Het is springtij, en een razende orkaan van windkracht 11 uit het noordwesten zwiept een woedende Noordzee op tot angstaanjagende hoogtes. Metershoge golven beuken op stranden, dijken en havenhoofden. Over de kades van de havens in Scheveningen klotst al snel het eerste water, maar dat is in dit buitendijkse gebied geen uitzondering – op veel plekken in de volgebouwde Tweede Haven zijn uit voorzorg zandzakken en opblaasbare dammen neergelegd om restaurants en woningen droog te houden; het is niet de eerste storm die aanklopt bij dit vissersdorp.
Maar deze keer gaat het mis, en goed ook. Het water reikt hoger dan ooit, kruipt zelfs de eerste meters op van de zijstraten van de Dr Lelykade; dit is de zeedijk, waar de straatjes steil omhoog lopen. De betonnen spuideur van het oude sluisje naar het Verversingskanaal kraakt in zijn voegen onder het geweld van het beukende water. Tussen de kieren begint water te sijpelen. Een barst verschijnt, en dan is er geen houden meer aan. Met donderend geraas persen miljoenen liters zeewater zich door de nauwe opening van het sluisje. De kracht van het water is enorm. Binnen een paar minuten overspoelt het zeewater al het gemaal dat verderop ligt. Het Verversingskanaal loopt nu in razend tempo vol, en het zoute water stroomt via grachten en kades en sloten de stad in. Bij iedere vernauwing klotst het water over de rand; een deel van de Bomen- en Vruchtenbuurt loopt onder, de Beeklaan krijgt een stevige slok te verwerken, net als de wijken ten noorden van de Soestdijksekade.
Het water stroomt verder de stad in, een onstuitbare cascade, naar de wijken die in laaggelegen polders zijn gebouwd, zoals Transvaal, Schilderswijk en een groot deel van het centrum. Het Binnenhof dat in de dertiende eeuw op een oude hoge zandrug is gebouwd, blijft bespaard. Nooit eerder werd de tweedeling van Den Haag zo scherp zichtbaar: het welgestelde ‘zand’ blijft nagenoeg droog, en het arme ‘veen’ krijgt ervan langs. Het Zuiderpark verandert in een waterplas, en de stadsdelen Escamp en Laak krijgen meters water over zich heen. Maar nergens is de schade zo groot als in de Haagse Vinex, in Leidschenveen vooral, waar de peilschalen soms op ruim 5 meter onder NAP staan. In grote delen van de stad is de elektriciteit uitgevallen, ligt het gsm-netwerk eruit, en is de druk van de waterleiding weggevallen. Kades zijn weggeslagen, wegen en bruggen beschadigd – het water heerst.
Dit is het rampscenario waarin bestuurders en hulpverleners van de Haagse regio op 21 en 22 mei 2019 hun tanden in hebben gezet. Het crisisteam kreeg de beelden van het stromende water levensecht en ‘live’ op grote beeldschermen geprojecteerd – een hoogstandje dat verzorgd werd door 3Di, een watermanagement bedrijf dat met zijn software simulaties maakt van de impact van hevige regenbuien en dijkdoorbraken. Drijvende kracht achter deze oefening is de Europese Unie, die een innovatieprogramma heeft uitgerold om de lidstaten weerbaarder te maken tegen ontwrichtende ‘klimaatrampen’ als orkanen, damdoorbraken, en overstromingen. Voor de oefening in Den Haag viel de keuze op de meest voor de hand liggende natuurlijke bedreiging: een watersnoodramp via de oude schuitssluis, met een overstromingskans van één keer in de duizend jaar het meest kwetsbare deel in de Haagse kustbescherming.
Eisen
Voor slapeloze nachten is vooralsnog geen reden, benadrukt expert overstromingsrisico Ferdinand Diermanse van het kennisinstituut Deltares. Want de veiligheidsnormen voor de kustverdediging van Den Haag en Nederland zijn hoog. “In veel lage kustdelta’s in de wereld zijn de eisen aan dijken en kustbescherming aanzienlijk minder streng. In grote delen van de wereld beschouwt men overstromingen als een onderdeel van het leven en accepteert men de schade. Op veel plekken is de norm op overstroming vanuit zee 1 op 100 jaar. In Nederland is de kans op watersnood maar 1 keer in de 10.000 jaar. Dat zie je nergens anders in de wereld.”
