Een moord die zij zelf had gepleegd.
“U wordt aangehouden voor moord, c.q. doodslag, c.q. wederrechtelijke vrijheidsberoving van Robin Bogers.” De woorden drongen niet echt tot me door. Ik kwam net terug van de snackbar, waar ik samen met een vriendin frietjes had gehaald. We hadden – samen met haar vriend en mijn man – die hele zondag geklust en behangen in de babykamer. Nog twee maanden, dan zou ik gaan bevallen.
Ik was pas 21, maar ik kon niet wachten op de geboorte van ons eerste kindje. Mijn man en ik hadden het al helemaal uitgestippeld: we wilden een groot gezin met vijf of zes kinderen, dus daarom wilden we vroeg aan kinderen beginnen.
Ik was dolgelukkig toen ik vrij snel zwanger bleek te zijn, en ik had een zwangerschap volgens het boekje. Er leek geen vuiltje aan de lucht.
Ik werd de woonkamer in geduwd door vijf of zes rechercheurs die zeiden dat ik was aangehouden. Mijn man was al eerder gearresteerd, maar dat wist ik toen nog niet. Pas later kwam ik erachter dat de rechercheurs zich ergens voor de deur hadden verstopt tot ik thuiskwam.
Ik weet nog dat ik de vriend van mijn vriendin met een lijkbleek gezicht en grote, bange ogen op de bank zag zitten, en dat ik hem gerust wilde stellen. Ik zei: ‘Joh, dit is een vergissing. Ik ben zo weer terug.’ Ik kreeg handboeien om en werd in de politieauto gezet.
De hele buurt was inmiddels uitgelopen, en stond op straat om te kijken wat er gebeurde. Een buurvrouw met wie ik vriendschappelijk contact had, was helemaal ontdaan en stond met tranen in haar ogen te kijken. Dat beeld bleef gek genoeg wel hangen, de rest ging als een waas aan mij voorbij. We reden naar Tilburg, waar er vingerafdrukken van me zijn afgenomen, maar ook daarvan kan ik me alleen maar flarden herinneren. Ik was echt in shock en werd pas ‘wakker’ toen ik naar een cel werd gebracht.
De rechercheur duwde me de cel in, en ik riep: ‘’Je kunt me hier niet instoppen! Ik hoor hier niet!’’ ‘’Als dat zo is, dan komt dat wel boven water, maar je moet toch echt naar binnen.’’ antwoordde hij. En toen ging die zware deur dicht. Ik begon zo hard te huilen, was volledig in paniek. Ik kon gewoonweg niet geloven dat dit echt gebeurde.
Ik zat in volledige beperking, mocht geen contact met thuis hebben, geen radio, geen televisie…zelfs geen contact met andere gedetineerden. Ik wist niet eens of mijn ouders wel wisten waar ik was.
Achteraf hoorde ik dat de media bol stond van deze zaak, mijn vader vertelde later dat we elke dag op het nieuws waren, maar op dat moment had ik geen idee. Pas bij mijn eerste verhoor snapte ik de ware reden van mijn arrestatie en waarvan ze mij eigenlijk verdachten.
Het was elf dagen eerder had ik helpen zoeken naar een vermist buurmeisje van drie jaar oud: Robin. Ik kende haar alleen via een goede vriendin van mij: Trudy. Het jaar daarvoor verloor zij haar zoontje Nicky aan een hersenafwijking. Hij speelde vaak met Robin, ook de dag dat hij overleed. Hij viel op de bank in slaap en is nooit meer wakker geworden. Trudy was stuk van verdriet. Ik heb haar toen zoveel mogelijk gesteund. We hadden vaak contact men ik probeerde haar wat te helpen met boodschappen doen. Ze dronk veel en ging dat steeds meer doen maar ik vind het lastig om te zeggen hoe het met haar ging. Ik ben geen specialist, dus ik zou alleen maar aannames doen.
