‘Buenvenido, welkom’, zegt Diego Prado (35), natuurgids van Waita Lodge: gastenverblijf met gitaar, hangmatten en een dozijn kijkertjes, dertig kilometer onder de evenaar, aan een lagune van de Cuyabeno, rivier in Ecuador. Cuyabeno mondt uit in Aguarico, die op zijn beurt uitmondt in de Amazone. Cuyabeno is natuurgebied, maar er ligt lucratieve olie onder.
Gasten krijgen volledige verzorging, als tegenprestatie moeten ze bij het krieken van de dag opstaan om per motorkano elf bochten stroomopwaarts te varen. Daar komt elke ochtend een even luidruchtige als bontgekleurde meute ara’s, parkieten en papegaaien rivierklei uit de oever pikken. ‘Om hun tekort aan mineralen aan te vullen,’ licht gids Diego toe.
Na het ontbijt stevig belaarsd de lome jungle in op zoek naar een glimp van bushpigs, een van de tien soorten apen, een tapir of zelfs een jaguar. Vlak voor het diner de kano in, op zoek naar de reflecterende oogjes van meterslange kaaimannen en nachtapen in de hoge bomen langs de oevers. Of ingepakt en ingesmeerd opnieuw het pikdonkere bos in, met een zaklamp naar wierde insecten speuren, vleermuizen, de giftige bananenspin, een boomslang. ‘Niet aan takken of bladeren komen, anders bijt de kogelmier je ziek,’ waarschuwt Diego alvast.
’s Ochtends overstemmen junglegeluiden langzaam het gesnurk van personeel en gasten. Een bende brulaapjes trekt grommend voorbij, net voordat de oropendulas hun vrolijke roep aanheffen. Aspirantgids Rita veegt de vloer, gids Diego tokkelt zachtjes op een gitaar. Andres Pareves (42) -oprichter van de lodge- bladert vast wat in de vogelgids, want hij gaat vandaag vogels tellen, zoals vogelminners overal ter wereld dezer dagen doen. Zoon Lucas (20) is mee uit Quito om mee te speuren en de gevens op zijn smartphone in te voeren. Aspirantgids Rita bestuurt de motorkano.
Rita Lusmila Yumbo Coquinche (50) komt uit het dorp aan de noordoever van de Aguarico, tien bochten stroomopwaarts en is lid van de plaatselijke Kichwastam, een beroemd inheems volk dat in een andere spelling (Quechua) bekend is van Decathlon. Rita studeert Engels om ook als gids te kunnen werken, maar behalve een dozijn vogelnamen wil dat nog niet heel hard vlotten.
Het Kichwadorp is tien jaar geleden uit de grond gestampt door Petroamazonas, een Ecuadoriaanse stroman in handen van Chinese bedrijven. De olieboeren zitten zelf iets verderop, op de zuidoever: hoge hekken, een zendmast. Een kilometer verder het bos in staan de jaknikkers opgesteld die de olie oppompen. In een lange pijleiding gaat die olie naar de Esmeraldas, vierhondervijftig km naar het westen, aan de Pacifische kust. In tankers gaat de olie verder naar China, waar de metamorfose plaatsvindt tot spulletjes voor de hele wereld.
Chinese bedrijven betaalden zes jaar geleden alle investeringen, tegen tachtig procent van de opbrengst de komende twintig jaar. In wiens zak die overige twintig procent belanden is de vraag, regeringszakken bevinden zich er naar verluidt niet ver vandaan. Behalve het nieuwe betonnen dorp -‘vroeger was het een traditioneel, mooier dorp, met huisjes die wel koel blijven’, zegt Andres- zijn de Kichwas er verder weinig mee opgeschoten.
Er is nog wel een aantal dorpsgenoten die in de olie werken, zegt Climaco Chavez, ook Kichwalid en deze weken in dienst bij Andres’ lodge als bestuurder van de motorkano die de toeristen rondvaart. ‘Maar veel minder dan beloofd. Ze halen liever mensen van verder weg.’ Dat de oliebedrijven werkelijk zo schoon werken als ze beweren, betwijfelt gids Diego. ‘Schoon werken kost geld, en we weten dat in de oliebusiness geld regeert.’
Rita, Andres en zoon Lucas tellen uiteindelijk drieentachtig soorten vogels. Lucas voert die later in op E-bird, in de lodge is immers geen internet: gasten moeten er juist disconnecten. Een wetenschappelijk verantwoorde inventarisatie van de vele soorten ontbreekt nog voor Cuyabeno, een gebied dat qua biodiversiteit vele andere naar de kroon steekt. ‘Volgende week komen vijftien entomologen (insectendeskundigen) uit de VS,’ zegt Diego, die hen jaarlijks ontvangt om door de jungle te leiden.
Een complete inventarisatie is ook interessant als marketing; de onderneming kan wel wat bekendheid gebruiken. Na twee jaar covid komen er nu weer mondjesmaat gasten naar de lodge, maar van de ruim veertigduizend dollar investeringen is nog maar weinig terugverdiend. ‘Zoals nu, ik heb twee gasten, maar acht man personeel lopen. Reken maar uit wat er overblijft,’ zegt Andres.