Die enorme investering in veiligheid is verklaarbaar, aldus Diermanse. “Dat komt in de eerste plaats omdat de zee onze enige natuurlijke vijand is. Wij hebben geen vulkanen, zitten niet op een breuklijn in de aardkorst. Wij hebben hier eeuwenlang een bestaan opgebouwd door onze strijd tegen het water. Het is onze volksaard geworden.” De andere reden is wat platter: maar liefst 65 procent van het nationale vermogen – zo’n 1800 miljard euro – ligt in de Randstad, in overstroombaar gebied dus. Diermanse: “Er wonen en werken miljoenen mensen. Dus áls er een overstroming is, dan zijn de gevolgen ook meteen enorm.”
De overstromingsexpert legt zich sinds een aantal jaar ook toe op zeespiegelstijging. Aanleiding was een wetenschappelijke publicatie in Nature, in 2016, met de boodschap dat gletsjers op Antarctica wel eens veel sneller zouden kunnen afkalven, met rampzalige effecten op de zeespiegel; die zou in 2100 dan twee meter hoger kunnen staan, en een eeuw later zelfs vijf tot acht meter. De deltacommissaris nam deze studie serieus en gaf het onafhankelijke kennisinstituut Deltares de opdracht om te becijferen wat de gevolgen voor Nederland zijn als de zeespiegel zo sterk stijgt.
Ook Diermanse werkte mee aan dit rapport. “De oceanen stijgen nu met ongeveer 4,5 millimeter per jaar. Dat loopt op, en rond 2050 komt daar volgens alle scenario’s een serieuze versnelling bij. Hoeveel de zeespiegel daarna stijgt, en met welke snelheid, dat is onzeker. We weten gewoon niet zo goed wat er gaat gebeuren op de ijskappen van Antarctica. Stijgt de zee twee meter in honderd, tweehonderd of vierhonderd jaar? Dat hangt sterk af van de hoeveelheid CO2 die we nog uitstoten. Hoe langer we daarmee doorgaan, hoe groter de kans op extreme stijging van de zee, en hoe sneller dat kan gaan. En hoe sneller die stijging gaat, hoe minder tijd we hebben om te anticiperen.”
Vooral
Het roemruchte onderzoek uit 2016 is inmiddels wat genuanceerd, vertelt Aimée Slangen, zeespiegelexpert van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ). “Maar de kans op extra stijging blijft bestaan. Nederland heeft niet zoveel te vrezen van Groenland, en dat komt door de werking van de zwaartekracht door de massa van de ijskap. Het is vooral het water van Antarctica waar onze kust last van gaat krijgen – en dat is eigenlijk geen goed nieuws. In potentie ligt op Antarctica een heleboel water – de omvang van de ijskappen en de gletsjers is enorm. Antarctica is vrij lang stabiel geweest, maar de bijdrage aan de zeespiegelstijging begint te groeien, en er zijn daar processen die heel snel kunnen gaan, met name in het kwetsbare westelijke deel.”
De wetenschap heeft nog onvoldoende zicht op die processen om accurate voorspellingen te doen, vertelt Slangen. En veel hangt af hoeveel broeikasgassen de wereld nog zal uitstoten. “De huidige modellen laten zien dat we zelfs bij een lage uitstoot scenario in het jaar 2150 waarschijnlijk meer dan een meter zeespiegelstijging gaan meemaken. Dat is al zorgwekkend genoeg. Bij een noordwesterstorm wordt de zee met meters opgestuwd, en als er dan ook nog springtij is, dan kan dat nét het verschil zijn tussen veilig en een ramp. Dat systeem ga je dan met een meter er bovenop nog eens wat kritieker maken – in tijden ook dat het weer door de opwarming van de aarde extremer wordt.”
Nu op orde
Voor deze eeuw heeft Nederland de kustbescherming goed op orde, denkt Diermanse. Er is een deltacommissaris die naar de langere termijn kijkt, en op afstand staat van de politieke waan van de dag. Een meter zeespiegelstijging moet geen onoverkomelijk probleem opleveren. Toch staat er ook in deze eeuw al heel wat te gebeuren, valt op te maken uit het Deltares-rapport ‘Mogelijke gevolgen van versnelde zeespiegelstijging voor het Deltaprogramma’. Binnen dertig jaar kunnen grote delen van de wadplaten in het westelijk deel van de Waddenzee geleidelijk aan ‘verdrinken’ – dat gebeurt als de zeespiegel jaarlijks met 6 mm stijgt. Als dat doorgroeit naar 10 millimeter per jaar, mogelijk al in 2065, dan gebeurt hetzelfde aan de oostelijke kant. Het Waddengebied zoals we dat nu kennen, met grote droogvallende slikgronden waar miljoenen vogels foerageren, bestaat dan nauwelijks meer.
