In de lente van 1693 zag de wereld er nog heel anders uit. Daniël Silleman was met het VOC-schip de Gouden Buys dat samen met De Kers en de Koning William op weg was naar Nederlands-Indië, vertrokken van de rede van Texel. Aan boord van de Gouden Buys bevonden zich zeventien geldkisten vol zilver en goud met een totale waarde van zo’n twee ton in toenmalige valuta die veilig opgeborgen lagen onder de kooi van de 38-jarige schipper Theunis Cornelisz. Baanman.
Ook aan boord: Daniël Silleman. Hij groeide op in Amsterdam in een evangelisch-luthers gezin en was het vijfde kind in een rijtje van acht. Toen hij aanmonsterde op de Gouden Buys was hij twintig. Hij kwam in dienst als watermaker en moest met behulp van een destilleerketel zeewater zien om te zetten in drinkwater, een nieuwe technologische ontwikkeling in die tijd bij de VOC.
Op 1 mei vertrok de Gouden Buys om vanwege verkeerde wind snel terug te keren. Maar op 4 mei was het echt zo ver en verdween het schip met de 190 koppige bemanning al snel achter de horizon. Zes dagen later kwam de Schotse kust in zicht en op 12 juni bereikte de Gouden Buys de Canarische eilanden. Vier personen haalden de eilandengroep niet en overleden onderweg. Even verderop bij de Kaapverdische eilanden is het dodental al opgelopen tot veertien. Zoveel zieken was uitzonderlijk. Wat de oorzaak was is onbekend. Het vermoeden is dat er vlektyfus heerste op het schip.
Windstilte
Vanaf daar gaat de Gouden Buys alleen met de Koning William verder, maar vanaf 14 juli verdwijnt ook het laatstgenoemde schip uit zicht en is de Gouden Buys, terwijl het in een windstilte terechtkomt die weken aanhoudt, geheel op zichzelf aangewezen. Geen zuchtje wind en brandende hitte. Het aantal doden – soms wel zes man per dag – is dan al opgelopen tot veertig.
Nadat het eindelijk lukt de evenaar en de windstilte te verlaten resten nog maar dertig gezonde mannen op het schip; de rest, waaronder de schipper, is ziek of dood. Na het passeren van de kust van Brazilië komen ze in hevige wind met stortregens terecht. Het schip wordt zwaar beschadigd, maar de gezonde scheepstimmerlui weten de masten te repareren.
Op 11 oktober krijgen ze opnieuw land in zicht: dit keer is het de kust van Zuidelijk Afrika. Door aanhoudende tegenwind slagen ze er niet in een haven te bereiken en gaat de Gouden Buys voor anker in de St. Helenabaai zo’n honderd kilometer ten noorden van Kaapstad. Wekenlang ligt het schip daar, wachtend op hulp. Als die hulp uitblijft roept de kapitein zijn gezonde mannen, nog slechts twee handenvol, bij elkaar en wordt besloten hulp te zoeken. Er wordt een boot uitgezet met aan bood zeven man. Eén van hen is Daniël Silleman.
Leeuwen
Op 11 november komen de zeven mannen al roeiend tegen de middag aan land. Ze trekken langs het strand zuidwaarts, wilde dieren op afstand houdend met geweervuur.
Na een paar dagen stuiten ze op een rivier van zo’n 125 meter breed. Ze hopen op zoet water, maar in de monding van de rivier is het zout en dus lopen ze stroomopwaarts. Een dagtocht verder is het water brak en zien ze twee leeuwen drinken aan de andere kant van de rivier. Ze besluiten toch maar de rivier hier niet over te steken en gaan verder stroomopwaarts waar ze uiteindelijk zoet water vinden.
Ze besluiten nu een vlot te maken om op die manier aan de overkant te komen, maar eerst doet Silleman dat zwemmend. Gedesillusioneerd komt hij terug. Er is niks dan ‘woest en wilt land’. Ze besluiten aan dezelfde kant van de rivier weer richting het strand af te zakken. Onderweg kan één van de mannen niet verder. Hij is de eerste die ze zullen achterlaten.