Ondanks Nicky’s overlijden bleef Robin nog wel eens bij Trudy en Ad over de vloer komen. Net zoals die bewuste middag, toen Trudy pannenkoeken was gaan bakken. Ik ging die middag even bij Trudy langs, maar voordat ik kon aanbellen kwam Trudy al naar buiten en zei paniekerig:‘’Marjan, Er is iets ergs gebeurd, Robin is weg! ‘’ “Ik dacht nog: ‘’Weg? Hoezo: ‘’weg?’’ Hoe kan een kind van drie zomaar weg zijn?”
Trudy vertelde dat ze pannenkoeken hadden gegeten en dat Robin daarna even naar was huis was gegaan om iets op te halen. Ze hoefde daarvoor alleen een brede stoep over, maar ze was nooit thuis aangekomen. Ik draaide me om en keek naar de overkant van de straat, naar het huis waar Robin woonde. Carla, de moeder van Robin, stond voor het huis, samen met wat andere buren. Carla had haar handen voor haar gezicht en een buurvrouw wreef over haar arm om haar te troosten. Ik kreeg er een naar gevoel van, en stapte meteen in de auto om te gaan zoeken. Ik reed blokjes door de buurt, en vroeg aan verschillende mensen of ze een een klein meisje hadden gezien. Ik dacht: ‘’Zo’n klein meisje alleen, dat moet toch opvallen? Iemand moet haar gezien hebben!’’ Maar niemand kon me iets vertellen. Ook andere buurtbewoners die waren gaan zoeken, hadden Robin niet gezien.
Elf dagen later, op het politiebureau, kreeg ik tijdens het eerste verhoor te horen dat Trudy ook was gearresteerd omdat ze haar verdachten van betrokkenheid bij Robin’s verdwijning. Ze is toen paniekvoetbal gaan spelen, en heeft meerdere belastende verklaringen afgelegd, waardoor niet alleen ik, maar ook mijn man en mijn oom, haar eigen man, Ad ook werden opgepakt. In de ene verklaring was Robin van de trap gevallen en had ik haar lichaampje laten verdwijnen. In een andere had mijn man, samen met Ad, Robin ontvoerd voor losgeld en zou ik haar via de achterdeur het huis van Trudy uit hebben gesmokkeld. Dat Robin niet meer leefde, was inmiddels duidelijk: die ochtend was haar voetje gevonden op een vuilnisbelt…
Inmiddels weet ik wat er werkelijk is gebeurd. Trudy heeft Robin gewurgd, volgens haar eigen verhaal omdat ze naar Nicky bleef vragen en met zijn speelgoed wilde spelen. Ze gaf aan dat ze daardoor doordraaide. Politie, een helikopter, speurhonden en zelfs paragnosten zetten een enorme zoektocht op touw. Er vond zelfs een huiszoeking bij Trudy plaats. Maar niemand dacht aan de container. Daar lag ze in.
Dezelfde container heeft nog drie dagen bij Trudy in de tuin gestaan. Daarna heeft Trudy Robin’s lichaampje in een vuilniszak gestopt, in de kliko gelegd, en aan de straat gezet. Het is bijna te gruwelijk om door een menselijk brein te begrijpen. Uiteindelijk is haar lichaampje door de vuilniswagen vermalen.
Die eerste dagen dacht ik tijdens de verhoren alleen maar ‘’Als ik maar netjes mee werk dan zullen ze wel merken dat ik hier niets mee te maken heb, en ben ik zo weer thuis.’’
