Pas op 8 november 1798, toen een Brits schip, de Snow Hunter genaamd, op weg was naar de Chinese Zee, legde een Europeaan vast dat hij het eiland had gezien. Honderden Nauruanen voeren in kano’s uit om de zeelui te begroeten. De kapitein van de Snow Hunter, John Fearn, stond niet toe dat zijn mannen van boord gingen. Noch waagde Nauruanen zich aan boord. Toch was kapitein Fearn gecharmeerd van het welkom, net als van de warme wind, het groene centrale plateau van het eiland, de wuivende palmen en de witte zandstranden – zozeer dat hij het Pleasant Island noemde.
Na Fearn’s eerste ontdekking van Nauru hebben verschillende ontsnapten uit de toenmalige gevangeniskolonies in de Stille Oceaan langere en kortere periodes van hun leven op Nauru doorgebracht.
Europese schepen kwamen af en toe langs, maar er gebeurde weinig dat de rust kon verstoren van de 12 stammen die het slechts 21 km2 kleine eiland bewoonden.
In die tijd was Nauru van geringe strategische waarde voor de koloniale machten die in de Stille Oceaan de touwtjes in handen hadden.
Fosfaatwinning
Op een dag in 1899 inspecteerde de geoloog Albert Ellis een rotsachtig voorwerp dat een deur openhield in het kantoor in Sydney van de Pacific Islands Company, een handels- en plantagefirma. Men had hem verteld dat het een stuk versteend hout uit Nauru was. Maar dit leek Ellis niet juist, en hij zou spoedig ontdekken dat het eigenlijk fosfaaterts van hoge kwaliteit was, een supermeststof die een fortuin waard kon zijn als hij de bron kon lokaliseren.
Toen Ellis in 1901 naar Nauru voer, ontdekte hij dat 80 procent van het hele eiland – het verhoogde centrale plateau dat de Nauruanen “Topside” noemen – rijk was aan kalkfosfaat. De Pacific Islands Company werd omgedoopt tot de Pacific Phosphate Company, en in 1905 werd een overeenkomst gesloten met Duitsland om Nauru te ontginnen.
Gedurende de volgende decennia zou Nauru honderdduizenden tonnen fosfaat exporteren.
In de jaren ’60 en ’70 werd maar liefst 80% van het land gestript, waardoor het een kaal maanlandschap van grillige rotsen werd, volkomen ongeschikt voor landbouw, industrie, bosbouw of zelfs sport en recreatie. In 2005 luidde het eindschot: er viel niks meer te ontginnen. En toen het fosfaat opraakte, liep de werkloosheid op tot 90% en stortte het schoolsysteem bijna volledig in, waardoor de toekomst van een generatie werd verpest.
Het land van Nauru werd onbruikbaar en de bevolking onwel – de bevolking van 9.000 lijdt aan extreme niveaus van diabetes, hartziekten en zwaarlijvigheid.
Diefstal
Tot aan de Tweede Wereldoorlog was Nauru een Duitse kolonie. Na de oorlog werden de touwen overgenomen door Australië. Tegen 1968 was een derde van Nauru ontgonnen en leefden de Nauruanen op een smalle ring rond een plateau van grillig, stekelig, vlijmscherp koraal en kalksteenpilaren.
Tijdens het interbellum en opnieuw na de Tweede Wereldoorlog ontvingen de landeigenaren van Nauru symbolische royalty’s, en werden kleine trustfondsen opgericht.De ontginning van Nauru’s fosfaat werd niet beschreven als regelrechte diefstal; het Nauruaanse aandeel was echter miniem gezien de enorme winsten die de mijnbouwbedrijven maakten, de onomkeerbare schade die aan het eiland werd toegebracht, en de hoge kosten van pogingen om het ontgonnen land te herstellen.
De Republiek Nauru werd pas onafhankelijk toen het land volledig in een woestenij was veranderd, ontdaan van al zijn hulpbronnen. De bevolking kon het land niet langer gebruiken voor landbouw, hetgeen leidde tot een grote achteruitgang van de volksgezondheid, aangezien de bevolking gedwongen werd tot een dieet zonder verse producten.
Op zoek naar alternatieven
In een poging om de economie te diversifiëren voordat de fosfaatvoorraden uitgeput raakten, wendde Nauru zich tot offshore bankieren, waarbij tegen het begin van de jaren 1990 aan ongeveer 400 buitenlandse banken een vergunning werd verleend.
De buitenpost werd een toevluchtsoord voor witwassers – naar schatting is er een miljard dollar aan Russisch maffiageld doorgespoeld – en de ambtenaren werden gedwongen paspoorten te verkopen.
Nauru gebruikte zelfs zijn lidmaatschap van de Algemene Vergadering van de VN om geld te verdienen, door tientallen miljoenen dollars aan te nemen in ruil voor de “erkenning” van landen, zoals de door Rusland gesteunde afgescheiden republieken Abchazië en Zuid-Ossetië.
De kleine republiek begon ook met de verkoop van staatsburgerschap in ruil voor investeringen. Maar offshore bankieren, politieke regelingen en de verkoop van paspoorten konden de economische problemen van Nauru niet oplossen.
Wanhopig op zoek naar inkomsten en banen stemde Nauru in 2001 met wrede ironie ermee in dat Australië een detentiecentrum op Nauru mocht vestigen om asielzoekers te verwerken die per boot Australië probeerden te bereiken.
