‘Ik moet me verontschuldigen. Ik heb de situatie in Italië veroorzaakt door het coronavirus, verkeerd ingeschat.’ Dat schreef Ilja Leonard Pfeijffer in zijn column in HP/De Tijd op 12 maart 2020. Was hij eerst nog kritisch en deed hij het virus af als een ‘griepje’, inmiddels waren hem de schellen van de ogen gevallen en wilde hij Nederland waarschuwen. ‘Nederland loopt ongeveer twee weken achter op Italië en iedereen is het erover eens dat de draconische maatregelen die Italië heeft getroffen om verdere besmetting tegen te gaan, eigenlijk twee weken te laat zijn gekomen,’ zo schreef hij.
Pfeiffer leek op dat moment wel een roepende in een woestijn. Zo’n vaart als in Italië zou het hier vast niet lopen, was de heersende gedachte. Want als er één land goed voorbereid was op een pandemie, dan was het Nederland. Die overtuiging was niet geheel ongegrond. Op de Global Health Security Index van 2019, die in kaart bracht hoe goed landen waren voorbereid op een grote uitbraak, stond Nederland op de derde plek, achter de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
Maar het afgelopen jaar werd Nederland hard getroffen (de andere landen in de top-3 overigens ook). De Australische denktank het Lowy Institute onderzocht van 98 verschillende landen hoe ze met het virus zijn omgesprongen. Daarbij werd gekeken naar het aantal besmettingen en het aantal doden veroorzaakt door het coronavirus per hoofd van de bevolking. Nederland eindigde op plaats 75.
Er valt dus een hoop af te dingen op het Nederlandse coronabeleid. Met de verkiezingen voor de deur, is dit voor politieke partijen het uitgelezen moment om uit de doeken te doen hoe zij denken dat het beter kan. Welke plannen hebben zij voor het oplossen van de coronacrisis en het bestrijden van pandemieën in de toekomst?
Infrastructuur
Om te beginnen: de infrastructuur voor testen, vaccineren en zorg voor besmette patiënten moet beter, vinden veel partijen. De PvdA en GroenLinks vinden bijvoorbeeld dat er in de toekomst meer geld naar de GGD ’s moet, de publieke zorgorganisatie die over het testen en vaccineren gaat. De VVD zegt te willen investeren in voldoende zorgpersoneel en meer testmateriaal. Ook wil die partij, net als het CDA en Forum voor Democratie, in crisissituaties zoals deze minder afhankelijk worden van landen in Azië. Daarom moeten medicijnen en beschermingsmiddelen ook in Europa worden geproduceerd.
Het CDA bepleit verder de inzet van ‘reservisten’ in de zorg, oud-medewerkers die in crisissituaties snel terug te roepen zijn. De PVV wil dat er een speciale crisisreserve komt met extra verpleegkundigen, artsen, ondersteuners, bedden en apparatuur. Hiervoor moeten er tienduizenden extra zorgmedewerkers worden opgeleid. Ook wil de PVV een structurele salarisverhoging voor zorgmedewerkers., net als bijvoorbeeld Volt.
Zo’n betere infrastructuur is nodig ook, want in Nederland ging het afgelopen jaar juist op dat punt veel mis. Nog niet eens zozeer in het begin. ‘In de eerste golf hebben we het eigenlijk helemaal niet zo slecht gedaan,’ zegt hoogleraar Publieke Instituties aan de Universiteit Leiden Arjen Boin. ‘Dat er toen fouten zijn gemaakt, valt het kabinet eigenlijk ook niet aan te rekenen. Er was heel weinig kennis. Bovendien was het aantal besmettingen relatief snel weer onder controle.’
Pas vanaf september 2020 begon het aantal besmettingen exponentieel toe te nemen en ging het écht fout. Het kabinet greep laat in, en het testen op mogelijke besmettingen – essentieel om de pandemie onder controle te krijgen – haperde aan alle kanten. Er was lang niet voldoende plek bij de teststraten. Een groot contrast met buurland Duitsland, waar vanaf het begin van de crisis massaal getest werd. Maar daar hadden ze de testcapaciteit de afgelopen jaren dan ook vergroot.
In Nederland was het tegenovergestelde gebeurd. De afgelopen decennia werd er behoorlijk bezuinigd op de GGD ’s en juist die kwamen nu handen tekort. Ook bleek eind augustus dat Nederland onvoldoende materiaal had ingekocht om de tests af te nemen en te analyseren.
