Bij zijn wachthokje en zijn slagboom zit Moisés op me te wachten, schrift en pen in de aanslag. Het is tijd voor de dagelijkse Engelse les.
Moisés is een magere zwarte jongen uit de sloppenwijk vlak achter de portiekflatbuurt waar ik woon. Hij is tweeëntwintig, maar zijn middelbare schooldiploma haalt hij pas over twee jaar. Niet omdat hij zo vaak is blijven zitten, maar omdat hij, zoals zoveel andere armen in Brazilië, jarenlang tijdens schooltijd moest werken om geen honger te lijden. Nu bewaakt hij van zeven uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds een stuk straat. Dan racet hij naar school; een staatsschool uiteraard, niet een van de vele dure privéscholen. Daar zit hij tot tien uur in de banken.
“How are you?” vraag ik.
“Good, my friend!” Hij staat op om iets uit zijn wachthokje te pakken. Hij komt terug met een stralende glimlach op zijn gezicht en een voddig boek in zijn handen. “Kijk,” zegt hij, in het Portugees, want het woord ‘look’ kent hij nog niet. Het is een leerboek Engels uit het jaar nul. De oefeningen zijn geïllustreerd met heren in bolhoed en dames met paraplu’s; de voorbeeldzinnetjes zijn even archaïsch als nutteloos: ‘I am partial to strawberries’.
“Is dit het boek dat jullie op school gebruiken?”
Moisés schudt van nee.
Heel Brazilië wil Engels leren. Het WK van 2014 komt eraan, en in 2016 de Olympische Spelen. Aan al die buitenlandse toeristen gaat goud verdiend worden, maar dan moet je natuurlijk wel een beetje met ze kunnen communiceren. Particuliere taalinstituten schieten als paddenstoelen uit de grond. Maar een cursus Engels kost rond de €165 per maand – meer dan de helft van het minimummaandloon. Kennis van de Engelse taal wordt de zoveelste verdeler in één van de ongelijkste maatschappijen ter wereld.
“Maar waar heb je dit boek dan vandaan?”
Moisés kijkt weg. “Mijn broer heeft het gevonden. Die neust soms door andermans vuilnis om te kijken of er iets bruikbaars bij zit.”
“Wat voor boek gebruiken jullie dan op school?”
Hij staart me aan alsof ik van Mars kom.
“We hebben op school helemaal geen boeken.”
Deze column verscheen oorspronkelijk in een van de laatste edities van de papieren De Pers, maar is nog altijd actueel.