Twee dagen brengen we door in de wachtkamer van de Congolese ambassade in Kampala voor ons visum. We lezen er wat boeken uit, gniffelen om mensen die hun hele hand in een stempelkussen moeten drukken voor vingerafdrukken voor een nieuw paspoort en elke paar uur hebben we een nietszeggend gesprekje met de consul, vermoedelijk het moment waarop we biljetten over de tafel behoren te schuiven.
Zestien uur wachten later krijgen we het verheugende nieuws dat we aankomende vrijdag ons visum kunnen ophalen. Die betreffende dag staan we echter even met onze ogen te knipperen als we op de gesloten poort van de Congolese ambassade een A4tje zien hangen met ‘Public Holiday’. De ambtenaren waren vast vergeten dat het die vrijdag Congo’s Onafhankelijkheidsdag was.
Een persaccreditatie uit het 2000 km verderop gelegen Kinshasa
Tweede drempeltje is een persaccreditatie van 250 dollar per persoon die we moeten regelen bij de minister van Informatie en Media in het 2000 kilometer verderop gelegen Kinshasa. Hoewel veel journalisten dit document achterwege laten, kunnen wij er niet onderuit omdat we voor een reportage een mijn gaan bezoeken waar de overheid nauw bij betrokken is. Zonder officiële persaccreditatie komen we er simpelweg niet in en kunnen bovendien in het gehele land nauwelijks foto’s maken.
Vanaf afstand in Kinshasa de accreditatie laten regelen blijkt echter totaal geen probleem. We hoeven enkel via Western Union 550 dollar naar een voor ons wildvreemde Congolese fixer te sturen die het allemaal voor ons zal regelen. Dat wij hem daarvoor eerst persoonlijk een keertje willen ontmoeten, vindt hij onbegrijpelijk. ‘Ik werk voor BBC en Al Jazeera.’ Als wij hem op zijn beurt vragen of hij weleens aan een wildvreemde 550 dollar heeft overgemaakt, is hij stil.
De bonnetjes zijn vandaag op
Maar met een door de minister van Informatie en Media himself ondertekende persaccreditatie die per DHL naar Bukavu is gestuurd, ben je er in Zuid-Kivu nog niet. Nog lang niet. Met het waardevolle document beginnen we aan een grande tour van handjes schudden, lief lachen, wachten, nog meer wachten, en het op een A4 verzamelen van handtekeningen en heel veel stempels. Het circus gaat van start bij de Provinciale Minister van Mijnen in Bukavu. De kleine, goedlachse man zet binnen twee minuten een krabbel, grabbelt uit één van zijn bureaulades een stempel en ratelt ondertussen hoe hij onlangs in Nederland is geweest; in Den Haag waar hij op Hollands Spoor de trein nam, in Rotterdam, Maastricht en in Amsterdam. Oh, Amsterdam was zo mooi. Bijna net zo mooi als Bukavu.
Juichend staan we na vijf minuten weer buiten, gelovend dat we dit bureaucratische feestje wel even in een ochtendje gaan regelen. Totdat we bij de Geheime Inlichtingendienst binnenstappen die ons de tweede stempel en handtekening moet geven. De verantwoordelijke is er niet en dus wordt het drie uur wachten voordat daadwerkelijk het stempelkussen tevoorschijn komt. En natuurlijk niet voordat we 25 dollar per persoon hebben betaald om ons te laten registeren. ‘Nee, de bonnetjes zijn vandaag op.’
Van triplex getimmerde kantoortjes
Volgende bestemming is het ministerie van Binnenlandse Zaken waar de van triplex platen getimmerde kantoortjes qua formaat meer weg hebben van een boekenkast. De minister blijkt echter vanwege een afspraak buiten de deur, dus wachten we op de stoep van het ministerie. Als hij drie uur later in een glimmende SUV met chauffeur en bodyguards de stoep op komt scheuren, duiken de Congolezen in één en kussen nog net niet zijn voeten als hij binnen stapt. Omdat de stroom is uitgevallen, staat hij ons in de gang bij het laatste daglicht te woord. Maar helaas pindakaas. De persoon met de sleutel van de bureaula met de stempels is er niet. Dus pas de volgende ochtend worden de betreffende stempel en handtekening op het A4 geplaatst.
Dan verplaatst het stempelcircus zich naar het drie uur verderop gelegen Kalehe – de ‘hoofdstad’ van het district van de betreffende mijn – dat niet meer blijkt dan een gehucht met wat vervallen huizen. In een donker, tochtig en vol spinnenwebben hangend gebouwtje treffen we achter een bureau een man die de districtsvertegenwoordiger blijkt te zijn. Bij het zien van twee mzungus ruikt hij geld en na aandachtig ons paspoort en Congolese visum te hebben bestudeerd (dat al door de handen van de immigratie, drie ministers en de geheime dienst is gegaan) komt hij tot de conclusie dat onze visum niet meer geldig is. Pas na een uur discussiëren, lief lachen en nog twee andere bouwvallige kantoortjes bezoeken, vervolgen we onze tocht met drie nieuwe benodigde stempels en handtekeningen.
Een naar alcohol stinkende agent
Met mijndorpje Nyabibwe al in zicht, worden we nog even gestopt door een naar alcohol stinkende agent die ons een fikse boete wil geven omdat onze fixer zijn veiligheidsgordel niet om heeft. Als discussiëren niet blijkt te helpen, belt de fixer een ambtenaar in Nyabibwe en geeft de telefoon aan de agent. Drie minuten later mogen we doorrijden.
Dan volgt een laatste stempelronde in het mijnplaatsje zelf waar de lokale ambtenaren in hun van houten planken en UNHCR-tentzeil gefabriceerde kantoortjes besluiten om op hun dooie gemak nog even onze persaccreditatie door te lezen (waar enkel de door het minister opgestelde regels voor buitenlandse journalisten opstaan). Na drie dagen van een ontelbaar aantal kantoortjes bezoeken hebben we ’s middags om drie uur eindelijk de tien benodigde stempels en handtekeningen en kunnen daadwerkelijk naar de mijn. Omdat we die nacht helaas niet in het dorpje kunnen slapen omdat het er te gevaarlijk is, vragen we aan onze fixer hoe laat we eigenlijk weer wegmoeten. “Over een uur”, is het antwoord. Kijk, dat schiet lekker op.