Waar ik bang voor ben, vraagt de psycholoog nogmaals. Ongemakkelijk sla ik mijn benen over elkaar. We zijn nu afgedaald tot de bodem. ‘Eh, om dood te gaan?’ vraag ik, niet helemaal zeker of we op het juiste spoor zitten. Dat is een existentiële kwestie, merkt hij op. Die uitkomst en conclusie liggen wat mij betreft voor de hand. Zijn we uiteindelijk niet allemaal bang om dood te gaan? Daarmee zijn we wél op de rand van de gespreksruimte gestuit. Gangbare psychologische hulp draait vaak om het verminderen van mentale klachten of daar beter mee uit de voeten kunnen. Niet om het bespreken van levensvragen. Maar liggen die niet altijd ten grondslag aan psychische klachten? Spelen zingevende thema’s als vriendschap, dood en liefde geen cruciale rol bij psychisch afzien?
Zingeving en psychiatrie: gaan die samen?
Ja, zegt voormalig universitair hoofddocent klinische psychologie Martin van Kalmthout. Zingeving is het leven in een dusdanige context zetten dat we ermee om kunnen gaan. En dat is voor hem precies wat psychotherapie behelst, het vak dat hij nog altijd uitoefent. Van Kalmthout begeleidt cliënten in gesprekstherapie die van enkele sessies tot jaren kan duren. In 2005 verscheen zijn boek Psychotherapie en de zin van het bestaan waarin hij een lans breekt voor meer zingeving in de psychotherapeutische praktijk.
Hij zag veel collega’s het onderwerp mijden uit angst om in de religieuze of occulte hoek te worden gezet, van oudsher het terrein van de levensvragen. Van Kalmthout gaat nog verder en stelt dat psychotherapie, net als religie, zelf een zingevingssysteem is. Dat is veel vakgenoten een gruwel. Die zien hun werk liever serieus genomen in een wetenschappelijk kader. Van Kalmthout wijst erop dat ook psychotherapeuten overtuigingen meebrengen in hun werk en waarden als verantwoordelijkheid en autonomie. Maar dan vanuit de wetenschap en het humanisme.
Levensvragen gereduceerd tot ziekten
In onze prestatie- en productiemaatschappij is psychotherapie verworden tot een psychiatrische techniek, licht Van Kalmthout telefonisch toe. ‘De hele ggz is in de greep van het klachtgericht werken met protocollen. Deze voorschriften worden nu onterecht gezien als de enige verantwoorde en wetenschappelijke aanpak.’
‘Maar het begint met een veilige ruimte waar mensen zonder haast over hun al dan niet existentiële problemen kunnen praten.’ Door het geloof in maakbaarheid en de reddende wetenschap worden levensproblemen inmiddels gereduceerd tot ziekten die wetenschappelijk verantwoord behandeld kunnen worden. Je kunt er onderzoek naar doen en dat geeft het idee dat ze beheersbaar zijn, net als de kosten die ermee gemoeid zijn. Het is volgens Van Kalmthout een vorm van magisch denken. Placebo-effecten, stelt hij, spelen een grote rol in de resultaten van onderzoek naar de invloed van bijvoorbeeld klachtgerichte gedragstherapie.
‘Iedereen is bewust of onbewust met zingeving bezig,’ zegt hij. ‘Dat manifesteert zich in je relaties en in je werk.’ Hij wijst op het spanningsveld tussen autonomie en verbinding met je omgeving. ‘Moeilijkheden daarmee zijn geen luxeproblemen, zeker gezien de maatschappelijke impact van depressies en burn-outs. Maar de zin van het leven ga je nooit vinden. De zingevingsvraag stellen kan wijzen op angst en een poging de oplossing voor je problemen buiten jezelf te vinden. Je kunt je beter afvragen waarom je zoekt. Wanneer je die confrontatie niet aangaat, loop je het risico je heil te gaan zoeken bij anderen. Bij spirituele leiders of alternatieve genezers, of hulpverleners die de wetenschap gebruiken als rationalisatie voor hun werk.’