Het beeld dat opstijgt uit deze studie is confronterend. Het zal deze eeuw steeds meer moeite kosten om de kustlijn op orde te houden. Door het getij, de noordwaartse stroming van de oceaan, en de werking van wind en golven eroderen stranden, zandplaten en eilanden. In 1990 heeft de regering het besluit genomen om de afkalving te stoppen en de kustlijn ‘vast’ te houden. Rijkswaterstaat laat daarom ieder jaar grote hoeveelheden zand van de zeebodem opzuigen, om dat vervolgens op de verzwakte duinen, stranden en vooroevers van de zee te spuien. De laatste jaren ging om jaarlijks 12 miljoen kuub zand. Maar dat getal groeit als de zee stijgt. In 2050 – en dat is over 27 jaar – is er al drie keer meer zand nodig.
Naar het einde van deze eeuw moeten de mouwen echt opgestroopt. Bij een zeespiegelstijging van 65 centimeter (rond 2085) – zo staat in het Deltares-rapport – is het niet meer mogelijk overtollig water uit het IJsselmeer vrij af te voeren naar zee. Dat betekent dat de nieuwe en zware pompen in de Afsluitdijk – die onlangs geïnstalleerd zijn – dan bijna voortdurend staan te draaien. Voor de kust zijn dan vaker baggerschepen te zien, omdat het aantal zandsuppleties dan inmiddels is opgevoerd met een factor vijf: in totaal 60 miljoen kuub. Het strand (en de eerste 140 meter van de zee) van Scheveningen wordt nu om de vijf jaar opgespoten; in 2100 moet dat ieder jaar. Als we pech hebben en de zeespiegel door de onttakeling van Antarctica versneld is gaan stijgen – 6 centimeter per jaar is dan mogelijk – dan gaat de zandsuppletie met een factor twintig omhoog: dat is dan 240 miljoen kuub zand.
Kleine kerncentrale
Een hogere zee zet ook de harde weringen in de kustbescherming onder druk. De Maeslantkering bij Hoek van Holland valt bij extreem hoogwater nu één keer in de tien jaar in het slot om havens en een deel van Rotterdam droog te houden. Volgens experts mag dat niet vaker dan één keer per jaar gebeuren – anders wordt de maatschappelijke schade te groot. Die kritische grens wordt al overschreden bij 75 centimeter zeespiegelstijging. Is de zee één meter hoger, dan sluit de Maeslant gemiddeld al drie keer per jaar; de Oosterschelde gaat dan 45 keer per jaar dicht.
Bij een zeespiegelstijging van twee meter is onze zee langzamerhand veranderd in een boosaardig monster dat voortdurend bestreden moet. Oosterschelde en Maeslantkering zijn dan nagenoeg permanent gesloten. De vloot met baggerschepen is enorm uitgebreid, want nu moet men jaarlijks minstens 300 miljoen kuub zand opspuiten. De pompen in de versterkte Afsluitdijk zijn onlangs verzwaard naar een overslagcapaciteit van 400 kubieke meter per seconde – het krachtigste gemaal in Europa. Staat de Noordzee twee meter hoger, dan moet deze enorme pomp maar liefst acht keer zwaarder worden – met een duizelingwekkend vermogen van 3200 kubieke meter per seconde. Alleen daarmee kan het overtollige water uit het IJsselmeer in de Noordzee geloosd. Achter die installatie zal een kleine kerncentrale moeten staan om de machines CO2-neutraal draaiend te houden.
De invloed van de stijgende zee laat zich niet alleen aan de kust voelen; ook ver landinwaarts begint het te knellen. Dat komt onder meer doordat de waterspiegel van rivieren aan de zeespiegel ‘hangt.’ Een hogere zee stuwt de waterstand van de rivieren op, vooral bij de monding, maar verder stroomopwaarts ijlen die effecten nog lang na. Als de Noordzee een meter hoger wordt, dan moeten de dijken in Rotterdam ook een meter omhoog; bij Tiel is dat nog een halve meter, en bij Nijmegen een decimeter. Veel rivierdijken zullen moeten meegroeien met de hoogte van de zee, ook al om de extra piekbelasting te kunnen opvangen die ontstaat bij heftige regenbuien. Veel uiterwaarden zullen permanent onder water komen te staan.