Zulke gebreken spelen ons nu ook nu nog parten bij het inenten. ‘Kijk naar Engeland,’ zegt hoogleraar Global Health Economics aan de Universiteit Groningen Maarten Postma. ‘Daar hebben ze een veel betere organisatie voor het snel implementeren van nieuwe vaccins dan in Nederland. Er wordt daar meer gevaccineerd tegen infecties als griep, longontsteking, maar ook gordelroos bij ouderen. Op het moment dat er dan een nieuw virus verschijnt, kun je terugvallen op de al bestaande structuren.’
Ook is het volgens Postma verstandig om de verantwoordelijkheid voor vaccineren niet alleen bij de GGD ‘s te leggen. ‘Betrek een groter deel van de gezondheidszorg bij die vaccinatieprogramma’s. Naast de GGD ‘s en huisartsen zouden ook de apothekers kunnen vaccineren.’
Voorkomen is beter dan genezen
In de peilingen worden de regeringspartijen niet of nauwelijks afgerekend op de moeizame gang van zaken. Maar dat we de structuren moeten versterken, daar zijn ze inmiddels wel van overtuigd. Oppositiepartijen overigens ook. Dat we in de huidige crisis de samenleving en de economie moeten blijven ondersteunen: idem. Maar over hoe we uitbraken van virussen als corona überhaupt kunnen voorkomen, reppen ze vrijwel met geen woord. Internationaal wordt al jaren gewaarschuwd dat de combinatie van bevolkingsgroei en toenemend contact met (al dan niet wilde) dieren tot pandemieën kan leiden, bijvoorbeeld door de Wereldgezondheidsorganisatie. Politieke partijen hoor je er niet of nauwelijks over. De VVD wil een verbod op wildmarkten zoals die in Wuhan, waar de epidemie begon.
Alleen de Partij voor de Dieren heeft uitgebreid oog voor het voorkomen van toekomstige uitbraken. ‘Na de coronacrisis zal de volgende pandemie volgen,’ schrijft lijsttrekker Esther Ouwehand in haar nieuwste boek ‘Dieren kunnen de pest krijgen. En dan?’
Die zorg heeft ook het programma van haar partij gehaald. De Partij voor de Dieren wijst op het gevaar van zogeheten zoönosen, virussen die over springen van dier op mens. Denk aan corona, maar ook Q-koorts en de vogelgriep. Dat gevaar is er altijd al geweest, maar naarmate de veestapel en de bevolking groeien neemt het risico erop enorm toe. Op dit moment is zo’n 75 procent van de infectieziekten afkomstig van dieren. Alleen door drastisch minder dieren te houden, kunnen we het risico op pandemieën verminderen. De Partij voor de dieren wil daarom dat de veestapel met 75 procent wordt ingekrompen.
Coronamoe
Maar mocht er toch een nieuwe pandemie losbarsten, hoe zorgen we er dan voor dat een nieuw virus zich niet wederom razendsnel verspreid? Met een betere infrastructuur dus, maar ook: door meer oog te hebben voor het draagvlak voor maatregelen die verspreiding moeten voorkomen. Dat laatste is overigens ook nu al een goed idee – want corona is nog lang niet weg, en voor de strenge maatregelen die het kabinet de afgelopen maanden nam, is er steeds minder draagvlak.
Mensen zijn niet alleen ‘coronamoe’, maar verliezen door de inconsistentie van het beleid ook hun vertrouwen in maatregelen. Zo beloofde premier Rutte in het najaar de scholen niet meer te zullen sluiten, maar zag hij zich hier in december toch toe genoodzaakt. Ook aan de belofte over de avondklok, deze maatregel zou als eerste weer van tafel gaan, heeft het demissionair kabinet zich niet gehouden.
‘Het is niet duidelijk op welke gronden beslissingen over het wel of niet openen van bepaalde sectoren worden genomen,’ legt de Leidse hoogleraar Boin uit. ‘Er ontstaat bij de bevolking een gevoel van willekeur.’ Daardoor geloven mensen niet meer dat maatregelen zin hebben. Zo denkt minder dan de helft van de Nederlanders dat de avondklok en aangescherpte regels voor bezoek thuis (één persoon per dag) helpen tegen verspreiding van het coronavirus, blijkt uit onderzoek van de Gedragsunit van het RIVM.
De Partij van de Arbeid neemt het mee in het programma en belooft dat maatregelen in de toekomst ‘zo duidelijk en eenduidig mogelijk zullen zijn.’ De partij van Lilianne Ploumen pleit voor een beleid waarbij van tevoren helder is welke maatregelen wanneer nodig zijn als het aantal bestemmingen boven een bepaald niveau komt.
