Marokko en de Joden: ‘We zijn een familie’

Het mocht weer: op vakantie, zonder beperkingen. Wel met de nodige hindernissen als je vanaf een overbelast Schiphol vertrok. Nog niet iedere land was even gastvrij als het ging om het coronavrij zijn. Sommige landen vroegen nog om een PCR-test en hadden zoals in Marokko nog een mondkapjes plicht. Tenminste dat werd in het vliegtuig aangekondigd, maar eenmaal in het land zelf, bleek dat een loze kreet te zijn geweest. Vrouwen in een boerka hadden daar helemaal geen last van.

De eerste kennismaking was het vliegveld van Marrakesh. Rechtstreeks via het vliegtuig het vliegveld op, geen bus, maar te voet, zonder dat er sprake was van enige controle, het gangpad in en na het diverse controles een huurauto in. Dat was overigens afgeraden, omdat het verkeer in Marokko als chaotisch en hectisch wordt beschreven en geadviseerd werd een privéchauffeur in dienst te nemen. Maar de vrijheid die lonkte om zelf achter het stuur te kruipen, was sterker dat het advies op te volgen.

De tweede kennismaking was het verkeer van Marrakesh. Inderdaad een vrij onoverzichtelijke situatie, maar op de een of andere manier werd er toch orde geschapen in de chaos. De zoektocht naar het hotel bleek moeilijker dan gedacht. Die bleek verscholen te liggen in de namelijk in de vele stegen die er in de stad zijn.

Wat de Marokkanen met ‘Allahoe Akbar’ als dagelijkse kost niet zijn verleerd zijn, is iedere toerist aan te spreken om zich als gids aan te bieden of koopwaar aan te prijzen. Nadat dat bij herhaling is gebeurd, ontstaat de indruk dat iedere Marokkaan die je aanspreekt dat alleen voor het geld doet. Dat begint na verloop van tijd vervelend te worden, maar accepteren en negeren lijkt de beste oplossing te zijn om aan het vragenvuur te ontsnappen. Dat gold ook voor kinderen die kennelijk groot worden gebracht om te bedelen en te schooien bij de vermeende rijke westerlingen. Een toerist krijgt een steen naar zijn hoofd geslingerd als hij niet ingaat op het verzoek geld te geven. Het hoort bij het leven, zo wordt opgemerkt, want Marokko is een arm land. Reden voor de overheid eens na te denken over armoedebestrijding.

Anders wordt het op Jemaa el-Fnaa Square, een bonte markt met etenswaren, artiesten en kleding. Ook hier weer Marokkanen die zich ongevraagd aan je opdringen en gepikeerd zijn als je er niet op ingaat. Een man gooit boos zijn aap in de richting van een man, omdat die niet wil betalen voor het maken van een foto gooit. De aap maakt een buiteling, omdat zij door de ketting die om haar hals zit weer wordt teruggetrokken. Slangenbezweerders en Afrikaanse dansers zorgen voor een amusante culturele mix. Zodra je een fotootje maakt, komt er een man op je af om daar geld voor te vragen, hoewel het zich allemaal in het publieke domein afspeelt. De man moet genoegen nemen met de opmerking, dat de foto wordt gewist.

Links en rechts wordt aangeboden om de weg te wijzen naar de synagoge. Die blijkt nog te worden gebruikt. En dat dringt door tot de kernvraag hoe het mogelijk is geweest dat ongeveer 250.000 Joden Marokko met achterlating van have en goed hebben moeten vluchten en over de wereld, waaronder Israël waar met een miljoen zich de grootste Marokkaanse gemeenschap vestigde, werden uitgestrooid.

Het blijkt dat het uitroepen van de staat Israël in 1948 dat heeft veroorzaakt en leidde tot de uittocht van de Marokkaanse Joden. Moslims bekoelden hun woede op de Joden toen de Arabieren zich solidair verklaarden met de Arabieren in Israël die de erkenning van de staat Israël door de Verenigde Naties niet konden verkroppen.

