Zo deal je met competitieve ouders

"Kijk, ze kan al kruipen! Schuift die van jou nog steeds op haar billen?" Het eeuwige vergelijken van onze kleintjes: wat is dat toch? Brenda Kluijver werd er als kersverse moeder flink onzeker van.

Met een vertederde glimlach kijkt een andere moeder in de speeltuin naar mijn zoontje van (toen) twintig maanden. Al tijgerend sleept hij zijn grote lijf door de zandbak, waar haar duidelijk jongere dreumes vrolijk doorheen stampt. Ik voel ‘m alweer aankomen, mijn maag knijpt zich samen tot een bal. Mijn zoon gaat richting de twee en loopt nog steeds niet. Er komt al weken een fysio over de vloer; er lijkt geen medische oorzaak, er zijn geen zorgen, hij vindt het gewoon een beetje spannend om zich op twee benen voort te bewegen. ‘Zij is pas elf maanden en loopt al weken los, zo knap!’, straalt de moeder naast me, wijzend naar haar dochter. ‘Hoe oud is die kruiper van jou, hij lijkt al zo groot?’

Schaamte en bezorgdheid

Met een eerste die motorisch niet de snelste was, bekroop me iedere keer een onzeker gevoel als een andere moeder vertelde over de kunsten van haar kind. Iedere keer vroeg ik me af: doen ze het er nou om, die moeders? Voelen ze zich nu beter over zichzelf en hun kind? Of trek ik het me teveel aan en zijn die moeders gewoon onschuldig trots? Als nieuwbakken moeder twijfelde ik zelf namelijk aan alles: doe ik het wel goed, doet mijn kind het wel ‘zoals het hoort’, zou er iets mis zijn? Natuurlijk, ik wist toen ook wel dat ieder kind zijn eigen tempo en talenten heeft. Ik zag ook zeker de dingen waar mijn zoontje wĂ©l goed of vlot in was. En toch raakte het me als andere moeders vertelden hoe hun uk razendsnel mijlpaal na mijlpaal aantikte. Ik werd steeds bevangen door een vlaag van bezorgdheid, schaamte en zelfs falen.

Behoefte aan trots

Klaartje Cuppen is kinder- en jeugdpsycholoog en moeder van drie. Volgens haar heeft het vergelijken vooral te maken met het delen van trots en het zoeken naar bevestiging. ‘Als je ergens trots op bent en dat aan iemand vertelt, voel je die trots weer even extra. Dat is fijn en iets waar we allemaal behoefte aan hebben. Blijdschap over een mijlpaal van je kind is in de meeste gevallen geen vorm van opscheppen, maar een oergevoel dat we graag delen’, zegt zij. Het vergelijken an sich ziet zij dan ook niet als iets problematisch. ‘Jouw kind loopt al, mijn kind nog niet, klaar, niets aan de hand. Vervelend wordt het wel als je consequenties gaat verbinden aan een vergelijking. Dus als je daardoor denkt: er is iets mis met mijn kind, of ik doe iets niet goed’, zegt de psycholoog.

Je doet iets verkeerd

Want dat is wat er bij veel moeders onbewust gebeurt: het succes van hun kind straalt af op henzelf. ‘Dat is niet raar, zo werkt dat gewoon. We leven bovendien ook in een maatschappij waarin alles maakbaar lijkt als je maar hard genoeg je best doet. Slaapt je kind na acht maanden nog niet door en die van je vriendin al lang, dan doe je vast iets verkeerd. Voordat ik zelf kinderen kreeg, dacht ik ook dat mijn kinderen heel vroeg zouden lopen als ik maar veel met ze zou oefenen. Hoe hard ik ook mijn best deed, ze liepen niet vroeg en ook niet gemiddeld’, zegt Cuppen. ‘Natuurlijk is het voor de taalontwikkeling goed om boekjes te lezen, voor de motorische ontwikkeling goed om een baby op z’n buik te leggen en voor de fijne motoriek goed om samen blokken te bouwen, maar de ontwikkeling van een kind gaat niet sneller dan ‘ie gaat. Dat heeft met meer factoren te maken dan wat je er als ouder in stopt.’

Plassen op de wc

De kinderpsychologe ziet de ontwikkeling van een kind als een bezoekje aan de snoepwinkel. ‘Ieder kind lust alles in zo’n winkel: dropveters, zuurstokken, schuimpjes, winegums. Maar het ene kind zal als eerst een dropveter pakken, terwijl een ander meteen op de lollies afstapt. Uiteindelijk zullen ze alles nemen. Zo is het ook met de ontwikkeling van kinderen: waar het ene kind snel is met praten, kan de ander eerder lopen. Geen enkel punt: uiteindelijk zullen de meeste kinderen leren lopen en op de wc plassen.’ In die zin ziet ze ook een positieve kant van vergelijken: blijkt je kind echt erg laat met een bepaalde mijlpaal, dan kun je daarop actie ondernemen.