Paul Verhaeghe ziet menswetenschappers die zich ontpoppen als ware fundamentalisten en nog meer in de neurobiologie geloven dan neurobiologen zelf
Angstige samenleving
De psychologische hulpverlening is wereldwijd flink gegroeid sinds de Tweede Wereldoorlog. Zowel vraag als aanbod namen toe. Maar zin- of betekenisgeving zijn nog altijd taboe voor een deel van de aanbieders, blijkt als ik voor cijfers bel met het Nederlands Instituut van Psychologen. Het is volgens een woordvoerder geen thema voor de leden. Daarvoor ga je niet naar een psycholoog, althans, niet naar deze universitair geschoolde achterban. Het instituut heeft daarom weinig op met mediagenieke psychiaters die zingeving verkondigen.
Dirk De Wachter, Damiaan Denys en Paul Verhaeghe, de dominees van het problematisch geestelijk leven, kennen deze schroom geenszins. Zij zetten zingevingskwesties als hoe te leven in een culturele context. Door de marginalisering van religie in Nederland en België zijn we niet meer in staat existentiële vragen te beantwoorden en lijden te verdragen, stellen ze.
Deze boodschap gaat erin als koek. Van Borderline Times: het einde van de normaliteit (2011), waarin psychiater-psychotherapeut Dirk De Wachter de samenleving diagnosticeert en stelt dat we massaal de symptomen van borderline vertonen, gingen meer dan honderdduizend exemplaren over de toonbank. Klinisch-psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe brak internationaal door met boeken over de invloed van de maatschappij op ons psychisch welzijn. Psychiater, neurowetenschapper en filosoof Damiaan Denys vulde een avond Zomergasten bij de VPRO, schreef boeken over psychopathologie in een culturele dimensie en bracht een theatermonoloog over de angstige samenleving op de planken.
‘Verpillen’ van menselijk leed
De drie Vlamingen zijn geen cultuurpessimisten. Ze bieden hoop, zoals het charismatische missionarissen betaamt. Vooral het hartstochtelijke pleidooi van De Wachter en Verhaeghe om meer om te kijken naar de ander doet denken aan de Bijbelse boodschap. De Wachter, naar eigen zeggen wel eens een oudtestamentisch preker genoemd, benadrukt in zijn boek De kunst van het ongelukkig zijn dat ons leven zonder echt contact met anderen niet goed gaat lukken. Ook voor Verhaeghe is verbinding de sleutel. Een hoger doel moet mensen samenbrengen in een gemeenschap die slagvaardig de grote vragen ter hand neemt.
Ondanks het feit dat De Wachter blij is met neurobiologisch onderzoek, waarschuwt ook hij voor het verwetenschappelijken en ‘verpillen’ van menselijk leed. Hij maakt zich zorgen over de wegkwijnende kwalitatieve aanpak: samen met de patiënt de mogelijkheden in zijn bestaan onderzoeken. Die werkwijze is moeilijk te meten en daarom niet populair bij de moderne psychiater. Paul Verhaeghe bekritiseert in zijn boek Het einde van de psychotherapie (2009) eveneens het enthousiasme over de neurologisch-genetische basis van lijden. Hij ziet menswetenschappers die zich ontpoppen als ware fundamentalisten en nog meer in de neurobiologie geloven dan neurobiologen zelf.
De ‘nieuwe’ patiënt heeft vaker paniekstoornissen, verslavingen, ADHD en een ‘vage combinatie’ van angsten en depressie, zoekt eerder een snelle oplossing dan hulp bij introspectie
Ook de psychiatrisch diagnostische Bijbel, de DSM moet het ontgelden. Het handboek kan geen duidelijke grens trekken tussen verschillende stoornissen, tussen normaliteit en pathologie, en veel patiënten zijn helemaal niet onder te brengen in een categorie. Volgens De Wachter past geen mens volledig in zo’n hokje.