Het was niet de enige explosie van antisemitisme. Hoewel de Joden na de inquisitie in Spanje aan het eind van de vijftiende eeuw op de vlucht sloegen voor het katholieke geloof en een veilig heenkomen zochten in Marokko kenden de middeleeuwen de grootste uitbraken van antisemitisch geweld. Dit werd mede veroorzaakt door de Arabisch-islamitische invasie in de achtste eeuw na Chr. Daarvoor onderhield de Joodse gemeenschap vreedzame betrekkingen met de oorspronkelijke bewoners van wat nu Marokko heet, de Karaïtische berbers, die alleen het oude testament als gezaghebbend beschouwden.

Tijdens pogroms in Fez (1033, 1276 en 1465), Marrakesh (1232) en Tetouan (1790) waren Joden hun leven niet veilig. Sol Hachuel was een bekende Jodin uit de negentiende eeuw. Zij werd op 17-jarige leeftijd publiekelijk onthoofd, omdat zij een afvallige van de islam zou zijn geweest.

In dat rijtje hoort ook de holocaust thuis. Europese Joden die op de vlucht waren geslagen naar Marokko kwamen er minder genadig vanaf dan de Marokkaanse Jonden die onder bescherming stonden van sultan Mohammed V. Europese Joden kwamen in concentratiekampen terecht, maar kwamen niet terecht in de Oost-Europese vernietigingskampen. Het antisemitisme doofde echter niet toen Marokko zich in 1956 onafhankelijk verklaarde van Frankrijk en Spanje. Marokko verbood de Joodse inwoners het land te verlaten om te ontkomen aan het geweld en de armoede. Koning Hassan II hief in 1963 dat verbod op Grote groepen verlieten het land. Dat nam toe na de Zesdaagse Oorlog in 1967 toen de omstandigheden van de Joden slechter werden.
Naar verluidt wonen er nog honderdvijftig Joden in Marrakesh tegen drieduizend in Casablanca. Cijfers die overigens in twijfel worden getrokken door een Israëlische gids, die zegt goed ingevoerd te zijn. Hij spreekt over ongeveer twaalfhonderd Joden in geheel Marokko, waarvan duizend in Casablanca en vijftig in Marrakesh.

Wat opvalt, is de opmerking in Marrakesh van een Joodse man op de lokale Joodse begraafplaats, dat de keppel niet op straat wordt gedragen, maar uitsluitend wordt opgezet in de synagoge zelf. Dat vanwege het antisemitisme, dat ook in het overwegend islamitische Marokko nog steeds onderhuids rond blijkt te gaan..
Dat blijkt bijvoorbeeld ook in Jebaad waar de nog als enige Jood overgebleven Shlomo Elbaz getekend door de geschiedenis woont op de Joodse begraafplaats met zijn vrouw en vierentwintig uur wordt beveiligd. Er is angst dat de graven zouden kunnen worden vernield. Als de deur opengaat van een van de kamers is daar het graf van rabbijn Yossef Gabay te vinden. De graven van Elie Elbaz, Abraham Karsenty, Issakhar Sellouk en die van die niet van een naam zijn voorzien, zijn de stille getuigen van een stad waar eens ongeveer tweeduizend Joden leefden. De synagoge in Jebaad is veranderd in een ruïne. Een davidster aan een plafond herinnert nog aan de Joodse wijk van toen. Fotograaf Mustafa haalt een pak foto’s tevoorschijn van de verdwenen Joodse inwoners, die hij op de gevoelige plaat heeft vastgelegd. Politieagenten in burger kijken voor de veiligheid over onze schouders mee en doen uitgeleide naar de tolweg richting Casablanca.

De Joodse sporen zijn ook terug te vinden in kasbah Ait-Ben-Haddou in een van de Joodse berbergemeenschappen in Ouarzazte en Benni-Mellal, waar Alice als kapster en Jodin een plaatselijke bekendheid is en de weg wijst naar de omgeving waar in het verleden Joden hebben gewoon waaronder de familie Dahan. De begraafplaats biedt een trieste aanblik en het wordt niet duidelijk of de graven door de tand des tijds zijn aangetast of kapotgeslagen zijn. Wel wordt duidelijk dat onder andere Nessim Suissa, Simha Cohen, Suluka Malka en Joseph Soussan en Aaron Soussan er hun laatste rustplaats hebben gevonden.