Snelle Jelle

Voor Hannah (28) was dat laatste niet bepaald nodig. Haar dochter Emma (bijna 3) liep al vroeg voor met een scala aan vaardigheden. Zo liep ze met elf maanden, kende ze met een jaar meer dan twintig woorden en herkent ze intussen alle letters van het alfabet. ‘Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik daar trots op ben. Ik heb geleerd dat je positief nieuws, waarvan een ander misschien het gevoel krijgt dat ik het beter voor elkaar heb, gewoon mag delen. Als je altijd maar kijkt naar wat andere mensen of kinderen al kunnen, zul je altijd iets zien waarin de ander beter is. Die heeft talent of vaker geoefend, denk ik dan. Het zegt niets over mij of mijn kind. Dat leef ik mijn dochter ook voor. En daarbij komt: ik krijg soms de vraag of het wel normaal is wat mijn dochter al doet. Het is nooit goed’, lacht ze.

Competitiedrang

Carolien (27) herkent dit. Ook haar 3-jarige zoontje is een vlugge op veel vlakken. ‘Hij rolde als baby binnen no time om, kroop vroeg en stapte zelfverzekerd rond met tien maanden. Ik deelde dat vaak met anderen omdat ik zo trots was, niet uit competitiedrang’, zegt ze. Haar dochtertje is met mijlpalen een stuk minder vlot. ‘Maar ook bij haar ben ik trots als ze iets nieuws kan en deel ik dat graag met anderen. Eerst had ik de neiging haar te vergelijken met haar broer, maar dat heb ik al snel losgelaten. Ieder kind doet het op z’n eigen moment. Als iemand trots vertelt dat haar dochter al lang zindelijk is, ben ik blij voor haar. Dat maakt me niet onzeker over mijn kind.’

Tweeling

Ook mij gebeurt dat inmiddels als ervaren moeder niet vaak meer. Naast mijn kleuterzoon ben ik ook een tweeling (2 jaar) rijker: dé perfecte leerschool voor mij als ietwat onzekere mama. Nestelt het jongetje van de twins zich met zijn laarzen bij mij op schoot zodat ik ze aan kan trekken, staat het meisje ondertussen heel geduldig ergens tegenaan leunend haar voetjes in die van haar te steken. Komt zij het me vooraf vertellen als ze moet en, blaft hij stilletjes in een hoekje zijn luier vol. De ene liep met zeventien maanden alsof hij nooit anders heeft gedaan, de ander wankelde met achttien maanden behoedzaam de kamer door. Mijn oudste is nu 4,5 en heeft nét geleerd zonder zijwieltjes te fietsen. Eerder vond hij het doodeng. Zijn vriendjes crossten een half jaar geleden al naast hun moeder over het fietspad; het deed me eigenlijk niets.

Dik compliment

Ik ga dus vooruit: het voelt allemaal al minder als een kampioenschap. En ik besef steeds meer: het gaat niet om de prestatie en de timing daarvan. Dat benadrukt ook psycholoog Cuppen. ‘Ik vind in het algemeen dat je kinderen moet prijzen om hun inspanning, niet om het resultaat. Als een kind heel erg zijn best doet om te leren fietsen maar het lukt steeds niet, is het doorzetten en blijven proberen een dik compliment waard. Natuurlijk is het fijn als een kind in Ă©Ă©n keer opstapt en wegfietst, maar eigenlijk is dat natuurlijk minder knap. In het leven kom je immers verder als je leert om door te zetten en vol te houden, ook al lukt het niet meteen. Iets niet meteen of niet snel kunnen terwijl anderen dat wel lukt, is dus juist niets om je onzeker over te voelen of je voor te schamen.’

Opscheppen

Hoor ik tegenwoordig dus een moeder zeggen: ‘Tekent die van jou nog koppoters? Hier maakt hij al lang echte mensjes, met haren en vingers, alles erop en eraan’, dan brengt dat me niet meer van mijn stuk. Hooguit ben ik geïrriteerd, want ik vind ‘al lang’ nooit zo nodig. Ook Else (36), moeder van Duuk (1,5) stoort zich aan vergelijkingen met die toon. ‘Iedere moeder weet hoe onzeker je kunt zijn, dus ik vind dat juist moeders onderling daar rekening mee moeten houden. Natuurlijk mag je trots zijn, maar gaan opscheppen over wat jouw kind al kan en een ander kind nog niet, vind ik onaardig. Moeders mogen elkaar wel wat meer steunen.’

Moederlijke trots

Jantine (29), moeder van een meisjestweeling van vijftien maanden, deelt die mening. ‘Ik moet bekennen dat ik mezelf regelmatig betrap op het delen van overmatige moederlijke trots. Maar aan het “oh dat kan die van mij al lang” maak ik me bewust nooit schuldig; ik weet dat je er stiekem onzeker van kunt worden als moeders dit doen. Als een andere moeder haar kind met die van mij vergelijkt, hoe verschillend mijn meiden zich ook onderling ontwikkelen, ben ik toch ineens bang dat ze achterlopen. Door hun vroeggeboorte bijvoorbeeld. Trots zijn is prima, maar je kunt wel letten op hóé je iets deelt met een andere moeder.’ Daar zeg ik volmondig amen op. Choose your battles doen we als moeder immers al de hele dag, dus laten we wedstrijdjes met elkaar voortaan gewoon skippen.

Dit artikel verscheen eerder in Viva Mama 5, 2020.

Afbeelding van Daniel Dan outsideclick via Pixabay

Mijn gekozen waardering € -