De cijfers van het NIVEL maken duidelijk dat het huisartsenleven de afgelopen jaren totaal is veranderd. Bijna de helft van alle 13.492 huisartsen in Nederland werkte in 2021 in vaste dienst bij een praktijkhouder, als vaste waarnemer of als wisselende waarnemer; een soort van freelance huisarts. Die waarnemers worden ingehuurd door commerciële partijen die bestaande praktijken opkopen. Deze ontwikkeling legt een grote druk op zelfstandig gevestigde huisartsen. “Patiënten bespreken hun levenseindewensen niet zo snel met een waarnemer’’, vertelt praktijkhoudend huisarts Sacha Smits. “Zo’n waarnemende huisarts is na een, twee, soms drie jaar weer weg. Zo’n gesprek voer je liever met iemand die er ook nog werkt als het levenseinde in zicht is.’’
Gezonde leven
Smits houdt samen met Janine Canoy praktijk in Hardinxveld-Giessendam. Een duo praktijk met ruim 4000 patiënten. De twee werken beiden vier dagen per week, en doen mee aan een proef waarbij de patiënt meer aandacht krijgt. Zo duren de consulten geen tien, maar 15 minuten. Of zelfs een half uur bij een dubbele afspraak. “Wij kunnen zo kwalitatief betere zorg leveren omdat we de tijd nemen en patiënten goed kunnen uitleggen wat de gevolgen zijn van behandelingen. Ook de nadelige gevolgen. Mensen kunnen daardoor een betere keus maken.’’ Om dit te kunnen doen, werken er ook twee vaste waarnemers in de praktijk. En sowieso is er ook altijd een huisarts-in-opleiding aanwezig. “Euthanasie wordt uitgevoerd door Janine en mij omdat je mensen continuïteit wilt bieden’’, vertelt Smits. “In het gezonde leven heb je vaak al gesprekken met ze gehad over wat hun wensen zijn als het einde nadert. En je kent de patiënt, en veelal ook de rest van de familie goed.’’
Iets wat patiënten erg op prijs stellen zo blijkt uit onderzoek van de Patiëntenfederatie Nederland. Oud-directeur Dianda Veldman: “Mensen willen graag een vertrouwensband opbouwen met hun arts. En natuurlijk, als je voetwratten wilt laten weghalen, is het helemaal niet erg als een waarnemer dat doet. Maar bij vraagstukken als euthanasie en palliatieve zorg is het bij uitstek prettig als je een vast aanspreekpunt hebt. Iemand die jou kent. Iemand met wie je een vertrouwensband hebt’’, aldus Veldman.
Enorme stijging
De vraag is wat de gevolgen zijn van de toename van het aantal waarnemende huisartsen voor mensen met een euthanasieverzoek. Een klein jaar geleden sprak ik praktijk houdend huisarts Frans Geels uit Leidschendam. Hij vertelde toen dat hij een enorme stijging ziet in het aantal verzoeken. “Voorheen voerde ik twee keer per jaar een euthanasie uit. Nu had ik er alleen al in januari drie’’, vertelde Geels toen. Smits ziet die enorme toename niet. “Maar ik werk in de Biblebelt. Daar komt euthanasie vanwege de geloofsovertuigingen beduidend minder vaak voor.’’
Getriggerd door de vraag, hield Smits een kleine steekproef onder de waarnemers die zij kent of heeft opgeleid. Zij vroeg hen of zij een euthanasieverzoek zouden inwilligen. Opvallend is dat niemand daar ooit over heeft nagedacht. Sowieso ziet niemand dat zitten als hij of zij werkt als wisselende waarnemer. “Bij korte, tijdelijke waarnemingen doe ik geen euthanasie. Wél levenswenseinde gesprekken, maar geen euthanasie.’’ Iedereen vindt een goede band met de patiënt namelijk essentieel. En die is er niet als je wisselend waarnemer bent.
Geen ervaring
Geen van de waarnemers die Smits heeft bevraagd, heeft al eens een euthanasie uitgevoerd. Als vaste waarnemer zouden ze dat wel overwegen. Tenminste, als er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. “Ik moet de patiënt goed kennen. En zou het samen met de praktijkhouder willen doen, want ik heb nog geen ervaring met euthanasie’’, reageert de een. “In overleg met de praktijkhouder zou ik het zeker overwegen’’, antwoordt de ander. “Als vaste waarnemer kun je een goede relatie met de patiënt opbouwen. Ik denk dat ik het dan wel zou kunnen doen als ik genoeg steun van mijn collega’s zou krijgen’’, respondeert de volgende.
Uit cijfers van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie blijkt al enige jaren dat het aandeel van huisartsen in de uitvoering van euthanasie daalt. Ook in de onlangs gepubliceerde 4de Evaluatie Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL) blijkt dat de rol van huisartsen bij euthanasie iets kleiner wordt. Zo had 12 jaar geleden 79 procent van alle huisartsen weleens een euthanasie uitgevoerd. Vorig jaar ging dat om driekwart van alle huisartsen. Daarnaast stijgt het percentage huisartsen dat het ondenkbaar vindt om euthanasie uit te voeren van 7 naar 10 procent, zo blijkt uit de evaluatie.