De oude synagoge in Ouarzazte doet tegenwoordig dienst als museum. Twee broers dragen er zorg voor. Hun vader is als enige in die plaats blijven wonen, maar heeft zich wel tot de islam bekeerd. De Joodse wortels worden echter niet verloochend. Het museum staat vol met voorwerpen, die door Joden zijn achtergelaten en is opgenomen in het toeristische Joodse traject. De twee broers vinden het belangrijk dat het verhaal van de gedwongen uittocht van de Joodse Marokkanen blijft voortleven.

Een naam die nog steeds rondzingt in Marokko is die van rabbijn Baba Sali. Israel Abuhatzeira was een gezaghebbend Marokkaans Sefardische rabbijn die bekendheid verwierf om zijn wonderbaarlijke gebeden. Hij is begraven in Netivot in Israël. Zijn bijzetting werd bijgewoond door zo’n honderdduizend volgelingen.

Zijn tombe oefent nog steeds een grote aantrekkingskracht uit op Joden om er gebeden op te zeggen en rituelen uit te voeren. Zijn ouderlijk huis staat in een van de stegen in Rissani. In een kamer van de leegstaande povere woning staat een pilaar waarop bezoekers ter nagedachtenis aan de rabbijn een kaarsje kunnen aansteken. De tombe van zijn vader op de Joodse begraafplaats met een ongebruikte synagoge in Erfoud is een plek voor Joden om stil te staan bij de geschiedenis. Joden wonen er niet meer.

De meningen over het antisemitisme in Marokko zijn verschillend. Beheerder David van de synagoge in Casablanca zegt dat het verleden achter hem ligt. De tijden zijn naar zijn mening veranderd en de relaties met de moslims zijn volgens hem positief.

Dat wordt bevestigd door koning Mohammed VI die vorig jaar de Joodse gemeenschap met ongeveer vijftien Jonden in de kuststad Essaouira bezocht en dit jaar opdracht heeft gegeven voor het herstel van historische Joodse locaties. Toch kan de relatie tussen de koning en de Joden gevoelig liggen, omdat hij familiebanden zou hebben met de profeet Mohammed en die kunnen opspelen als het Palestijns-Israëlisch conflict escaleert.

Een moslima die de plaatselijke synagoge van Haim Pinto beheert, schuift haar vingers in elkaar als teken van de verbondenheid tussen moslims en Joden in Marokko. ‘We zijn een familie’, zegt zij. Zij reageert daarmee in de geest van wijlen Mohammed V die stelde dat de Joden net als alle andere Marokkanen ‘zijn kinderen’ zijn.

Dat heeft echter niet geleid tot een terugkeer van de gevluchte Marokkaanse Joden, die ergens anders een plekje op de wereld hebben gevonden. Wel als toeristen, die in Bayt Dakira, oftewel het ‘Huis van Herinneringen’ de Joodse geschiedenis in optima forma kunnen proeven en die voor een deel begraven ligt op de Joodse begraafplaats met de tombe van Haim Pinto.

‘Bayt Dakira’ streeft een nobel doel na. Met als boodschap voor de toekomst wil het met Hebreeuws-arabische begroeting ‘Shalom Alaykoum’ en ‘Salam Lekoulam’ uitdrukking geven aan de co-existentie tussen de Joden en moslims, zoals de twee geloofsovertuigingen ook in het verleden – zoals oude filmbeelden laten zien – met elkaar waren verbonden en in vriendschap met elkaar samenleefden. Dat wordt nogeens extra benadrukt door een koran en een thora naast elkaar te leggen bij de ingang.

Beheerder Hassan van ‘Bayt Dakira’ kan dat beamen. Hoewel hij als moslim de thorakast van de synagoge niet mag openen, geeft hij de sleutel aan een paar Joodse bezoekers om die te openen. Een geste die wordt gewaardeerd en spirituele energie geeft. De relatie met de Joden is naar zijn mening goed. Hij noemt enkele namen van zijn Joodse vrienden. Ondanks de littekens lijken de verhoudingen zich – ook met Israël – te hebben gestabiliseerd.

Mijn gekozen waardering € -