Sloten
Nog een vervelend effect: het zoute zeewater dringt bij een stijgende zeespiegel steeds verder de rivier op – iets wat zich nu al voordoet als de rivier in tijden van droogte weinig water bevat. Bij een meter zeespiegelstijging is de monding van de Hollandsche IJssel al zo lang verzilt, dat deze belangrijke rivier niet meer geschikt is als inlaatpunt voor zoet water. De drinkwaterbedrijven zullen inlaatpunten verder naar het oosten moeten verplaatsen, en de infrastructuur moeten aanpassen. Boeren in de laaggelegen polders, krijgen ook te maken met verzilting, maar dan van het grondwater; om landbouw mogelijk te houden zal aanzienlijk meer water uit het IJsselmeer nodig om het zout uit de sloten te spoelen.
De Deltawerken, gemaakt voor een zeespiegelstijging van 40 centimeter, verbleken bij de maatregelen die nodig zijn. Dijken van tientallen meters hoog, een grote ringdijk in zee die de kust beschermt – de technische mogelijkheden tegen zeespiegelstijging zijn groot, weet Diermanse. “Maar op een bepaald moment, en dat kan over eeuwen zijn, lopen we tegen grenzen aan. Of we kunnen het ons financieel niet meer veroorloven, of een noodzakelijk materiaal als zand raakt op. Het zijn vooral dat soort kwesties die bepalend zullen zijn. Als we het gevoel krijgen dat we het veiligheidsniveau niet meer voor elkaar krijgen, dan moeten we in alternatieven gaan denken. Een grote overstroming kan dan aanleiding zijn om naar het oosten te verhuizen, kan ik me voorstellen.”
De gedachte van Diermanse is geen doemdenkerij. In een vorig jaar verschenen onderzoek, Wat wil de Delta?, wordt een beeld geschetst van de natuurlijke processen in ons land als de zeespiegel met 2 of met 5 meter omhoog komt. Dat is niet mals. Grote delen van laag Nederland veranderen in een dras- en moerasgebied; omvangrijke waterbergingen zijn nodig om steden droog te houden, en het landbouwareaal zal fors afnemen. De faalkans van dijken langs rivieren en kust neemt sterk toe, en als dat gebeurt, dan is het de vraag of het economisch haalbaar is om het ondergelopen land weer droog te pompen. De onderzoekers besluiten dan ook met de zin dat ‘klimaatmitigatie in overeenstemming met het Akkoord van Parijs van levensbelang is voor Nederland.’
Malieveld
En Den Haag? De eerste effecten van de zeespiegelstijging zullen zich in het hart van de stad afspelen, en met vrij veel kabaal, voorspelt Kim Cohen, docent-onderzoeker bij Fysische Geografie aan de Universiteit Utrecht. “De regering moet allerlei ingrijpende maatregelen nemen om te anticiperen op de zeespiegelstijging. Het Malieveld zal steeds frequenter bezet zijn door demonstranten. Je krijgt groepen die grote veranderingen willen, groepen die willen behouden, die alles op alles zetten om toch te blijven, of groepen die juist wel weg willen maar compensatie eisen. Het worden roerige tijden.”
Voor geoloog Cohen is zeespiegelstijging een vertrouwd fenomeen; het heeft een belangrijke rol gespeeld in de vorming van ons land, en is dus geregeld onderwerp van onderzoek. “Dat was dan wel een stijging van lang geleden en met hele andere snelheden, en ook door hele andere oorzaken. Daardoor krijg je wel wat verstand wat zeespiegelstijging is, en wat de effecten zijn op het land. Dat maakt dat je het geografisch wat makkelijker kan vertalen naar de toekomst.”
Den Haag is voor een deel op oude duinen gebouwd, begint de fysisch geograaf, en ligt qua hoogte relatief gunstig. “De grootste impact op het landschap van de stad zal direct aan de kust zijn. Op
dit moment spuit men bijvoorbeeld 700.000 kuub zand op het strand van Scheveningen en de volgende zandsuppletie staat over vijf jaar weer gepland. Bij te veel stijging wordt dat in 2100 een jaarlijks terugkerend ritueel, en als je het naar 2200 doortrekt een permanente, vertelt Cohen. “De grote vraag waar je van tevoren over moet nadenken: hoe krijg je dat georganiseerd? Je zult de vloot baggerschepen enorm moeten uitbreiden. Technisch is veel haalbaar. Maar kostentechnisch, dat is echt een ander verhaal.”