Minister Kuipers
In een eerder artikel voor Relevant werd vermoed dat de jaarlijkse toename van het aantal meldingen van euthanasie -vorig jaar ook weer een stijging van bijna 14 procent ten opzichte van 2021- reden zou zijn voor huisartsen om vaker nee te zeggen. “Het aantal euthanasieverzoeken groeit zo hard, dat huisartsen het niet meer aankunnen’’, zei de woordvoerder van de Landelijke Huisartsenvereniging toen. Minister Ernst Kuipers besloot om in de vierde evaluatie van de WTL extra aandacht te besteden aan de stijging van het aantal euthanasiegevallen. En dan met name aan wat die stijging betekent voor de houding van artsen ten opzichte van het uitvoeren van euthanasie.
Die evaluatie verscheen dit voorjaar. Maar ook nu wordt niet duidelijk waarom de rol van de huisarts bij euthanasie kleiner wordt. En er meer huisartsen zijn die geen euthanasie willen uitvoeren. Wel wordt huisartsen in de evaluatie geadviseerd om advies en steun van collega’s te organiseren bij complexe verzoeken omdat doorverwijzing naar het Expertisecentrum Euthanasie niet altijd een oplossing kan zijn. Wellicht een lichte vermaning, omdat vorig jaar uit het jaarverslag van het Expertisecentrum Euthanasie duidelijk werd dat 43 procent van de doorverwijzingen naar het Expertisecentrum helemaal niet zo complex was en eigenlijk bij de huisarts thuishoorde.
Signaal
Zou het kunnen dat het veranderende zorglandschap de oorzaak is van de kleiner wordende rol van huisartsen bij euthanasie? Omdat wisselende waarnemers en vaste waarnemers, -inmiddels een groot deel van alle huisartsen-, veelal geen euthanasie uitvoeren? Het Nederlands Huisartsengenootschap heeft geen idee. De woordvoerder verwijst mij door naar de expertgroep palliatieve zorg van het genootschap. En bedankt mij voor ‘het signaal’. “Ik zal de betrokken collega’s op dit dossier informeren zodat we de ontwikkelingen kunnen volgen’’. Ook de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) heeft geen antwoord op mijn vraag.
De Drentse huis- en SCEN-arts Henk Kuiper, tot voor kort actief in de regio-organisatie Huisartsenzorg Drenthe en een warm pleitbezorger van goed georganiseerde levenseinde-zorg, denkt dat de toename van het aantal waarnemers inderdaad de reden kan zijn dat het aandeel van huisartsen bij euthanasie afneemt. “Je moet toch enigszins een band met de patiënt hebben. Volgens de wet niet, maar voor je gevoel wel. Dat hebben waarnemers veelal niet. Ook is steun van je collega’s belangrijk. Want het uitvoeren van een euthanasie is niet niks.’’
Aantrekkelijker
Toch is Kuiper positief. Hij verwacht namelijk dat dit probleem zich zal oplossen, omdat hij denkt dat het aantal waarnemers zal afnemen nu het praktijkhouderschap wordt gestimuleerd. “Door het vrije roosteren zijn praktijkhoudende huisartsen niet langer als enige eindverantwoordelijk voor het invullen van weekend- en avonddiensten bij een huisartsenpost. Waarnemers en praktijkhouders krijgen tegenwoordig niet alleen evenveel diensten toebedeeld, maar ook dezelfde tarieven. Dat maakt dat een eigen praktijk aantrekkelijker wordt.’’ Concurrentie van de commerciële huisartsenpraktijken ziet hij niet. “Die gaan heel slecht.’
In de tuin van huisarts Sacha Smits hebben we het over de almaar stijgende euthanasieverzoeken. En hoe dat moet als er te weinig praktijkhoudende huisartsen zijn. “Je kunt al die mensen niet doorsturen naar het Expertisecentrum Euthanasie. Dan worden de wachtlijsten nog langer.’’ De voordehandliggende oplossing: meer praktijkhouders is ondanks de stimulerende maatregelen waar Kuiper het over heeft, niet snel geregeld. “Ik ken twee collega’s in Gorinchem die dolgraag met pensioen willen, maar ze moeten dat uitstellen, want ze kunnen geen opvolger vinden. En er zijn steeds meer plekken waar je niet eens een huisarts hebt.’’ Smits zucht: “Dit hebben we onder andere te danken aan de marktwerking in de zorg.’’ Spottend: “Een geweldig plan van de toenmalige minister Ab Klink. Ik heb hem daar weleens op aangesproken tijdens een congres.’’ Smits grijnst: “Nee, hij heeft mij geen antwoord gegeven op de vraag of hij spijt heeft van zijn beleid.’’
Huisartsen in Nederland
In 2021 waren er 13.492 huisartsen in Nederland. Zo’n 21 procent daarvan werkte als wisselende waarnemer. In 2000 ging dat om nog geen 10 procent van alle huisartsen. Ook het aantal huisartsen dat werkt in loondienst of als vaste waarnemer is de afgelopen twee decennia toegenomen. In 2000 werkte 6 procent van de huisartsen op die manier, in 2021 gaat dat om maar liefst 28 procent. Als gevolg hiervan is het aantal praktijkhouders gedaald. Volgens een woordvoerder van de Landelijke Huisartsenvereniging worden jonge artsen liever waarnemer omdat ze dan flexibeler zijn en zelf kunnen bepalen wanneer ze wel en wanneer ze niet werken. En praktijkhouders werken uit financiële overwegingen, liever met waarnemers dan met huisartsen in vaste dienst. Daar houden ze namelijk meer geld aan over.
(bron: NIVEL)
Dit verhaal verscheen eerder in Relevant, het journalistieke kwartaalblad van de NVVE