Het is 3 mei Dag van de Persvrijheid. Deze recensie van het boek Access Controlled is nog altijd actueel.
De Great Chinese Firewall, zo wordt het omvangrijke stelsel van internetfilters in China vaak genoemd. Maar China is al lang niet meer het enige land dat probeert controle uit te oefenen en toezicht te houden op het internet. ‘Internetcensuur wordt een mondiale norm’, schrijven de auteurs van Access Controlled, een project van het OpenNetInitiative, een partnerschap van de universiteiten van Harvard en Toronto en de Canadese denktank SecDev.
Waren het aanvankelijk vooral autoritair geregeerde landen die gebruikmaakten van internetblokkades, in 2010 was het lijstje van landen dat het web wil controleren uitgebreid met westerse democratieën als Australië. ‘Staten zijn niet langer bang een pariastatus te krijgen als ze openlijk verklaren dat ze cyberspace willen reguleren en controleren.’ De wens om grip te hebben op wat burgers via het web kunnen zien en doen, komt in het Westen vooral voort uit de behoefte om kinderporno, hate speech en militante moslimsites te bestrijden.
Access Controlled is een vervolg op Access Denied, The Practice and Policy of Global Internet Filtering uit 2008 en bestaat opnieuw uit zes hoofdstukken van verschillende auteurs, aangevuld met landenprofielen met beschrijvingen van de situatie van de internetvrijheid.
Ronald Deibert en Rafal Rohozinski, beiden betrokken bij het ONI, onderscheiden inmiddels drie ‘generaties’ van controlemechanismen die regeringen gebruiken op het web. De eerste generatie is het bekende internetfilter, waarbij toegang tot digitale informatie wordt geweigerd. Soms is dat een blokkade van websites (bijvoorbeeld die van mensenrechtenorganisatie Amnesty International), soms een beperking van zoektermen. Een zoekopdracht naar onderwerpen die het regime onwelgevallig zijn (zoals in China ‘Falun Gong’ of ‘Tiananmen-plein’) leveren geen of ‘onschuldige’ resultaten op.
Met technische middelen zijn de klassieke internetfilters echter relatief gemakkelijk te omzeilen, dus zijn nieuwe, subtielere controlemethoden bedacht. Zo weten landen uit de voormalige Sovjet-Unie volgens de auteurs ‘een juridische omgeving’ te creëren waarmee de staat gemakkelijk digitale inhoud kan laten verwijderen, bijvoorbeeld door registratie te vereisen, lasterwetten uit te breiden of te beweren dat een nationale veiligheidscrisis een moratorium op bepaalde informatie verlangt. Ook zorgen de autoriteiten er vaak voor dat een blokkade lijkt op een technische fout. Bij deze generatie controlemiddelen horen ook cyberaanvallen waarbij websites overbelast worden. Minder subtiel is om het gehele internet af te sluiten, zoals in 2006 in Wit-Rusland gebeurde tijdens verkiezingsonrust.
De meest verfijnde techniek om de publieke opinie naar je hand te zetten is om met concurrerende informatie een onwelgevallig verhaal onderuit te halen. In China bijvoorbeeld krijgen leden van het ‘50-cent-leger’ een vergoeding als ze een bijdrage op een discussieforum plaatsen die positief is over de overheid. Ook wordt steeds vaker de verantwoordelijkheid bij de internetproviders gelegd. In Kazachstan bijvoorbeeld verbieden providers hun klanten om materiaal te verspreiden dat ‘niet in overeenstemming met de wet’ is.
Het is voor een bedrijf makkelijker om websites met vermeende illegale inhoud te verwijderen of gebruikers af te sluiten, dan om te onderzoeken of het verzoek wel gegrond is. Ethan Zuckerman, een van de oprichters van blogcommunity Global Voices Online, schrijft over een experiment dat de Nederlandse stichting Bits of Freedom (BoF) in 2004 uitvoerde. BoF plaatste bij tien providers een tekst van Multatuli, waarvan het auteursrecht al jaren was vervallen. Vanaf een nep-hotmailadres stuurde de stichting namens de rechthebbenden een klacht met het verzoek de teksten te verwijderen. Zeven van tien providers deden dat zonder vragen te stellen.
Dit is een ingekorte versie van een op 4 juni 2010 verschenen recensie in de bijlage Boeken van NRC Handelsblad.