In een lentelichte ruimte serveert de Utrechtse huisarts deze middag thee en chocolade. Hij heeft vrij, maar waarschuwt dat hij gebeld kan worden door mensen van de Stadshospice Utrecht, het bijna-thuishuis waar hij sinds een jaar of acht ook als huisarts werkt. ‘In principe nemen mensen hun eigen huisarts mee als zij in het hospice terecht komen. Maar de laatste jaren zie ik een verschuiving. Tot vier jaar geleden hield zo’n 70 tot 80 procent van de mensen hun eigen arts; nu is dat nog maar zo’n 50 procent. Ik word arts voor de mensen die zonder huisarts komen te zitten.’
Stadshospice
Op de vraag waarom zoveel mensen hun eigen huisarts niet meer zien als de dood in het verschiet ligt, reageert Kippersluis bedachtzaam. Zegt dat hij geen onderzoek heeft gedaan. En benadrukt dat hij puur uit eigen ervaring spreekt. ‘Als mensen niet uit Utrecht komen, of uit een deel van de stad dat ver van het Stadshospice ligt, kiezen ze ervoor om de zorg uit handen te geven. Simpelweg omdat het veel tijd kost om hun patiënt te blijven zien.’ En soms speelt ook mee dat een huisarts weinig ervaring of affiniteit heeft met palliatieve zorg.
Kippersluis is gespecialiseerd in die tak van zorg. Als hij over zijn specialisme praat, gaat ie rechterop zitten, bewegen zijn handen en sprankelen zijn ogen. ‘Je moet goed klinisch kunnen redeneren en het gaat echt ergens over. Je hebt intensief contact met je patiënt, en je kunt écht iets betekenen als je iemand comfortabel naar het einde kunt begeleiden.’ Hij benadrukt dat hij niet van de school is die palliatieve zorg ziet als alternatief voor euthanasie. ‘Euthanasie is de nooduitgang. En nee, die hoef je niet altijd te gebruiken. Maar het is wel heel fijn dat die nooduitgang er is.’
Heel erg ziek
Een kleine helft van alle patiënten die hij in het Stadshospice begeleidt, -jaarlijks zo’n 10 mensen-, heeft een euthanasiewens. Toch verleent Kippersluis jaarlijks slechts een á twee keer euthanasie in het hospice. ‘Heel vaak wordt hun wens door de tijd ingehaald’, vertelt hij. ‘Mensen kunnen pas naar een hospice als hun levensverwachting niet langer dan drie maanden is. Dat betekent dat patiënten heel erg ziek zijn. Een euthanasie is daarnaast ook niet zomaar geregeld. Ik heb tijd nodig om die nieuwe patiënten te leren kennen, een vertrouwensband op te bouwen en te begrijpen waarom zij euthanasie willen. De ene patiënt laat zich makkelijker kennen dan de ander. En dan moet er ook nog een SCEN-arts komen. Al met al heb ik minimaal een ruime week tot 10 dagen nodig. Die tijd is niet iedereen gegeven.’
‘Daarnaast is er in een hospice veel aandacht en rust voor patiënten. Ze ontdekken dat er veel mogelijk is om die laatste fase zo comfortabel mogelijk door te komen. Bijvoorbeeld door goeie pijnbestrijding en medicijnen tegen symptomen als misselijkheid en benauwdheid. Patiënten krijgen zo het vertrouwen dat ze in de laatste fase niet aan hun lot worden overgelaten. Dat maakt dat bij veel mensen de angst minder wordt, en ze veel meer kunnen verdragen dan zij vooraf dachten.’
‘Bovendien vinden patiënten het vaak ook ingewikkeld om hun euthanasiewens te laten uitvoeren. Ik zie en merk dat mensen het makkelijker vinden om over euthanasie te praten als ze niet ziek zijn, en de dood niet nabij is. Als het einde wel nadert, is dat gesprek veel moeilijker. Velen vinden het dan toch heel spannend om die stap te zetten en mij te vragen om hun dood te maken. Want, ja, dat is uiteindelijk natuurlijk wel wat euthanasie is. Ik heb patiënten in het hospice gehad met een duidelijke wilsverklaring, maar als ik het gesprek met ze aanging, wilden ze helemaal niet dood. ‘Dokter, ik heb het naar mijn zin’, zei zo iemand dan. ‘Ik heb allemaal lieve mensen die voor mij zorgen. Ik houd het nog prima vol’.’
