Mijn twaalfjarige ik had in die dagen twee dingen nooit bedacht. Een: dat ik van het schrijven van interviews met interessante mensen voor kranten en tijdschriften ooit mijn werk zou maken. Twee: dat ik vele jaren later zélf geïnterviewd zou worden over mijn Beckman-interview. Dat laatste deed Vivian de Gier voor haar promotieonderzoek aan Maastricht University: een biografie over Thea Beckman. De Gier (1975) is schrijver, literair journalist, redacteur en schrijfcoach. Ze is vaste recensent en interviewer voor de boekenredactie van Het Parool en interviewer voor Psychologie Magazine. Ze bezocht mij op mijn toenmalige kantoor voor een interview. Onlangs verscheen haar biografie Geef me de ruimte; het eigenzinnige leven van Thea Beckman.
Completer mens
Na het lezen van haar boek weet ik dat ik Beckman eigenlijk nauwelijks kende. Ja, ik had een aantal van haar boeken gelezen en heb haar dus geïnterviewd. Maar dankzij de biografie van De Gier, die haar leven grondig in kaart heeft gebracht, leer ik een veel completer mens kennen. Het boek neemt de lezer mee van Thea’s jeugd in de jaren twintig in Rotterdam-Spangen tot aan haar dood in 2004 en plaatst alle gebeurtenissen in een historische en culturele context. Zo lezen we over de Tweede Wereldoorlog, het feminisme in de jaren zestig, de ontkerkelijking van Nederland en over andere kinderboekenauteurs – en dit alles in relatie tot Beckman en haar werk.
Het interview van Sjoerd Wielenga met Thea Beckman, in april 1994 gepubliceerd in Primeur
Kritiek
Thea Beckman brak pas op later leeftijd door als jeugdboekenauteur; aanvankelijk schreef ze voornamelijk korte verhalen, journalistieke producties en verhalen voor volwassenen. Dankzij De Gier leren we Beckman kennen als een vrijgevochten type, precies zoals Marije Wartelsdochter en Hasse Simonsdochter, om maar twee eigenzinnige hoofdpersonen te noemen uit Beckmans werk. Hoewel duidelijk wordt dat De Gier haar hoofdpersoon bewondert (zo bedankt ze de reeds overleden Beckman in haar voorwoord voor haar inspiratie en ‘onvergetelijke figuren en verhalen’), schuwt ze de kritiek die Beckmans werk ontving niet. Uitgebreid citeert ze literaire recensenten die Beckmans boeken regelmatig met weinig vreugde bespraken: haar boeken waren te weinig literair, Thea hanteerde sleets taalgebruik, de figuren kwamen niet uit de verf en ze zou in het door haar geschreven kinderboekenweekgeschenk ‘Het wonder van Frieswijck’ zelfs racistisch geweest zijn.
Beckman pareerde veel van deze kritiek door te stellen dat de kinderen wegliepen met haar boeken en dat ze niet racistisch was, maar alleen maar schreef hoe mensen in de middeleeuwen dachten. In elk geval in het eerste – de populariteit van haar boeken bij de jeugd – had ze gelijk. Ze verdiende goed aan de verkoop van haar boeken, ze kreeg stapels fanpost en dus zo nu en dan een kind op bezoek voor een interview.
Informatief en beeldend
Na het lezen van deze biografie heb ik niet alleen Thea Beckman beter kennen, maar ook welke invloed haar persoonlijk leven en opvattingen hadden op de boeken die ik jaren geleden las. Meer nog: De Gier beschrijft een periode in de Nederlandse kinderliteratuurgeschiedenis. Ze bereikt dat doordat ze grondig bronnenonderzoek deed: verschillende archieven werden geraadpleegd, rtv-uitzendingen teruggekeken en teruggeluisterd, interviews gehouden en primaire en secundaire literatuur gelezen. Het maakt de biografie informatief, maar niet minder beeldend; Geef me de ruimte; het eigenzinnige leven van Thea Beckman leest als een trein. Of liever: als een spannend Beckman-boek.