Terug op het strand vinden ze de dode schipper die overboord is gezet en op het strand is aangespoeld. Hij is half aangevreten door wild: en stuk van z’n bil is verdwenen. Ze proberen het schip te bereiken, maar van daar komt taal noch teken, ‘’t welck ons dede vertrouwen dat sy alle mosten Dood zijn.’
Kannibalisme
Ze gaan nu opnieuw stroomopwaarts, drinken hun eigen pies, en drie mannen blijven onderweg stervende achter. Eén van de mannen, Lourens Thijsz. Vijselaar, wordt vooruit gestuurd en ontmoet ‘drie wilde menschen’. Hij is bang voor ze, denkt dat het menseneters zijn, maar ze geven hem te eten en te drinken, wortels en honingbier. Hij verzoekt de Hottentotten zoals hij ze noemt, zijn drie kameraden op te sporen. Na een paar dagen brengen ze hem naar de overkant van de rivier waar hij nog veertien dagen ziek op bed ligt. Daarna duikt er een blanke op, een visser, die Lourens Thijsz. Vijselaar meeneemt naar de Kaapkolonie.
Ondertussen zwerft de watermaker, met de resterende twee bemanningsleden nog altijd rond aan de noordkant van de rivier. Na een paar dagen bezwijkt één van hen. De twee overlevenden gaan over tot kannibalisme en eten een stuk van het been van hun zojuist overleden kameraad. Het mag voor het nog levende bemanningslid niet baten: ook hij geeft de geest.
Daniël Silleman, alleen nu, besluit weer naar het strand te gaan. Hij vindt het schip de Gouden Buys dat inmiddels op het strand ligt en hij ziet een mijl uit de kust een ander vaartuig en begint met zijn muts te zwaaien. Dan komt er een sloep zijn kant op die hem oppikt. Het is een sloep van De Dageraad een VOC-schip dat door gouverneur Simon van der Stel naar de onheilsplek is gezonden om hulp te bieden.
Schipbreuk
Na meer dan zeven weken zwerven door de wildernis is Daniël Silleman ‘gants Swart en Mager van Honger’ zoals hij zelf zegt. Van de bemanning van De Dageraad hoort hij dat iedereen op de Gouden Buys dood is, maar als ze wegvaren horen ze gekerm. Het komt uit de mond van de hofmeester Jan Fransz. Doesburgh. Ze nemen hem mee, maar binnen drie dagen is ook hij overleden.
Dan gaat De Dageraad op weg naar de Kaap. Maar nog is de ellende niet voorbij. Het schip komt in een vliegende storm terecht en Silleman lijdt opnieuw schipbreuk. Een groot deel van de bemanning verdrinkt maar de Amsterdammer overleeft ook ditmaal door zwemmend de kust te bereiken.
Een paar dagen later komt hij aan in de Kaap en ontmoet daar zijn ‘cammereat’ Vijselaar die eerder was opgepikt door de Hottentotten.
Samen keren ze anderhalf jaar na hun vertrek van de rede van Texel terug naar het vaderland. Maar ook de één na laatste overlevende van de Gouden Buys, ‘cammereat’ Vijselaar zal Nederland nooit meer terugzien. Op 3 juni 1695, tien weken voordat het schip zal aankomen in Nederland, overlijdt ook hij.
Dat maakt Daniël Silleman tot de enige overlevende van de desastreuze tocht met de Gouden Buys. Op 23 augustus 1695 komt de man die alles overleefde aan in het vaderland en vertrekt hij naar Amsterdam waar hij op 13 mei 1701 in ondertrouw gaat met Machteltje van Moerkerken. Hij is dan 28 jaar. Het paar krijgt een zoon en een dochter.
Vele jaren later, op nieuwjaarsdag 1719 vertrekt Daniël Silleman die inmiddels is opgeklommen tot schipper, opnieuw naar Indië. Dit keer heeft hij minder geluk. Op 23 september 1719 overlijdt hij onderweg, 46 jaar oud. Toen was ook zijn tijd op.
Dit is de laatste Uitkijkpost van 2024. In de loop van volgend jaar gaan wij weer onverdroten verder. Plezierige dagen.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.