Eenzaam
Kippersluis was net 30 toen hij in de jaren negentig van de vorige eeuw zijn eerste euthanasie uitvoerde. Hij werkte in een verpleeghuis en de officier van Justitie bepaalde in die tijd nog of Kippersluis vervolgd moest worden. ‘Ik had toen een heel team om mij heen. Het ging om een mijnheer met ALS en ik kon mij heel goed voorstellen dat hij niet nog meer wilde inleveren.’ Toen hij daarna in een huisartsenpraktijk aan de slag ging en zijn eerste euthanasie in zijn eentje deed, besloot hij dat ie voortaan altijd iemand mee zou nemen. ‘Ik stond de spuiten klaar te maken naast de geiser in de keuken. Dat voelde zo eenzaam. Dat wil ik nooit meer.’
Ook in de Stadshospice neemt Kippersluis altijd een collega mee als hij een euthanasie uitvoert. ‘Technisch is het helemaal niet ingewikkeld, maar is fijn als iemand je ondersteunt. Want hoewel het nooit misgaat en ik ervaring heb, schieten er altijd hersenspinsels door mijn hoofd als ik een euthanasie ga doen. Ik bedenk dan dat iemand niet in slaap raakt. Of dat het allemaal veel te lang duurt. Dan is het fijn als er hulp is, mocht er iets zijn.’
De euthanasie zelf vindt hij niet het moeilijkste. ‘Voor mij is altijd het heftigste moment als we een datum voor de euthanasie prikken. Dat vind ik altijd het aangrijpendst omdat het dan onomkeerbaar wordt. Ik beloof iets wat ik ga doen en waarvan ik helemaal geen reden heb om te denken dat ik het niet zou willen doen, maar toch doet mij dat iets. Tegelijkertijd is dat moment vaak ook heel mooi. Omdat je de opluchting bij de patiënt en de familie ziet.’
Pijnlijk
In de Utrechtse Stadshospice kunnen patiënten overlijden door euthanasie. Dat is lang niet in alle hospices mogelijk. ‘Een patiënt van mij kwam in een hospice terecht waar ze vanwege religieuze overtuigingen geen euthanasie willen. Terwijl die man daarvoor wilde opteren. Ik vond dat moeilijk. Van zijn dochter begreep ik later dat haar vader rustig was overleden aan de gevolgen van zijn ziekte. En dat iedereen daar vrede mee had. Dan is het goed. Maar ik kan mij voorstellen dat anderen zo’n plek laten schieten. Al is het dan wel heel pijnlijk dat je langer moet wachten op een bed.’
Kippersluis vindt dat hospices transparant moeten zijn over hun euthanasiebeleid. Een kleine steekproef laat zien dat veel hospices daar niet helder over zijn. Heel soms staat er expliciet dat euthanasie niet mogelijk is. Maar meestal wordt euthanasie helemaal niet genoemd. ‘Hospices kunnen een beleid hebben, maar uiteindelijk moet een huisarts zelf bepalen of hij of zij bereid is om euthanasie te verlenen. En een SCEN-arts zal controleren of een euthanasievraag aan de zorgvuldigheidseisen voldoet.’ Op mijn vraag of bijvoorbeeld het Expertisecentrum Euthanasie iets zou kunnen betekenen voor hospices, schudt hij zijn hoofd. ‘Die zijn voor ingewikkelde euthanasievraagstukken. Dat is in een hospice helemaal niet aan de orde. Dat kunnen huisartsen prima zelf.’
Hospices & euthanasie
Op dit moment zijn er ongeveer 280 hospices in Nederland. Hoeveel het er precies zijn, is onduidelijk omdat dat nooit in kaart is gebracht. Het Universitair Medisch Centrum Utrecht hoopt in juni met de resultaten van het onderzoek HOPEVOL -HOspicezorg die Passend is en de Eigen wens van mensen in de palliatieve terminale fase VOLgt- helderheid te kunnen geven. Veel hospices zijn ontstaan uit vrijwilligersinitiatieven en daarom is er een grote heterogeniteit. Bijna-thuishuizen zijn verenigd in de stichting Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ), de high care hospices zijn verenigd in de Associatie Hospicezorg Nederland (AHzN) en dan zijn er nog hospices in verpleeghuizen. Geen van deze organisaties hebben duidelijke afspraken over euthanasie. (bron: Palliatieve Zorg Nederland
Dit verhaal verscheen eerder in Relevant, het opinieblad van de NVVE