Gisteren trokken in São Paulo opnieuw tienduizenden Brazilianen de straat op om te demonstreren tegen duur openbaar vervoer, corruptie, het WK en politiegeweld. Op de kilometerslange Avenida Paulista ging dat vreedzaam; in het centrum van de stad werden winkels geplunderd en werd een busje van TV-zender Record in brand gestoken. Vanochtend (Braziliaanse tijd) blokkeren enige honderden demonstranten een van de belangrijkste toegangswegen tot de stad.
In binnen- en buitenland probeert men ondertussen (net als het jongetje in de foto rechts) de #saladuprising te bevatten. Het azijnoproer – revolta do vinagre in het Portugees – heet zo omdat veel demonstranten uit voorzorg azijn bij zich dragen, omdat dat de pijn die traangas veroorzaakt verlicht. Wat de media zowel binnen als buiten Brazilië bij deze balansopmaak echter over het hoofd zien is dat menige Braziliaan het azijnoproer helemaal niet ziet zitten. Tijd om dat eens recht te zetten.
Nog geen tien procent van de gay pride parade
Eerst maar eens een ontnuchterende statistiek. Maandagavond trokken in heel Brazilië 250.000 mensen de straat op; ik volgde zelf de demonstratie in Salvador. Dat lijkt veel, maar als je bedenkt dat het land 194 miljoen inwoners heeft, dan gaat het om nog geen 0,13% van de bevolking. Sterker nog: de gay pride parade van São Paulo bracht volgens de organisatoren eerder deze maand in die stad drie miljoen mensen op de been: meer dan twaalf keer zoveel als het azijnoproer maandagavond in het hele land.
Apathie, gelatenheid, angst en woede
Van alle Brazilianen met wie ik tot nog toe sprak (en dat zijn er nogal wat) staat zo’n tachtig procent niet achter de demonstraties: a) omdat het azijnoproer hen koud laat, b) omdat ze diep in hun hart weten dat Brazilië toch nooit zal veranderen, c) omdat ze bang zijn voor politiegeweld of d) omdat ze de demonstranten langharig werkschuw tuig vinden.
Anders dan je door al het sociale mediagekwetter over #saladuprising en #changebrazil zou verwachten gingen de gesprekken in de sportschool waar ik train gisteren niet over de demonstraties, maar gewoon over hoe je het snelst een spierbonk wordt of een meisje in bed krijgt. Fitnessinstructeur Alex, afkomstig uit een sloppenwijk, had toen ik hem ernaar vroeg voor de demonstranten geen goed woord over: “Tuig is het. Ze klagen erover dat de bus twintig centavo’s duurder wordt, maar voor cocaïne hebben ze wel geld. Door dat stelletje klootzakken zat ik gisteren twee uur lang vast in de bus.”
Zwakke plek
En Alex was niet de enige. Miljoenen forensen zaten maandagavond, toen demonstranten tijdens het spitsuur in de meeste grote steden het verkeer platlegden, urenlang vast in een sardienenblik op wielen (zie foto rechts.) Maandagavond kon menige buspassagier nog sympathie voor de demonstraties opbrengen, maar het is zeer de vraag of dat zo blijft als de protesten doorgaan. Dit is, ironisch genoeg – want het slechte openbaar vervoer is nou juist een van de hoofdredenen van het azijnoproer – de zwakke plek van de demonstranten.
Afwachten
De Braziliaanse regering lijkt ondertussen af te wachten. President Dilma Rousseff zei gisteren ‘de roep om verandering te horen.’ De gemeentebesturen van vier steden – Recife, Porto Alegre, Cuiabá en João Pessoa – kondigden gisteren aan dat de prijs van het buskaartje wordt verlaagd. Ook in São Paulo wordt daar nu over gesproken. Of dat genoeg is om het azijnoproer in te dammen? Waarschijnlijk niet.
Gisteren nam ik bij de web-tv van de Amerikaanse site The Huffington Post deel aan een live-discussie over de Braziliaanse onrusten. Die kun je hier terugkijken.