Tegen 2002 waren ongeveer 1.000 asielzoekers – hoofdzakelijk Afghaanse en Iraakse – met veerboten naar Nauru gebracht, en gedurende enkele jaren brachten Australische hulp en verwerkingsvergoedingen miljoenen in het laatje van de overheidskas van Nauru.
Onbewoonbaar
Graham Thom van Amnesty International beschrijft het detentiekamp dat vandaag de dag nog steeds bestaat als “niet alleen buitengewoon slecht ontworpen, maar ook wreed”.
“Er is absoluut niets te doen. Er zijn geen bomen. Er is geen gras. Er vliegen geeneens vogels. Dus leefden we in die hitte zonder airconditioning in tenten. Het is gewoon wanhoop die ik niet uit mijn hoofd kan krijgen.”
Wanhoop lijkt in heel Nauru door te dringen. Als je vanuit de lucht landt, ziet het eiland er aanlokkelijk uit; van dichtbij zie je roestende auto’s, vervallen huizen en rottend afval. In het maanlandschap kan niets worden geproduceerd, en banen zijn nergens te vinden.
Verwerkt en ingeblikt voedsel vormt een groot deel van een dieet dat zwaar is in zout, suiker, en kunstmatige ingrediënten.
Oplossing gevonden?
De inwoners van Nauru hebben geleden onder een erfenis van destructieve ontginning. Net als vele andere kleine naties in het zuiden van de Stille Oceaan werd Nauru verwoest door koloniale machten. Wanhopig op zoek naar een oplossing om de economie van het eiland overeind te houden, lijkt het in de verkeerde hoek te zoeken.
Nauru heeft onlangs een buitenproportionele plaats ingenomen op het wereldtoneel. Het heeft gebruik gemaakt van een obscure clausule in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee om de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), het onafhankelijke orgaan dat belast is met de regulering van de oceaanbodem in internationale wateren, een termijn van twee jaar te geven om de laatste hand te leggen aan de exploitatievoorschriften van de mijnbouwcode – een geheel van regels die bepalen waar, wanneer en hoe de diepzee mag worden ontgonnen.
De ISA moet nu ofwel de laatste hand leggen aan de exploitatievoorschriften, ofwel voorlopig mijnbouwvergunningen goedkeuren op grond van de ontwerp-voorschriften. Nauru heeft het startschot gegeven namens Nauru Ocean Resources Inc., een volledige dochteronderneming van DeepGreen, een diepzeemijnbouwbedrijf dat is gevestigd in Vancouver, British Columbia.
Meer dan 420 mariene wetenschappers hebben onlangs een petitie ingediend voor een pauze in de diepzee-exploitatie uit bezorgdheid over de gevolgen voor het mariene milieu. Maatschappelijke organisaties, zoals het Pacific Network on Globalisation, pleiten intussen voor een totaal verbod.
“In onze ogen is DeepGreen het meest gebaat bij het overhalen van deze trekker,” zegt Maureen Penjueli, coördinator bij het Pacific Network on Globalisation. “Ik vind het echt jammer dat Nauru vindt dat het deze trekker moet overhalen en dit precedent moet scheppen.”
Oplossingen voor klimaatverandering brengen nieuwe problemen met zich mee
De oplossingen voor klimaatverandering – zonnepanelen, windmolens, elektrische auto’s – lijken zo zalig schoon en ook binnen handbereik. Toch zijn er ook grote hoeveelheden mineralen voor nodig: kobalt, mangaan, koper, nikkel en zeldzame aardmetalen.
Voor elektrische auto’s zijn bijvoorbeeld zes keer zoveel mineralen nodig als voor conventionele auto’s, en zulke enorme hoeveelheden zijn nu gewoon niet beschikbaar. Niet op het land, in ieder geval.
Delen van de zeebodem van de oceaan, die zo’n 15.000 voet diep ligt, liggen bezaaid met het spul. Zwarte klonters ter grootte van een aardappel, polymetallische knollen genaamd, worden in grote hoeveelheden aangetroffen op de modderige bodem van de oceanen. De knollen bevatten grote hoeveelheden koper, mangaan, nikkel en kobalt, en in kleinere hoeveelheden ook andere mineralen.
Invloedrijke onderzoekers en bedrijfsdirecties in de sector kunnen niet wachten om met de ontginning van de zeebodem te beginnen, uiteraard gebruik makend van het probleem van de klimaatverandering dat wereldwijd de grootste discussie is geworden. Zeebiologen en activisten over de hele wereld trappen niet in hun argumenten.
De Deep Sea Conservation Coalition, waarin vrijwel alle vooraanstaande organisaties voor oceaanbehoud vertegenwoordigd zijn, heeft opgeroepen tot een moratorium van 10 jaar op dergelijke mijnbouw totdat de effecten ervan beter worden begrepen. Mijnbouw op de zeebodem “zou onomkeerbaar oude diepzeehabitats vernietigen, gevolgen hebben voor diegenen die van de oceaan leven (bijvoorbeeld de visserij), en het risico met zich meebrengen dat de grootste koolstofput van de planeet wordt verstoord”, waarschuwde de groep in een openbare oproep tot actie.
Het WWF heeft een initiatief gelanceerd om geen diepzeemijnbouw te bedrijven. Greenpeace volgde al snel.
“We zien geen voordelen. We zien alleen maar nadelen,” zei Arlo Hemphill, een senior oceanen campagnevoerder bij Greenpeace USA. “Er is geen enkele reden om een nieuwe destructieve winningsindustrie te beginnen in de oceanen van de wereld.
Ook politieke activisten zijn het eens: Nauru wordt wederom misbruikt.
Hedwig Kuijpers” Hedwig Kuijpers”