Ik wilde vertrouwen op het systeem, en ik kon ook niet echt bevatten wat er allemaal gebeurde. Ik werd ondervraagd over alles wat er tot een aantal weken voor de verdwijning was gebeurd, en ook verder terug, naar nog voor het overlijden van het zoontje van Trudy. Van minuut tot minuut moest alles kloppen. Het was zwaar: de opstelling van de recherche was in het begin erg beschuldigend. Ze zagen in mij een moordenaar die ze koste wat koste wilde ontmaskeren. En de verhoren waren enorm lang, van vroeg in de ochtend tot ver in de avond. Natuurlijk bleef ik herhalen dat ik van niets wist, maar ik probeerde wel actief mee te helpen de vragen zo specifiek mogelijk te beantwoorden. Hoe beter ik meewerkte, hoe eerder ik thuis zou zijn, was mijn idee.
Maar ik had het mis…na drie dagen werd mijn voorarrest verlengd met nog eens tien dagen. En toen kwamen er nog eens dertig bij. En nog eens dertig… ” In die periode zijn de keren niet meer te tellen dat ik huilend op mijn handen en knieën door mijn cel kroop van pure ellende en wanhoop.. Ik dacht: ‘’Ik ga veroordeeld worden voor iets dat ik niet gedaan heb, en dan blijf ik hier minstens tien jaar zitten.’’ Ik werd elke dag verhoord. Alles wilden ze weten, tot wel drie weken voor de verdwijning van Robin. Dat ging heel ver: van wat ik had gegeten, tot op welke dagen ik seks had gehad met mijn man. En als ik dacht: ‘Nu heb ik alles verteld’’ begonnen ze weer van voren af aan, om te kijken of er onregelmatigheden in mijn verhaal zaten.
En toen kwam de genadeklap: ik kreeg weer een verlenging, waardoor ik nog dertig dagen in de cel zou moeten blijven. Dat hield in dat ik in de gevangenis zou bevallen. Na die boodschap kon ik twee dagen lang niet in worden verhoord, ik kon alleen nog maar huilen. Ik had zo lang gefantaseerd over mijn bevalling: mijn man naast me….mijn familie die daarna langs zou komen in de verloskamer. Die droom klapte met een mokerslag uit elkaar.
Op de dag van mijn bevalling heb ik eerst zes uur alleen in mijn cel gelegen terwijl ik al weeën had. Uiteindelijk mocht ik naar het ziekenhuis, maar in plaats van mijn man zat Joop, een rechercheur, naast mijn bed. Mijn man was er wel bij, hij mocht voor de bevalling overkomen vanuit de gevangenis in Vught, maar we mochten niets tegen elkaar zeggen. Ook waren de verpleegsters op de hoogte van het feit waar ik van verdacht werd: kindermoord. Dat zorgde ervoor dat ze niet al te vriendelijk met me omgingen. Ik kreeg geen pijnstilling, en als ik kreunde van de pijn zeiden ze heel kortaf: ‘Tja, een kind krijgen doet zeer he!’ Het was allemaal heel kil.
Van het moment dat Jesse werd geboren en op mijn buik werd gelegd, normaal een ogenblik dat je voor altijd koestert in je geheugen, weet ik amper iets. Het zijn verdrongen momenten. Te heftig, vrees ik. Alsof ik er zelf helemaal niet bij was.
Nadat Jesse geboren was mocht ik een half uurtje met hem in het ziekenhuis blijven, daarna moest ik terug naar de penitentiaire inrichting. Jesse mocht bij mij op de cel blijven. Best raar eigenlijk: ik werd verdacht van kindermoord, maar mijn kind mocht wel bij mij op de cel.
Toen ik eenmaal alleen met hem was, heb ik mezelf gefeliciteerd met het moederschap. Dat klinkt misschien heel stom, maar er was niemand anders die het deed. Ik was moeder maar kreeg geen hulp, vragen kon ik nergens stellen. Ik had alleen maar mijn intuïtie om op te vertrouwen dat ik het goed deed. Het was vreselijk en mijn zorgen om mijn kind overschaduwden alle geluk.