Andres begon het project drie jaar geleden, met Diego, nog zeven vrienden, de lokale inheemse gemeenschap en broer Berto, die in de keuken staat. ‘In januari gingen we open, in maart konden we weer dicht. Dat was niet zo’n gelukkkig moment ,’ zegt Andres. ‘We worstelen, maar we zijn er nog. Over vijf jaar moeten we het hebben gered. Dat moet, want als we sluiten komen de oliemaatschappijen en dan is de keus gemakkelijk voor de Kichwas: meer en gemakkelijker geld.’
Toch voedt het project nu ook tweehonderd lokale monden, dat is al de helft van het Kichwadorp. Achthonderd dollar gaat sowieso naar de Kichwas, als huur voor de lodge, waarvan zij eigenaar zijn. Een deel van hen werkt in de keuken, de huishouding en als driver van de kano’s, elke vijftien dagen een andere familie. Dat kost wel de nodige instructie, zegt Andres: ‘We moeten hen telkens weer leren koken, hoe met de gasten omgaan, etc. Maar belangrijkst vind ik dat ze leren hoe waardevol hun eigen omgeving is.’
Want dat is het uiteindelijk doel van het project, dat uiteindelijk de onderneming overgedragen wordt aan de lokale gemeenschap en dit stuk Amazone olieboringen bespaard blijft. Andres: ‘Ik was hier al jarenlang gids en eigenlijk van plan iets anders te gaan doen. Tot ik op een dag dit complex leeg zag staan ik dacht: hoe droevig. Laten we iets doen, de mensen onderwijzen, hoe mooi het belangrijk het hier is.’
Sinds een wetswijziging in 1988 is het de inheemse bevolking zelf die beslist wat er gebeurt in hun toegewezen territoria. Andres Paraves is daar niet voor, het hele Ecuadoriaanse volk zou daar over moeten beslissen. ‘Zelfbeschikkingsrecht klinkt mooi, maar een kleine groep mensen is eenvoudig te manipuleren. Je belooft gouden bergen en ze zijn om.’
Bovendien zijn de eigendomsrechten niet heel duidelijk, blijkt in een andere rivierbocht, waar grote groepen mensen verzameld zijn, aan de rand van het bos. Diego: ‘Dat is een ander inheems volk, uit het gebied iets noordelijker. Die zitten hier om een grensgeschil uit te vechten, met de Kichwas. Want hoe meer land, hoe meer geld je kunt verdienen, nu of in de toekomst.’
Alicia Noteno (32) die deze week het huishouden van de lodge doet, is blij met het project van Andres. ‘Het ecosysteem is voor mij belangrijk, de dieren. En het is voor ons makkelijker om dichtbij werk te vinden en een inkomen.’ Haar man Climaco Chavez bestuurt deze week de kano die de gasten door alle rivierbochten voert. Chavez denkt even na over de vraag hoeveel het Waitaproject oplevert voor het dorp. ‘Gemiddeld eenderde, schat ik. Dus het is van belang, maar nog niet voldoende.’
Elke dag bestaat daarom het gevaar dat de Kichwagemeenschap anders kiest. ‘Als het toerisme weer verdwijnt dan krijgen zij die voor olie zijn weer een luidere stem,’ zegt Climaco, die liever toeristen ziet. ‘Olie geeft ons een eenmalig bedrag, terwijl het toerisme er is voor de langere termijn.’ Ook gids Rita kent mensen die eerder voor olie zouden kiezen. ‘Olie levert ons inderdaad een flink bulkbedrag op, maar dat is eenmalig dus daar kun je niet van blijven bestaan. En de schade is enorm. De impact van alle infrastructuur alleen al is zo groot. Dan zul je de dieren niet meer zien die je vandaag hier ziet.’
Toerisme is anderszijds ook niet heilig, weet Andres, die jarenlang gidste voor lodges in het noordelijk deel van natuurgebied, waar er veertien lodges opeengepakt zitten. ‘Backpackers die willen feesten, dansen, met te luide muziek. Te veel lodges in een te klein gebied. Te veel te grote kano’s, met te zware motoren. Daar is de druk op de natuur ook te groot.’
Andres heeft daarom gekozen voor een bescheidener aanpak. Dieper de jungle in met lichtere motoren, kleinere groepen, geen internet. ‘Daar kom je vooral mensen tegen, hier hebben we het bos voor onszelf. Wij willen niet te veel luxe, we richten ons vooral op Europeanen die de natuur willen opzoeken en willen leren hoe belangrijk de jungle is .We willen iets wezenlijks doen voor de mensen en voor de natuur.’ Bezoekjes aan zogenaamd authentieke inheemse dorpen staan ook niet op het programma. ‘Dat is allemaal nep, daar verkleden ze zich als sjamaan op bestelling .’
In Rita heeft Andres in elk geval een trouwe bondgenoot uit de lokale gemeenschap gevonden. Op een strandje stapt Rita uit de kano en loopt naar een stokje dat ze twee dagen eerder in de grond heeft gestoken. Voorzichtig graven brengt welgeteld achtendertig schildpadeieren tevoorschijn, die in een emmertje worden verhuisd naar een oude bakkuip vol zand, naast de lodge.
‘Niet iedereen heeft hart voor het regenwoud, zegt Rita, doelend op de onbekende eierrovers. ‘Als ze een ei, zelfs tien eieren komen halen is het ok, maar ze nemen alle eieren mee. Om te voorkomen dat de schildpad uitsterft broeden we de eieren uit in de bak, in veertig dagen. Daarna voeden we ze nog een maandje hier, totdat hun schild hard genoeg is. Om niet meteen als eenhapsgerecht van een piranha of cayman te sterven.’