Mustafa Kemal Atatürk zou zich omdraaien in zijn mausoleum als hij parlementariërs met een hoofddoek het Turkse parlement zou zien betreden. Het dragen van een hoofddoek in publieke functies is sinds de uitroeping van de seculiere republiek door diezelfde Atatürk in 1923 een taboe. De afkalving van zijn gedachtegoed staat symbool voor het kerende tij in de Turkse republiek.
Vanaf 1923 kreeg het meer gelovige deel van de natie de moderne, westerse leefregels van de seculiere hervormers opgelegd. De hervormingen waren drastisch, maar drongen niet door tot alle delen van de samenleving. Turkije was in zijn vroege jaren een grotendeels onderontwikkeld land. De invoering van het Latijnse schrift had geen invloed op het analfabete deel van de bevolking en de bestreden volksislam verdween ondergronds.
Revanchistisch
In het afgelopen decennium zwaaide de pendule terug. De religieus georiënteerde AKP breekt met een steeds revanchistischer politiek meer en meer heilige huisjes van de voormalige seculiere hervormers af: na de indamming van het leger en de afschaffing van de eed op scholen nu dus ook het hoofddoekjesverbod. Hoewel een groot gedeelte van de oppositie de noodzaak tot opheffing van het verbod onderschreef, had het tegelijkertijd veel kritiek op de maatregel. Drie vrouwelijke parlementariërs hadden één gemeenschappelijke boodschap: als Turkije aan vrouwenrechten wil werken zijn er belangrijker maatregelen te nemen.
Ruhsar Demirel van de nationalistische MHP bepleitte de onoprechtheid van de maatregel: “Er wordt hier een politiek spelletje gespeeld in de naam van de vrijheid. Wij stelden in 2008 en in 2010 dezelfde wetswijziging voor. De huidige regeringspartij was ook toen de regeringspartij, maar gek genoeg hoorden we toen niks van ze. Er stonden andere zaken op de agenda. Nu komen er toevallig verkiezingen aan en accepteert de AKP wel zijn eigen voorstel.”
Dames
Demirel richtte zich expliciet tot haar mannelijke collega’s: “Bedrijft u alstublieft geen politiek met ons dames. We willen dat jullie politiek bedrijven mét ons en niet óver ons. Vandaag de dag zijn er in Turkije andere problemen die aandacht behoeven. Op internationale lijstjes bungelen we onderaan als het gaat om beroepsparticipatie van vrouwen en ons land kent 91.000 kindermoeders. Het gaat er niet om wat wij dragen, maar het gaat erom wat zij niet kunnen eten en waar zij niet kunnen werken.” Grijze mannen in grijze pakken hoorden het knikkebollend aan.
'Er wordt hier een politiek spelletje gespeeld in de naam van de vrijheid'
Ook Şafak Pavey van de streng seculiere en republikeinse CHP meende hypocrisie in de maatregel te hebben herkend: “Ik sta hier als een vrouw die van de mannen in dit parlement geen broek mag dragen. (…) De hoofddoek is als het lemmet van een mes. Aan de ene kant staat het voor geloofsvrijheid, aan de andere kant staat het voor geloofsdruk. Heel veel vrouwen dragen de hoofddoek uit eigen overtuiging, maar ook heel veel vrouwen dragen de hoofddoek onder grote druk van hun familie.”
Pijlen
In het vervolg van haar betoog richtte ze haar pijlen op de hoofddoek en de parlementsleden die hem dragen: “Ik heb hoge verwachtingen van de parlementariërs met hoofddoeken. Zo verwacht ik bijvoorbeeld dat ze me uitleggen waarom een meisje met een minirokje wordt ontslagen, waarom een tv-presentatrice met een naar de smaak van een minister te diep décolleté publiekelijk te schande wordt gemaakt, waarom iemand die zich niet aan de Ramadan houdt wordt vermoord en waarom christenen hun namen voor hun eigen veiligheid veranderen.”
'Wij zijn altijd iets van iemand: zuster, moeder of wat dan ook'
Tenslotte deelde ze een analystische sneer uit naar de AKP: “We hebben gezien dat de minderheid de meerderheid niet kan blijven onderdrukken. Maar de meerderheid kan de minderdheid wel blijven onderdrukken. Als jullie dit land niet naar de rand van de afgrond willen brengen, moeten jullie het verschil tussen wraak en gerechtigheid heel snel gaan begrijpen.” De CHP is de grootste oppositiepartij en de ideologische tegenhanger van de AKP. Beide partijen vertegenwoordigen respectievelijk de minderheid en de meerderheid.
Godsdienstvrijheid
Sebahat Tuncel van de onlangs opgerichtte, linkse HDP benadrukte vooral de voortdurende intolerantie jegens andere groepen: “Deze hele kwestie gaat over godsdienstvrijheid. En niet alleen over de vrijheid van vrouwen met een hoofddoek. Zo staan ook atheïsten onder grote druk. Als dit parlement werkelijk vastberaden is de problemen van hoofddoekdragende vrouwen op te lossen moet het ook andere problemen op het gebied van godsdienstvrijheid oplossen. We moeten de hoofddoek niet als politiek middel gebruiken.”
Ook Tuncel richtte zich tot haar mannelijke collega's: “Het is opmerkelijk om te zien dat het in dit land altijd de mannen zijn die praten over hoe de vrouwen zich moeten gedragen: hoeveel kinderen ze moeten krijgen, hoe ze zich moeten kleden etcetera. Wij zijn altijd iets van iemand: zuster, moeder of wat dan ook. Maar we zijn van niemand iets. We zijn gewoon gelijkwaardige, vrije volksvertegenwoordigers. Laten we vanaf nu de vrouwen over vrouwenrechten laten praten en de mannelijke dominantie doorbreken.”
Een dag na de opheffing van het hoofddoekverbod mochten vrouwen ook opeens een broek aan in het parlement. Dat lijkt een triviale maatregel, maar hij is minstens zo belangrijk als de opheffing van het hoofddoekverbod. Het is een nu eens door vrouwen geïnitieerde stap die vrouwenrechten verbetert. Demirel, Pavey en Tuncel toonden aan dat er op dat gebied nog veel structurele(re) veranderingen nodig zijn.