Sander de Kramer brengt hoop op plekken waar weinig mensen dat durven: ‘Ze dachten dat ik Jezus was’

Zijn antenne voor onrecht lijkt nooit uit te staan. Als journalist ging Sander de Kramer (49) in 2007 voor een reportage naar Sierra Leone. Daar werd hij diep geraakt door het lot van de vele weeskinderen in de diamantmijnen. "Tot op de dag van vandaag haal ik nog kinderen uit de mijnen."

Een paar jaar eerder, toen hij voor de Daklozenkrant werkte, leefde hij vrijwillig een maand op straat. ‘Ik leerde wat er gebeurt als je aan de zijlijn van de samenleving komt te staan.’ Afgelopen winter reed hij meerdere keren op-en-neer naar Oekraïne om er eten en ruim 10.000 kachels uit te delen.

Dat niet alles zonder gevaar is, weet hij ook. Zo werd hij in Sierra Leone gearresteerd door een corrupte politieagent en moest hij vluchten voor zijn leven. Vorig jaar liep hij in Afrika malaria op, waar hij doodziek van werd en in Oekraïne sloegen de bommen letterlijk naast hem in. De Kramer lijkt een kat met negen levens. Waarom zoekt hij het gevaar telkens weer op?

Rechtvaardigheid

‘Het is een oerwoede. Ik zie situaties die zo schrijnend zijn, dat ik gewoon iets móet doen. Kinderen van vier, vijf jaar die in diamantmijnen naar edelsteentjes graven, bijvoorbeeld. In 2007 las ik een artikel in de krant waarin stond dat Sierra Leone door de Verenigde Naties was uitgeroepen tot slechtste plek op aarde. Ik heb er toen een reportage gemaakt.

Het was kort na de oorlog. De rebellen waren van huis naar huis getrokken om ouders te vermoorden. De kinderen werden meegenomen en gerekruteerd als kindsoldaat of slavin. En nu stonden die kinderen in de mijnen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Dat is ultiem onrecht.

‘De bakker zei tegen me: ‘Brood geef ik nog liever aan de beesten dan aan een smerige zwever zoals jij’

Dat uitgerekend het duurste steentje ter wereld, dat in het Westen symbool staat voor intiem geluk, en dat we om elkaars vinger schuiven op de mooiste dag van ons leven, aan de andere kant van de wereld wordt opgegraven door de meest ongelukkige weeskinderen. Dat liet mijn hersens knetteren. Ik dacht: al wordt het mijn dood, ik ga proberen deze kinderen hier uit te krijgen.

Mijn moeder leerde mij al op jonge leeftijd: als je onrecht ziet, sta ertegen op. Ik was een jaar over zeven toen ze mij meenam naar een demonstratie voor Sioux-indianen – of native Americans, zoals je tegenwoordig moet zeggen. Die werden van hun land gejaagd, omdat er dure mineralen in de grond waren gevonden. Voorbijgangers haalden hun schouders op, maar ik had toen al het gevoel: wij staan hier voor de goede zaak.

Ik had ook veel met mensen die op straat leefden. Ik heb nog een foto van carnaval op school. Iedereen ging verkleed als piloot of brandweerman, maar ik ging als zwerver. Met een knapzak, een petje en gaten in mijn broek. Toen ik twaalf was, kwam ik echt een dakloze tegen. Die man vroeg mij om een gulden en dat vond ik zó gek. Normaal kreeg je als kind juist zakgeld van een volwassene. Het zette mijn wereld op zijn kop. Ik vroeg me af wat het verhaal achter die persoon was.

In de winter van 2000 heb ik mijn huissleutels ingeleverd en heb ik een maand op straat geleefd. Als sportjournalist stond overal waar ik kwam een stoel voor me klaar. Ik kreeg een kopje koffie en een broodje. Ze stonden me op mijn schouders te slaan en waren blij me te zien. Nu stond ik opeens aan de andere kant. Ik werd op mijn uiterlijk beoordeeld en veroordeeld.

‘Ik denk dat ik mijn eigen leven zou kunnen geven om de wereld beter te maken’

Zo stapte ik een bakkerij binnen om te vragen om wat te eten. Ik had echt honger. ‘Heb je anders een oud brood voor me?’ vroeg ik. Maar de bakker zei tegen me: ‘Brood geef ik nog liever aan de beesten dan aan een smerige zwever zoals jij.’ Dat heeft zo veel indruk op me gemaakt. Dat iemand zo vijandig kan zijn. De barmhartigheid was ver te zoeken.

