wel iets wil van mij als schilder. Me een kant op duwt.” Daartoe moet hij zich dan verhouden, wil hij maar zeggen. Als er dan nog iemand present zijn in zijn werk, “dan ben ik het misschien zelf.”
Het zegt veel over hem, erkent hij, die afwezigheid van mensen. Niet voor niets bewondert hij vooral kunstenaars en schrijvers met een voorkeur voor afzondering. “Ik kom er steeds meer achter dat ik die neiging zelf ook heb.” Al is hij ook weer geen geboren kluizenaar, relativeert hij. “Afgelopen herfst heb ik een tijdje gewerkt in het Kunstgemaal in Bronkhorst. Een heel stille plek aan de IJssel. Na een paar dagen begon ik de aanspraak te missen. Dus misschien is het eerder een romantisch idee van afzondering dan dat je werkelijk altijd alleen wilt zijn.”
Het ambachtelijke van schilderen is voor mij wezenlijk
Na een mislukte start op de academie St. Joost in Den Bosch (‘Ik dacht: ik pas hier helemaal niet’) viel op de AKI alles op zijn plek. Ook al miste hij er de aandacht voor het ambacht dat schilderen in zijn ogen is. “Ik weet wel, het moet de vrijheid in je werk niet in de weg gaan zitten, maar voor mij zijn techniek en materiaalbeheersing wezenlijk.” Zijn geluk: dat hij in dat opzicht al schilder was voordat hij aan de academie begon. Zijn oma stuurde hem op zijn vijfde op schilderles bij een kunstenaar. “In al die jaren heb ik heel veel over techniek geleerd. Ik schilderde ook al heel jong met olieverf.”
Nu biedt de HeArtfund-beurs hem de gelegenheid om voluit te werken, zodat hij genoeg materiaal heeft voor tentoonstellingen later dit jaar. Naast de solo-presentatie via de stichting HeArtpool, waarvoor nog een plek wordt gezocht, wachten een groepstentoonstelling met 170 eindexamenkandidaten van kunstopleidingen in HEM in Zaandam, een solo in het Noordbrabants Museum in Den Bosch (in de serie Brabantse Nieuwe), deelname aan het project Apprentice Master van Kunstpodium T in Tilburg met onder meer fotograaf Jasper de Beijer en een groepsexpositie in Hof 88 in Almelo.
Los van deze veelbelovende agenda maakt Segers zich over de gevolgen van de coronacrisis geen grote zorgen. “Ik wil hierna sowieso nog een master gaan doen, als het even kan in het buitenland, dus voorlopig heb ik er weinig last van.” Van Twente zal hij vooral het landschap missen, denkt hij. “Veel mooier dan in Brabant, waar alles een stuk rechter en strakker is.” Brede lach: “Het is hier romantischer.”