In diezelfde periode heb ik ook de moeilijkste brief geschreven die ik ooit heb moeten schrijven: die waarin ik het gezag voor Jesse naar mijn ouders overdroeg, voor het geval mijn man en ik tien jaar of meer in de gevangenis zouden moeten blijven. Ik schiet nog steeds vol als ik het daarover heb. De brief schrijven waarin ik het gezag overdraag als ik veroordeeld zou worden was mijn trigger om alles op alles te zetten. Ik hoorde daar niet, punt. Met de advocaat die ik had toegewezen gekregen, had ik helaas geen klik. Ik had zelfs het gevoel dat zij ook dacht dat ik schuldig was. Aan een rechercheur heb ik vervolgens gevraagd of ik een andere advocaat kon krijgen, dat voelde op dat moment als noodzakelijker dan ooit.
Een rechercheur heeft me toen aangeraden een brief te schrijven waarin ik mijn zaak uitlegde, en een bewaker heeft die vervolgens naar Theo Hiddema gestuurd. Ik zat in Maastricht in de gevangenis, en hij was de meest bekende strafrechtadvocaat in die plaats.
Ik kende hem toen nog niet, maar hij de volgende dag al kreeg ik bezoek van een vertegenwoordiger van zijn kantoor, die kwam zeggen dat Hiddema mijn brief had gelezen en dat hij moest zeggen: ‘Het komt goed.’ Er ging op dat moment zoveel door me heen, maar vooral een gevoel van: ‘Eindelijk.’
Hiddema ging meteen voor mij aan het werk. Hij regelde privileges, zoals een televisie, na negentig dagen zonder. Dat klinkt suf, maar het was heel fijn om wat afleiding te hebben, omdat ik zoveel mogelijk op bed lag met Jesse die op mijn buik lag te slapen. Ik hield hem zo dicht mogelijk bij me, ook toen ik weer thuis was. Ik ben nog heel lang bang geweest dat ze hem bij me weg zouden halen.
Intussen was besloten dat er een confrontatie verhoor zou komen. Dat hield in dat Trudy en ik bij elkaar werden gezet, en we aan een kruisverhoor onderworpen zouden worden.
Ik was doodsbang voor het moment dat ik met haar geconfronteerd zou worden. Ik had al dingen gehoord met betrekking tot haar verklaringen, en in mijn achterhoofd wist ik ook dat zij de misdaad moest hebben gepleegd, anders zou je andere mensen nooit zo beschadigen. Toen ik ging zitten, begon Trudy te huilen en zei ze vrijwel meteen dat zij Robin omgebracht had, en dat het haar speet dat ze mij had beschuldigd. Alsnog vond ik het moeilijk te geloven dat mijn vriendin tot zoiets in staat was. Volgens Trudy had ze het gedaan omdat ze jaloers was op mijn zwangerschap.
Na het gesprek, terug in de auto naar Maastricht, zei ik: ‘Mag ik nu naar huis?’’ Maar nee, ik moest weer terug naar de PI, want Trudy had al zoveel verschillende verklaringen afgelegd….voor hetzelfde geld was ook dit een verzinsel.
Toch merkte ik dat ik eindelijk geloofd werd: Net voordat we Maastricht bereikten, namen Joop en Sjaak, de rechercheurs die met mijn zaak belast waren, de afslag. ‘Kom, zeiden ze ‘We gaan uit eten.’ Ze hebben me toen op een biefstukje getrakteerd. Ik weet het nog precies: Jesse zat in zijn maxi cosi op tafel, en Joop zei: ‘Ik zal een rood wijntje voor je bestellen. Maar drink niet teveel, want waarschijnlijk sta je na een kwart glaasje al op je kop.’’ Om na zo’n lange tijd weer tussen de mensen te zitten als een gewone burger, was doodeng. De drukte, na al die tijd alleen te zijn geweest, voelde beklemmend.