Te duur
Datzelfde gaat spelen voor de haven van Scheveningen, vermoedt Cohen. “De huidige situatie met een open haven wordt onhoudbaar en vergt aanpassing. Je kan een keer de kades ophogen, een sluis aanleggen, of de haven misschien zelfs verplaatsen naar de zee. Zulke investeringen haal je er na vijftig, honderd jaar nog wel uit. Maar het is de vraag of je die tijd krijgt, als de zee versneld stijgt. De haven van Scheveningen is prachtig en leuk, maar ook klein. De kosten van het drooghouden van Nederland schieten straks omhoog. Dus dit haventje zal niet hoog op het prioriteitenlijstje van het ministerie staan. Dan gebeurt er in het klein wat in Zeeland in het groot is gedaan. Daar stond men na de watersnood van 1953 voor de keuze: gaan we alle dijken in Zeeland ophogen, wat heel veel geld kost? Of kiezen we voor de goedkopere variant en verkorten we de kustlijn met de Deltawerken? Die laatste optie is de meest kansrijke. Als het te duur is, dan wordt de haven van Scheveningen gewoon afgesloten.
In de stad zelf gaat in de loop van de tijd wel wat veranderen, gaat Cohen verder. “Vroeg of laat komt er een soort omslag in het denken, met best wel ingrijpende gevolgen. De kwetsbare plekken gaat men voorbereiden op wateroverlast; het kan zomaar zijn dat mensen daar over dertig jaar niet meer op de begane grond mogen slapen – precies zoals dat nu is in het buitendijkse gebied van Scheveningen. De installaties voor verwarming, verkoeling en luchtverversing zullen wel verplicht op de bovenste verdieping van de flats komen. Ik kan me ook voorstellen dat funderingen onder gebouwen soms anders moeten. Dit soort sluipende veranderingen zijn minder spectaculair dan een overstroming, maar hebben veel impact op de samenleving.”
Drukopbouw
Den Haag krijgt hoe dan ook last van water, voorspelt Gualbert Oude Essink, hydrogeoloog van Deltares en associate professor bij Fysische Geografie aan de Universiteit Utrecht. Maar dat water komt dan wel vanuit de ondergrond. “Een zee die een of twee meter stijgt, verhoogt de druk op de bodem. Maar die toename van kweldruk in het achterland is niet eens per se het grootste effect. De meeste impact komt door menselijk handelen. Want wat gaan we doen als de zee omhoog komt? Dan versterken we, mogen we aannemen, de kust met zand – heel veel zand. Dan maken we de duinstrook een stuk breder. Met al dat extra zand neemt de oppervlakte waar regenwater kan infiltreren flink toe. De grondwaterdruk kan zich daardoor zo sterk opbouwen, dat zelfs in het centrum van Den Haag de grondwaterspiegel omhoog komt. Dat is een paar jaar geleden in Katwijk gebeurd. Bewoners klaagden over natte kelders, nadat het strand en de boulevard daar waren verbreed. Dat kan in Den Haag ook gebeuren.”
Opborrelend grondwater kan enkele kilometers landinwaarts merkbaar zijn, schat Oude Essink: “In het zandpakket van Den Haag liggen dunne weerstandbiedende kleilagen. De druk stuwt dan het grondwater onder die lagen door. Gelukkig neemt het effect wel steeds verder af, dus de schade in de binnenstad zal beperkt zijn. Misschien dat de tramtunnel weer wat gaat lekken na een paar stevige regenbuien in het natte seizoen. Maar de wijken achter de duinen zullen wel degelijk rekening moeten houden met nattere kelders en parkeergarages.”
Oude zout
De residentie kan ook rekenen op ander ongemak, aldus Oude Essink. Het grachtwater zou wat zouter kunnen worden. ”Licht brak, noemen we dat dan, en dat is voor sommige boomsoorten misschien te zout. Als je nóg wat verder landinwaarts gaat, naar de laaggelegen polders, dan kan dat probleem nog groter worden. Dat komt omdat daar diep in de bodem al zout tot brak grondwater zit. Dat zout is daar duizenden jaren geleden gekomen, toen dit gebied nog een estuarium was, waar het zeewater het land binnendrong. Dat ‘oude’ zout stroomt met het grondwater omhoog naar de oppervlakte.