Paniekstoornis en depressie
Paul Verhaeghe ontvangt als uitvloeisel van deze ontwikkelingen een ‘nieuw’ soort patiënt in zijn praktijk. Die heeft vaker paniekstoornissen, verslavingen, ADHD en een ‘vage combinatie’ van angsten en depressie, zoekt eerder een snelle oplossing dan hulp bij introspectie. En verzuimt problemen in een betekenisvol kader te zetten, ziet geen verband met zijn levensverhaal. Verhaeghe pleit net als Van Kalmthout en De Wachter voor een herwaardering van de psychotherapie waarin een zinvol levensverhaal centraal staat.
Toch prediken de drie populaire profs overgave aan het onmaakbare leven en zijn ze kritisch over de al dan niet vermeende stormloop op psychologische hulpverlening van mensen die zich daar niet bij kunnen neerleggen. Volgens Denys hebben die een onterecht gemedicaliseerd zingevingsprobleem en horen ze niet in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) thuis. Die is bedoeld voor mensen met echte stoornissen. Maar was het labelen van mentale klachten niet juist de ziekte van deze tijd? Signaleerden de drie niet een betekeniscrisis aan de wortels van dat onvermogen en die klachten? En daarbij: wie bepaalt hoe draagbaar lijden is?
De Wachter stelt voor ‘meer elkaars psychiater te zijn’. Die rol is echter niet iedereen op het lijf geschreven. Ook op het juiste moment en op een goede manier, als dat al kan, vertellen over je problemen kan lastig zijn, evenals écht naar iemand luisteren. Is het besef van dit menselijk tekort niet juist de kern van de missie van De Wachter, Denys en Verhaeghe, dat niet alles in het leven te fixen is? Gij zult uw leven zin geven, maar niet bij ons, zo lijkt het. Nog altijd wringt het tussen de psychologische hulpverlening en zingeving.
Hoge psychische nood
De hoge psychische nood die de drie signaleren wordt door cijfers ondersteund. In 2009 meldde volgens het Trimbos-instituut 18 procent van de volwassen Nederlandse bevolking in de afgelopen twaalf maanden een psychische stoornis te hebben gehad, 43 procent had er ooit minimaal één in zijn leven. In 2016 stonden volgens het RIVM bijna twee miljoen Nederlanders bij de huis arts geregistreerd met een psychische aan doening als een depressie, persoonlijkheids-, angst- of paniekstoornis.
De wachtlijsten voor de door bezuinigingen en personeelstekort geplaagde ggz baren al langer zorgen. In juni 2019 bedroeg de wachttijd vier tot twaalf weken, waarna nog een behandelwachttijd volgt van vier tot acht weken, zeggen de kwartaal cijfers van wegvandewachtlijst.nl, een initiatief van onder meer GGZ Nederland.
Adviesbureau KPMG luidde halverwege 2019 de noodklok over die situatie en stelde in een rapport voor gebruik te gaan maken van kunstmatige intelligentie binnen de ggz. Onder meer investeren in speciale chatbots en apps zou uitkomst moeten bieden. Die kunnen patronen herkennen, mentale toestanden bepalen, empathie tonen en op een ‘heel persoonlijke manier’ psychotherapie geven. Maar nemen ze ook het verhaal van de patiënt mee?
Doorgeschoten zelfverbetering
Hoe groot de behoefte aan psychische hulpverlening precies is en of die toeneemt, valt door versnipperde en onvolledige registratie moeilijk te achterhalen. Een nationale zingevingscrisis is in ieder geval niet vast te stellen uit de beschikbare cijfers. De populariteit van de zingevingsdominees geeft intussen wel te denken. Honderdduizenden verkochte boeken over imperfectie, lijden en verbondenheid doen vermoeden dat lezers iets anders beu zijn: de individualistische samenleving die verwacht dat ze hun uiterste best doen voor uitmuntende, concrete resultaten. Niet goed genoeg? Dan is er nog werk aan de winkel. Mogelijk heeft de lezer geen trek meer in dat doorgeschoten zelfverbeteringscredo.
