Toen ik in het klooster trad, deed ik afstand van mijn spullen. Ik stond de helft van mijn bezittingen af aan het klooster. De andere helft ging naar een stichting die zich inzet voor kinderen met aids. Boeken en cd’s kunnen meegenomen worden, maar worden eigendom van de gemeenschap en opgeslagen in de kloosterbibliotheek. Meubels liet ik achter, evenals mijn kleding. Niets is meer mijn eigendom: ik heb het allemaal ontvangen en geef het ook weer door. Het is belangrijk om je spullen los te laten. Er moet een zichtbare breuklijn met je oude leven te zien zijn.
Ik heb wel een portemonnee op zak, maar die is vooral gevuld met pasjes zoals een ov-kaart. Kijk, er zit maar een tientje in. Dat heb ik kortgeleden gehad en moet ik nog afgeven aan de huiseconoom. Die beheert onze huishoudpot. Wil je iets kopen, dan kan dat in overleg met de huiseconoom tot vijftig euro. Daarna moet ik of de prior daarvoor tekenen. Hoe hoger het bedrag, hoe hoger op de kerkelijke ladder daar een beslissing over genomen moet worden.
Het klooster voorziet in ons onderhoud door de brouwerij, bakkerij, kloosterwinkel, chocolaterie en jam- en kaasmakerij op het terrein. Ook hebben we een gastenverblijf. Mensen betalen vijftig euro per overnachting. Daarin zijn drie maaltijden inbegrepen. ‘s Avonds staat er een flesje bier uit onze eigen brouwerij voor ze klaar. Het gastenhuis levert geen geld op, er moet altijd geld bij vanuit de andere inkomsten. Er logeren nu Oekraïeners en mensen met een status uit het overvolle azc. We vangen ook daklozen op, maar alleen tijdelijk. Ik wil altijd een organisatie als achtervang.
Auto delen
In het klooster leven we sober. Iedere kloosterling heeft twee habijten. Zie je mij ‘s morgens voor de kledingkast twijfelen wat ik die dag zal dragen? Nee dus.
Eens in de week eten we eenvoudig: soep met brood, een vorm van vasten. Het uitgespaarde geld doneren we aan Huize Poels in Tilburg, dat daklozen opvangt. De reden is dat we niet vasten om te vasten, maar er iets goeds mee doen. Vanuit onze traditie eten we slechts vier keer per jaar vlees. Vis eten we eens per week.
Wel gebruiken we een auto, maar die delen we met z’n drieëntwintigen. Dat betekent dus vaak fietsen. Desnoods huren we een auto van MyWheels, maar dat komt zelden voor. Ik reis graag met het openbaar vervoer, voor mij rustiger dan met de auto. Vliegen doen we in Europa in principe niet meer. Dat is een duurzaamheidsoverweging, want de trein is niet goedkoper.
Een laptop of telefoon voor elke monnik was niet gebruikelijk tot de Covid-tijd. Toen moesten we er wel aan. Meerderen van ons studeren aan een theologische faculteit en plotseling ging alles online. Zelf gebruik ik een Fairphone, een telefoon die gemaakt wordt van eerlijk verworven materialen en mogelijkheid tot hergebruik. Hoewel die zo’n vijfhonderd euro kost, is het toch eerlijk besteed. Er zit een prepaid card in – wanneer deze bijgevuld moet worden, moet je toestemming vragen aan de abt of prior.
In december kreeg iedereen voorheen een kerstpakket, maar na een aantal jaar vielen de nog niet opgegeten borrelnootjes uit de keukenkasten. Daarom geven we nu hetzelfde geld aan andere projecten. Afgelopen jaar kochten we bijvoorbeeld per monnik en elke werknemer tien kippen voor Vietnamese boerinnen.
Afvalwater zuiveren
Als je naar het klooster gaat, moet je oppassen dat je niet blind wordt voor de wereld om je heen. Je kunt je verliezen in meditatie en gebed, maar welke rol heeft dit dan voor de wereld? Practice what you preach, zeg ik altijd maar. Ik wil de wereld beter achterlaten dan hoe ik hem ontvangen heb.
Omdat we op zo’n groot terrein – 160 hectare – wonen, worden we direct geconfronteerd met ons afval. In 2018 hebben we daardoor een zuivering voor ons afvalwater geïnstalleerd. Dat kost geld, maar we zorgen wel weer voor een betere wereld.
Met zonnepanelen zijn we al heel vroeg begonnen, volgens mij rond 2008. Inmiddels hebben we er zo’n duizend op dit terrein staan. Met behulp van een warmtepomp verwarmen we – vanuit het warme afvalwater – het poortgebouw en de kloosterwinkel.
De abdij is wel op gas. Het gebouw is haast niet te verwarmen. Het complex stamt uit 1894, de plafonds zijn hoog en daarom is het moeilijk te isoleren. De energiecrisis zou voor een flinke rekening kunnen zorgen. Zodoende hebben we tijdig een eierwekkertje in de douche gezet en douchen nu maximaal vijf minuten. De temperatuur in het gebouw verlaagden we van 21 naar achttien à negentien graden. In de kerk houden we het op zestien graden. We trekken wel wat extra kleding aan. Een van onze Oegandese monniken is kouwelijk aangelegd Hij doet dan soms twee of drie habijten over elkaar aan. De uiteindelijke energierekening viel mee: we hoefden niet bij te betalen. Komende tijd gaan we verder: op elke kamer worden twee infrarood panelen geïnstalleerd. De stroom nemen we af van de zonnepanelen en zo besparen we weer op gas. Het is een permanent proces wat in onze monastieke genen moet gaan zitten.