Het klinkt misschien raar, maar uiteindelijk werden die twee rechercheurs hele goede vrienden. Joop, de man die bij de geboorte van Jesse is geweest, is helaas een paar weken geleden gestorven aan hartfalen, maar Sjaak is nog steeds een van mijn beste vrienden . Natuurlijk is de manier waarop we in elkaars leven kwamen bizar: hij dacht dat ik een kindermoordenaar was die hij moest ontmaskeren, maar toen mijn huwelijk op de klippen liep en ik mijn baan en huis kwijtraakte heeft hij mijn nieuwe huisje staan behangen. Destijds waren Joop en Sjaak degene die mij moesten verhoren, maar ze waren ook belast met de slachtofferhulp van de ouders van Robin. We hebben er heel veel over gesproken naderhand, hoe belastend dat voor hen was, en ook verwarrend.
Inmiddels zijn de regels veranderd: rechercheurs mogen niet meer met een dubbele pet op handelen, dus als hulpverlener voor de familie van het slachtoffer, terwijl ze ook de mogelijke dader moeten verhoren. Dat gaat nu eenmaal schuren in je hoofd, ik begrijp ook oprecht hoe moeilijk die situatie ook voor hen moet zijn geweest.
Ik was zo blij toen ik – honderd drie dagen na mijn arrestatie- hoorde dat ik naar huis mocht dat ik een van mijn vaste verhoorders in de armen vloog. Daarna werden Jesse en ik naar een hotel gebracht, waar we mijn man zouden ontmoeten.Dat hotel was geregeld zodat wij ‘’ rustig konden bijkomen van de situatie’’volgens justitie. Toen stond ik er niet bij stil, maar nu denk ik dat justitie ons wilde weghouden bij de pers om hun fouten te verdoezelen. In het boek wat ik later schreef, zit een passage, waarin ik vertel dat mijn man gedurende het onderzoek ook aan me was gaan twijfelen. De recherche had hem een mooi verhaal voorgehouden en door de druk wist hij het ook even niet meer. De recherche kwam dit uiteraard destijds vertellen tegen me om me nog verder te breken. Het weerzien met mijn man zag er dus anders uit dan de meeste mensen denken. Herenigd worden met de liefde van je leven die gedurende het onderzoek aan je was gaan twijfelenm is niet te romantiseren. Ik kon er ook geen begrip voor opbrengen dat hij onder de druk was gaan twijfelen. Ik was verbitterd en intens verdrietig.
Ik was dan wel vrij, maar was nog zo bang, voelde me zo onveilig. Ik had vastgezeten voor kindermoord, dat is nogal iets. Iedereen in mijn buurt wist ervan, net zoals mijn vrienden en familie. Met de kennis van nu denk ik: waarom ben ik daar niet in begeleid? Er was letterlijk niets. Niemand die me kon vertellen hoe ik mijn leven weer kon oppakken. Vrienden en kennissen bleven weg, ik denk omdat ze niet wisten wat ze tegen me moesten zeggen. Ik had nog liever gehad dat ze ronduit gevraagd hadden of ik iets mee te maken had, dan had ik me nog kunnen verdedigen. Nu kon ik niets.
Van de eerste maanden na mijn vrijlating weet ik nauwelijks nog iets. In de tijd daarna begon me langzaam duidelijk te worden wat er gebeurde. Ik was veroordeeld door mijn omgeving ondanks mijn vrijlating. Het druppelde langzaam door. Ook het contact met oom Ad was verbroken. Hij had tijdens een zwak moment in een verhoor gezegd dat de verklaringen van Trudy klopten. Hij zei later dat hij ook bezweken was onder de druk en het ook echt niet meer wist. Ad is later is vrijgesproken bij gebrek aan bewijs, maar hij heeft niet de hoogste graad van vrijspraak gekregen, en ook geen schadevergoeding.
Ik snap dat het lastig voor hem was. Dat hij zijn vrouw niet wilde afvallen. Maar hoe kun je onschuldige mensen beschuldigen? Dat zal ik nooit begrijpen. En dat gaat ook nooit meer komen, ik heb hem na dit gebeuren nooit meer gesproken.