Veel daklozen die ik tegenkwam in de opvang, hadden ooit een goed leven. Door een speling van het lot waren ze op straat terechtgekomen. Sommigen hadden een kind verloren en waren zichzelf kwijtgeraakt in verdriet. Toen realiseerde ik me dat het iedereen kan overkomen. Deze mensen hebben een arm om de schouder nodig in plaats van mensen die met een grote boog om hen heen lopen.’

Wijsheid

‘Het heeft allemaal met onwetendheid te maken. Socrates zei al: onwetendheid is de bron van al het kwaad. Dat merkte ik bij de daklozen, maar ook als het gaat om vluchtelingen uit Afrika. Veel mensen zeggen dat het economische vluchtelingen zijn, dat ze terug moeten en dat ons land vol is. Maar ik heb een documentaire gemaakt over een visser uit Senegal die niet meer kon leven van de visvangst, omdat supertrawlers – van die enorme drijvende visfabrieken uit het Westen, Azië en Rusland – de hele kustlijn leegvissen.

Ik was erbij toen hij afscheid nam van zijn kinderen en zei dat hij voorlopig niet meer thuis zou komen. Hij maakte de levensgevaarlijke oversteek naar Europa, via de Canarische Eilanden. Vijf dagen op een bootje overleven om vervolgens een baan te vinden om zijn gezin te onderhouden en zijn kinderen naar school te laten gaan. Eigenlijk zijn het politieke vluchtelingen.

Maar je kunt mensen alleen anders over dingen laten nadenken door voorbeelden te geven. Ik krijg tot op de dag van vandaag reacties op mijn boek Van miljonair tot krantenjongen waarin verhalen staan van mensen die op straat leefden, terwijl ze daarvoor een heel gewoon leven hadden. Er zijn nog steeds mensen die tegen me zeggen: door dat boek kijk ik heel anders naar dak- en thuislozen. Dat vind ik mooi.’

Dapperheid

‘Je moet wel lef hebben om dit werk te doen. Ik denk dat ik mijn eigen leven zou kunnen geven om de wereld beter te maken. Maar dapperheid is iets anders dan naïviteit. Die grens moet je heel goed in de gaten houden.

Ik ben naïef geweest in die diamantmijn door te zeggen: ik ga dit wel even regelen met hulpverleners. We hebben moeten vluchten en ik werd gearresteerd door een corrupte agent die was omgekocht door de diamanthandelaren.

Het vergt ook moed om naar Oekraïne te gaan. Ik las in de krant dat het in de winter -25 graden kon worden. Mensen leven er in kapotgeschoten huizen. Dan gaat er bij mij iets aan en ga ik praten met mensen die er verstand van hebben. Ik ontmoette de Oekraïense pastoor Archill. Hij vertelde dat ze kachels nodig hadden. Ik ben gaan praten met een kachelboer en ze gaan uitdelen.

‘Ik ben dieper gelovig geworden. Ik ontmoet zo vaak mensen van wie ik denk: dit kan geen toeval zijn’

Als je door Cherson loopt, hoor je de bommen om je heen inslaan. Op een gegeven moment moesten we onze kachels heel snel uitdelen, want Russische spionnen hadden zich in de rij wachtenden gevoegd. Via WhatsApp stuurden ze onze locatie door naar hun vrienden, zodat ze gericht konden aanvallen.’

Liefde

‘’Overwin het kwade door het goede,’ staat er in de Bijbel, toch? Net voordat we Cherson binnenreden, waren er veel doden gevallen bij een aanval. Dan sla ik een kruisje en bid ik dat het goed mag gaan. Maar ik ga wel door. Omkeren is geen optie. We laten ons niet afschrikken door het kwaad.

Maar mijn vrouw heeft het zwaar, hoor. Die zag eruit als de dood van Pierlala toen ik terugkwam uit Cherson. Die zag natuurlijk alle heftige beelden van het moment waarop ik daar ook was. Toen ik naar Afghanistan ging, zei ze tegen me: ‘Ik ben het niet met je eens, maar ik sta wel achter je’. Dat is mooi, hè?