Existentiële crisis
Daarnaast kennen we allemaal existentiële problemen, volgens psychiater en psychotherapeut Angelien Steen van GGz Centraal. Het viel haar op dat veel jongeren zinloosheid ervaren. Ze vroeg zich af wat dit inhield en zette aan de Universiteit van Humanistiek een promotieonderzoek op naar persoonlijkheidsstoornissen en zingeving.
‘Het feit dat we bestaan, de vraag wie we zijn en hoe we moeten leven, dat zijn kwesties waar iedereen mee moet omgaan. Dat valt niet altijd mee en psychiatrische problemen hangen daar nauw mee samen. Je ervaart dan vaak minder zin in je leven. Omgekeerd loop je meer risico op psychiatrische klachten bij een verminderde zinbeleving. En als bijvoorbeeld een depressie opklaart, zie je dat de zin daarop meelift. Zingeving is onderdeel van je functioneren.’
Autonomie en verbinding
Voor psychotherapeut Femke Kok zijn diagnoses vooral bedoeld om richting te geven aan trajecten met haar patiënten, die onder meer last hebben van angst, depressie of persoonlijkheidsproblemen. Moeiteloos combineert ze wetenschappelijk getoetste methoden met het thema zingeving. Net als Martin van Kalmthout legt ze een link tussen zingevingsvragen en de eeuwige menselijke spanning tussen autonomie en verbinding. Om je daarin staande te houden, heb je een gezond psychologisch zelf nodig en dat ontwikkel je in relaties met anderen.
Daar ging het vaak mis bij haar patiënten. Ze komen bijvoorbeeld uit gebroken gezinnen en raakten getraumatiseerd door onder meer emotionele verwaarlozing of geweld. Ze worstelen met uiteenlopende kwesties en voelen zich in de overleefstand staan. In veel gevallen vragen ze zich af wie ze zijn en of dat goed genoeg is.
Kok heeft niet de indruk dat haar patiënten te snel hulp hebben ingeschakeld. Er rust eerder een taboe op. ‘Je bent al snel gek of een aansteller voor de buitenwacht. Succesvol en sterk zijn is de norm. We zijn geneigd te denken het wel alleen af te kunnen, waardoor we diepgang in ons contact met anderen mislopen. Maar emotionele afhankelijkheid is óók bevredigend en geeft intimiteit.’
Nu zekerheden als langdurige huwelijken, familietradities en vaste arbeidscontracten wegvallen, is het volgens Kok meer dan ooit nodig collectief tijd en energie te steken in onze relaties en een stevige psychologische basis te leggen. Psychotherapie of andere vormen van mentale ontwikkeling kunnen hierbij helpen.
Alledaagse zingeving
Mijn psycholoog deed het prima, concludeer ik als ik terugkijk op die lastige periode. Hij reikte me het gereedschap aan dat ik van mijn betrokken, maar ondeskundige vrienden niet kon verwachten. Over abstracte concepten als de dood hebben we het niet meer gehad. Over de concrete zingevingspraktijk des te meer. Want ‘klachten’ hebben, betekent lijden, wat onlosmakelijk verbonden is met je dagelijks leven. Aanleg en omstandigheden bepalen de portie die je toebedeeld krijgt. Je gaat ermee om, op welke manier dan ook. En dat is je eigen antwoord op die ultieme zingevingsvraag: waarom? Je antwoord is een dáárom.
Had ik net zo goed bij een geestelijk verzorger of een andere zingevingsprofessional kunnen aankloppen? Ik zal het nooit weten. Die zou me in ieder geval iets duidelijk hebben kunnen maken over de volgende fase ofwel de rest van mijn leven: Vertrouw er maar op dat het bij tijd en wijle ploeteren blijft. Gelukkig ben je niet de enige.
Een vorige versie stond in 2019 in Vrij Nederland .
Update: 22-11-2024