Ook hield mijn huwelijk geen stand, we hebben het nog vier jaar geprobeerd, maar daarna ging het niet meer. Mijn man bleef heel erg in zijn woede hangen, ik wilde verder. Dat uitte zich in fysiek geweld, ik wil daar niet teveel over kwijt. Mijn ex is de vader van Jesse en ik vind dat dit geen effect mag hebben op de relatie die vader en zoon nu hebben.
Mijn missie is nu om te laten zien hoe ontzettend groot de impact van een valse beschuldiging en dat daar professionele begeleiding bij nodig is. Ik wil het ministerie en instanties ervan overtuigen dat hulp onmisbaar is.
Zelf ging ik pas na vijftien jaar in therapie, en van daaruit begon ik een boek te schrijven over de verdwijning van Robin. Dat schrijven was een verwerkingsproces. Ik heb er ook regelmatig mee moeten stoppen, omdat het te zwaar was en teveel oprakelde uit die vreselijke tijd.
Voor het boek had ik ook voor het eerst sinds vijftien jaar contact met de ouders van Robin. Destijds was me in het belang van Robin’s familie geadviseerd om geen contact op te nemen. Daar heb ik me al die jaren aan gehouden, maar omdat ik nu een boek aan het schrijven was, wilde ik toestemming hebben van Robin’s ouders.
Ze zeiden dat ze mij echt het beste gunnen. Dat deed me heel goed. Uiteindelijk zijn allemaal slachtoffer van Trudy, maar ik moet het wel relativeren: ik heb 103 dagen vastgezeten, zij zijn voor de rest van hun leven hun dochter kwijt. Dat is natuurlijk niet met elkaar te vergelijken.
Op vijf maart 1997 werd Trudy veroordeeld tot tien jaar cel, maar in hoger beroep werd dat zeven jaar. De officier van justitie had levenslang geëist wegens moord. Maar de rechtbank was van mening dat Trudy niet met voorbedachten rade heeft gehandeld en veroordeelde haar daarom voor doodslag. Ze zagen een verzachtende omstandigheid in het feit dat Trudy haar eigen zoontje had verloren en sloten daarom niet uit dat ‘onverwerkt verdriet een belangrijke rol bij haar daad heeft gespeeld’.
Ik heb zelf nooit meer iets van haar gehoord, ook niet nadat ze vrijkwam.
Trudy zelf werd veroordeeld tot zeven jaar cel, maar na vijfeneenhalf jaar stond ze alweer buiten. Inmiddels is ze overleden, waaraan weet ik niet. Ik heb het via via gehoord, maar ik heb nooit meer contact gehad. Ik zeg eerlijk: Toen ik dat hoorde, voelde ik maar een ding: opluchting.
De droom van mijn grote gezin heb ik helaas moeten loslaten, maar naast Jesse, die inmiddels 24 is, heb ik samen met mijn vriend een dochtertje van vijf: Jordan. Haar geboorte voelde echt als een tweede kans. Ik durfde pas op mijn 39e weer een kind te krijgen. Ik wilde nog één kans wagen, en daarmee de nare ervaring van mijn eerste bevalling naar de achtergrond dringen.
Mijn zoon Jesse wilde per se bij de bevalling zijn. Ik moest wel even aan het idee wennen, maar achteraf ben ik er zo blij om. Wij, als gezinnetje, samen in de verloskamer, die daarna volstond met vrienden en familie. Er kon niemand meer bij. Precies zoals ik het me 23 jaar geleden had voorgesteld.’’
Titel: De verdwijning van Robin – en de dwaling die daarop volgde
Auteur: Marjan Gorissen
Uitgeverij: Just Publishers
Genre: Non-fictie (gerechtelijke dwalingen)
Pagina’s: 287