Het blijft moeilijk, maar het is het me uiteindelijk wel waard. Ik heb het gevoel dat ik dit moet doen. Opstaan tegen onrecht, zoals mijn moeder me leerde. Al zei zij laatst wel tegen me dat dit niet helemaal is wat ze destijds bedoelde. Maar ja, wie doet het anders?’

Geloof

‘Ik ben dieper gelovig geworden door alles wat ik heb meegemaakt. Ik ontmoet zo vaak mensen van wie ik denk: dit kan geen toeval zijn. Toen ik in Sierra Leone die kinderen uit de mijnen wilde halen, bijvoorbeeld. Ik was uitgenodigd bij United Nations Radio, een radiostation dat vooral goed nieuws wilde brengen om de gemoederen kalm te houden.

Na afloop ging ik buiten op een bankje zitten en ik raakte aan de praat met een man tegenover mij. Hij vertelde dat hij counselor was in het zuidoosten, waar de diamantmijnen zich bevinden. Ik zei hem dat ik die kinderen wilde bevrijden en vroeg of hij me kon helpen. ‘Dan moet je met de chief praten’, zei hij. Dat bleek zijn broer te zijn.

‘Ze dachten dat ik Jezus was, want ik leek op de man die ze kenden van de plaatjes’

Er vielen zo veel dingen op hun plek. Ik had een shirt van het Nederlands elftal meegenomen. Toen ik de chief wilde uitleggen waar Nederland lag, interrumpeerde hij me: ‘Mijn broer heeft met Johan Cruijff gevoetbald bij Cosmos in Amerika. Nederlanders zijn goede mensen, wat kan ik voor je doen?’ In een stad van één miljoen mensen zit ik op een bankje, uitgerekend naast zo’n man.’

Hoop

‘In Afrika ben ik natuurlijk degene die hoop geeft. In mei 2008 was ik er voor een langere periode, maar ik was mijn scheerapparaat vergeten en kreeg best een lange baard. In die tijd was mijn haar ook wat langer en de mensen dachten oprecht dat ik Jezus was. Want zo kennen ze Hem van de plaatjes: een witte man met lang haar en een baard. En Jezus kwam om te helpen. Ze waren tot dan toe alleen maar uitgebuit en nu was dat opeens niet het geval.

Waarmaken wat je belooft, geeft ook een druk. Maar je aanwezigheid kan ook al veel doen. Gisteren kreeg ik een appje van een van onze hoofdleraren in Sierra Leone. Of ik alsjeblieft een tweedehandslaptop kon regelen, zodat ze altijd de schoolinformatie bij de hand konden hebben. ‘Natuurlijk regel ik dat!’ Stuurde ik terug. En dan zijn ze overgelukkig. Soms is hoop iets kleins, en soms is het een heel schoolgebouw.’

Matigheid

‘Ik zou makkelijk kunnen doorslaan in wat ik doe, en denken: ik moet álles weggeven. Zoals in de film Schindler’s List; ik had deze auto nog kunnen verkopen, dan had ik nog mensenlevens kunnen redden. Natuurlijk zou ik nu het liefst teruggaan naar Oekraïne. Maar juist doordat het mijn vrijwilligerswerk is, en ik er mijn gewone werk naast heb, blijf ik in balans. En dat is maar goed ook.

Guus Hiddink zei een keer dat ik het bewijs was dat een levensgenieter en een levensredder kan samengaan. Dat heeft hij mooi samengevat. Doordat ik ook leuke dingen doe, zoals naar ons vakantiehuis in Spanje gaan, blijf ik op de been. Ik ga ook graag naar basketbal en voetbal en ik doe leuke dingen met mijn gezin.

Als je doorslaat, verlies je jezelf in wat je aan het doen bent. Je moet in balans blijven, ook in je hoofd, anders word je somber en eindig je als bijna iedere idealist: cynisch. Dat wil ik niet worden. Natuurlijk heb ik ook trauma’s die af en toe omhoogkomen. Dan gun ik mezelf een Frans kaasje en een goed glas wijn en dan gaat dat laatje weer heel langzaam dicht. Ik wil kijken naar de dingen die we wél voor elkaar hebben gekregen, niet naar wat er misgaat.’

Dit artikel verscheen eerder in het Nederlands Dagblad.

Mijn gekozen waardering € -

Ik schrijf voor kranten, waaronder veel voor het Nederlands Dagblad. Het liefst schrijf ik over mensen, met altijd deze vraag in mijn achterhoofd: waarom doen we wat we doen?