Ook D66 belooft meer voorspelbaarheid. ‘Door mensen meer duidelijkheid te geven over wanneer welke maatregel nodig is, neem je ze mee in de maatregelen. Dat zorgt voor meer begrip en daardoor succes van de kabinetsaanpak,’ aldus de partij in het verkiezingsprogramma. Volt vindt dat het kabinet tijdens een crisis als deze ook actief met jonge mensen in gesprek moet gaan.
Te klinisch
Kortom: als het aan de politieke partijen ligt, geeft het komende kabinet een flinke update aan pandemie-draaiboek dat Nederland tot begin 2020 zo goed op orde leek te hebben. Hoe dat er precies uit gaat zien hangt af van de formatie, maar in grote lijnen denken de partijen die in aanmerking komen voor regeringsdeelname er vergelijkbaar over.
Mocht er nog een keer een grote uitbraak komen, dan zullen burgers eerder een test kunnen krijgen, zonder dat het testmateriaal van elders in de wereld moet worden ingevlogen. De organisatie die nodig is om grootschalig te vaccineren wordt verbeterd. Mochten burgers in de tussentijd toch zorg nodig hebben, dan zijn er meer en sneller ‘handen aan het bed’. En een toekomstig kabinet zal consistenter zijn met maatregelen en die beter uitleggen.
Is dat voldoende? Epidemioloog Amrish Baidjoe, tevens lid van het zogeheten Red Team van deskundigen dat op eigen gezag adviezen over de aanpak van corona heeft uitgebracht, heeft zijn twijfels. Volgens hem denkt Nederland te veel vanuit de gezondheidszorg: er is een ‘te klinische aanpak’. Baidjoe: ‘De focus lag afgelopen jaar heel erg op wat er op de intensive care in de ziekenhuizen gebeurde. Terwijl je een ernstige crisis altijd interdisciplinair aan moet pakken. Dat zie je ook bij internationale organisaties.’
Zo is er bij internationale hulporganisaties zoals het Rode Kruis, waar Baidjoe zelf werkzaam is, altijd sprake van een speciale werkgroep ‘Risk communication en community engagement’. Baidjoe: ‘Daar zitten ook gedragswetenschappers met praktijkervaring in die onderzoeken in hoeverre het mensen lukt zich aan maatregelen te houden en welke bezwaren ze ertegen hebben. Ze denken ook na over strategieën om draagvlak te bouwen en onderhouden. Bij het oplossen van grote crises als corona, is zo’n focus op de maatschappij essentieel.’
Prikken!
De meeste partijen hoor je niet over de noodzaak van zo’n brede blik, in de programma’s gaat het vooral over het oplossen van de acute problemen bij het testen en vaccineren. In Kamerdebatten is er door de linkse oppositie wel op een breder perspectief op de crisis aangedrongen, en ChristenUnie-lijsttrekker Gert-Jan Segers pleitte onlangs in een blog voor een ‘Impact Management Team’.
Maar de problemen van nu gaan voor. Ook omdat het land eindelijk wel eens van de huidige pandemie af wil. Hoe we dat moeten doen, volgens de politieke partijen? Het belangrijkste antwoord is: prikken. Zoals de PvdA het in haar programma uitdrukt: ‘Vaccinaties zijn de enige uitweg uit deze crisis.’ En daarna dan de samenleving weer openen, met de vaccinatiebewijzen die D66-lijsttrekker Sigrid Kaag een paar weken geleden als eerste op de agenda zette, en met gratis sneltesten bij evenementen en in de horeca.
Kortzichtig, vindt Baidjoe. Want het is nog helemaal niet helder of vaccinaties wel echt een uitweg gaan zijn. Het coronavirus werd een jaar geleden niet alleen door Ilja Pfeiffer behoorlijk onderschat, en zou ook nu nog voor onaangename verrassingen kunnen zorgen. Baidjoe: ‘In een crisis moet je altijd uitgaan van verschillende scenario’s. Nu houden de meeste partijen alleen rekening met het scenario dat we voor de zomer allemaal gevaccineerd zijn en dat we daarmee beschermd zijn tegen alle verschillende varianten. Terwijl daar nog heel veel onzekerheid over is. Ik heb nog geen enkel partijprogramma gezien waarin een ander scenario is uitgewerkt. Overigens ook niet door het OMT.’