“In een droge zomer spoelen we het brakke water uit de sloten weg met vers zoet water uit de Rijn. Dat wordt in de toekomst lastiger, omdat we dan minder zoet doorspoelwater hebben. Duitsland zal steeds meer Rijnwater vasthouden voor eigen behoefte, onze riviermondingen verzilten, en stroomopwaarts wordt steeds meer water afgetapt. De zeespiegelstijging zet het hele zoetwatersysteem onder druk.”
En dan is er nog het drinkwater. Oude Essink maakt modellen van de ondergrond om voorspellingen te maken van de effecten van zeespiegelstijging op de zoetwatervoorziening. Niet lang geleden heeft hij zich ook gebogen over de waterwinning in de Haagse duinen. “De beschikking daarover wordt voor de toekomst minder vanzelfsprekend; de waterinlaat voor het Haagse drinkwater bij de Afgedamde Maas – waar rivierwater naar de duinen wordt gepompt – moet door het oprukkende zeewater op de rivier mogelijk voor het einde van deze eeuw al verder naar het oosten verplaatst. De zoetwaterlens onder het duingebied wordt door de stijgende zee alsmaar kleiner, en dat willen we voorkomen. Dat betekent dat het drinkwaterbedrijf nu al voorbereidingen treft. We onderzoeken voor Dunea of we brak grondwater uit de ondergrond kunnen ontzilten, zodat we de zoetwatervoorraad op peil kunnen houden. We denken dat Den Haag op deze manier voldoende drinkwater van goede kwaliteit kan behouden.”
Met z’n allen
Aan het einde van de eeuw staat de stad een ingrijpende transformatie te wachten aan de kust en in het achterland, vermoedt Diermanse. Tegen die tijd kunnen de schutsluizen bij de Tweede Haven bij eb niet meer open. Met grote pompen moet het overtollige water uit het Haagse achterland de zee in worden gepompt. “De zeedijk van Scheveningen is recent opgehoogd en de boulevard vernieuwd. Maar als je praat over een meter zeespiegelstijging, dan breekt het moment aan dat die weer aangepast moet. Dat geldt ook voor de havens. Technisch gezien is er geen enkele beperking. Het is vooral: heb je de ruimte, het materiaal en het geld om dat te doen, en wat wil de stad? Is het oké om tegen een hoge dijk aan te kijken, of wil je zeewaarts uitbreiden? Daar moeten we met z’n allen uit zien te komen.”
In het geval van een watersnoodramp zijn de bewoners van Den Haag niet slecht af in vergelijking met andere gebieden, weet Diermanse. “Met de diepgelegen polders erachter ligt Den Haag aan de rand van een badkuip, en dan ook nog eens grotendeels op een hoger stukje van de rand. Je kan in de stad even natte voeten krijgen, maar het water stroomt weer verder, naar beneden, de laaggelegen polders in.” Die badkuip – het uitgestrekte veenweidegebied tussen Den Haag en Utrecht – zal zich bij extreme stormvloed en watersnood vanaf de kust in een dag of vijf gevuld hebben met zeewater, rondt Kim Cohen af. “Als het überhaupt tot weer leegpompen komt – want krijg al die gemalen in de verzopen polders maar weer eens aan – dan duurt het vervolgens maanden tot jaren om dat gebied weer droog te pompen.”
Den Haag zal uiteindelijk in een soort eiland veranderen, verwacht Cohen. “Misschien kunnen we daar tegen die tijd toch vanaf. Het zou zomaar kunnen dat we de snelwegen op een gegeven moment niet meer in tunnels of verlaagde bakken aanleggen, maar op pijlers, zoals je die ziet op het Prins Clausplein – om boven de ondergelopen polders te kunnen rijden. Het landschap zal hoe dan ook veranderen omdat we ons moeten aanpassen. Daar is geen ontsnappen aan.”
Dit is het tweede achtergrondverhaal van de serie Den Haag en de stijgende zeespiegel, dat op 14 november 2019 gepubliceerd werd in de Haagse weekkrant Den Haag Centraal. Voor dit artikel heb ik alle betrokken wetenschappers opnieuw benaderd om de tekst te actualiseren en aan te passen. De tekening is gemaakt door illustrator Nicolas Journoud.
In het volgende verhaal verlaten we de toekomst en duiken we het recente verleden in: hoe is het klimaatbeleid van Den Haag tot stand gekomen? En heeft de dreiging van de stijgende zee Den Haag misschien nog een duwtje in de rug gegeven?