In november 2008 konden de dierverzorgers in het Schotse safaripark er niet langer omheen: voor Pansy was het einde in zicht. De dierenarts kon niets meer doen voor het ruim vijftigjarige chimpanseevrouwtje.
Drie andere chimps (Pansy’s dochter Rosie van 20 jaar, Blossom van 50 en Blossom’s zoon Chippy van 20) bleven voortdurend dicht in haar buurt en deden er alles aan om Pansy’s laatste dagen zo comfortabel mogelijk te maken: ze gedroegen zich veel rustiger dan normaal, ze vlooiden en streelden haar en sliepen dicht in haar buurt, in plaats van in hun eigen slaapnesten.
Op 7 december, tijdens de laatste tien minuten van haar leven, werd Pansy bijna voortdurend gevlooid door haar groepsgenoten. Toen ze rond half vijf die middag stierf, stopte ook het vlooien. Wel inspecteerden Rosie en Blossom haar mond van heel dichtbij en verschoven zachtjes haar ledematen, als om te controleren of Pansy echt dood was. Chippy viel drie keer onder imponerend borstgeroffel het levenloze lichaam aan: uit frustratie of in de ijdele hoop Pansy weer ‘wakker’ te laten schrikken? Rosie bleef de hele nacht bij haar overleden moeder, terwijl Blossom haar zoon Chippy een extra lange vlooibeurt gaf.
Ze sliepen die nacht erg onrustig en de volgende dag leken ze behoorlijk aangeslagen: ze waren veel stiller dan anders en plukten strootjes van Pansy’s koude lichaam.
Ook in de weken daarna bleven ze lusteloos en stil, en aten ze minder dan normaal. De slaapplaats waar Pansy was gestorven, werd dagenlang gemeden.
En toen werd het stil
De dood van Dorothy, een chimpvrouwtje van achter in de veertig met een hartkwaal, sloeg bij haar groepsgenoten eveneens in als een bom. Dorothy woonde in een opvangcentrum voor chimpansees in Kameroen, en was behoorlijk populair bij haar groepsgenoten.
Chippy viel drie keer onder imponerend borstgeroffel het levenloze lichaam aan
Vrijwilligster Monica Szczupider schrijft daarover: ‘Sommige apen vertoonden agressief gedrag toen Dorothy stierf, anderen lieten kreten van frustratie horen. Maar wat ik nooit zal vergeten, was de doodse stilte die ineens viel toen het lichaam van Dorothy in een kruiwagen werd weggereden. Wie chimps een béétje kent, weet dat stil zijn nu niet bepaald hun sterkste punt is…’
Chimpansee- of gorillamoeders waarvan de baby sterft, dragen hun dode kind vaak nog wekenlang bij zich. Ze wuiven de vliegen weg, vlooien het levenloze jonkie en inspecteren het nauwgezet op tekenen van leven. Als ze hun dode kind per ongeluk laten vallen terwijl ze in een boom klimmen, dan klauteren ze gillend van stress onmiddellijk naar beneden om het weer op te rapen.
Volgens biologe Dora Biro kunnen moederapen alleen zo langzaam maar zeker accepteren dat hun kind echt dood is, waarna ze het letterlijk en figuurlijk loslaten.
Zo stierf op 4 april 2012 in Artis de kleine Ajabu, het pasgeboren zoontje van chimpansee Amber. De Artis-staf piekerde er gelukkig niet over om Ajabu weg te halen voor onderzoek naar de doodsoorzaak, maar gunde de treurende moederaap alle tijd om aan het verlies te wennen.
Volgens een woordvoerder van Artis was het verdriet in de groep groot: ‘De chimpansees hadden erg veel aandacht voor Amber en probeerden voor haar te zorgen. Ook raakten ze Ajabu af en toe voorzichtig aan.’
Op 10 april legde Amber haar dode baby in een hoek van het binnenverblijf, waarna ze berustend de andere apen volgde naar buiten.
Olifanten en de dood
Ook olifanten staan bekend om hun geheimzinnige gedrag in de nabijheid van (soms al lang geleden) overleden soortgenoten. De geruchten over olifantenkerkhoven waar oude olifanten naartoe gaan om hun laatste adem uit te blazen, berusten weliswaar op fantasie, maar de twee bekende olifantendeskundigen Cynthia Moss en Joyce Poole zijn er vast van overtuigd dat olifanten rouwen.
Toen ik een moederolifant zag treuren bij haar dode kalf, kreeg ik voor het eerst een heel sterk gevoel dat olifanten rouwen
Zo was Moss onder meer getuige van het volgende hartverscheurende drama op de Afrikaanse savanne: twee leden van een olifantenfamilie waren beschoten door stropers, die door de rest van de groep werden verjaagd. De ene olifant was dodelijk geraakt, maar de andere (Tina genoemd) stond nog overeind, zij het uiterst wankel.
Twee familieleden, Trista en Theresa (Tina’s moeder), stelden zich aan weerszijden van Tina op en probeerden haar door de druk van hun eigen lijven overeind te houden. Maar Tina was te zwaar gewond. Langzaam zakte ze toch door haar poten en stierf.
Trista en Theresa gaven echter niet op en probeerden keer op keer om Tina weer overeind te krijgen. Op een gegeven moment kregen ze haar zelfs in een zittende positie. Ook de andere olifanten uit de groep gingen zich er nu mee bemoeien en stopten zelfs gras in Tina’s mond.
Theresa schoof haar slagtanden als een heftruck onder hoofd en schouders van Tina en probeerde haar zo weer op te tillen. Daarbij brak Theresa’s rechter slagtand af tot bij haar mond.
Toen staakten de olifanten hun pogingen om Tina weer overeind te krijgen. Ze liepen echter niet weg, maar groeven een ondiepe kuil onder Tina’s lichaam en bedekten haar met zand en bladeren. Ze hielden de hele nacht de wacht, om pas de volgende ochtend verder te trekken. Theresa vertrok als laatste.
De andere olifantendeskundige, Joyce Poole, schreef: ‘Toen ik een moederolifant zag treuren bij haar dode kalf, kreeg ik voor het eerst een heel sterk gevoel dat olifanten rouwen. De uitdrukking op haar gezicht zal ik nooit vergeten: haar ogen, haar mond, de manier waarop ze haar oren liet hangen, haar ingezakte houding, haar gebogen hoofd… elk deel van haar lichaam drukte diepe rouw uit.’
Olifanten raken duidelijk opgewonden als ze worden geconfronteerd met de overblijfselen van een dode soortgenoot, op zulke momenten stroomt er veel vocht uit de klieren op hun slapen. Onderzoekers in Amboseli deden eens een experiment met 17 olifantenfamilies: ze legden een olifantenschedel, een neushoornschedel en een buffelschedel op de grond. Alle familiegroepen hadden de meeste belangstelling voor de olifantenschedel, die eindeloos werd betast en besnuffeld.
Rouwende zeezoogdieren
Ook bij zeezoogdieren is opvallend gedrag vastgesteld bij sterfgevallen. Bioloog Joan Gonzavo zag eens een tuimelaar (de bekendste dolfijnensoort) twee volle dagen lang in de weer met haar dode baby in de Griekse Golf van Amvrakikos: ze zwom verbeten rond met het levenloze mini-dolfijntje balancerend op haar snuit. Soms duwde ze hem naar de oppervlakte, kennelijk in de hoop dat hij zou gaan ademen. Dan weer duwde ze hem juist onder water, om te kijken of hij misschien zelf zou duiken… De moeder riep regelmatig naar haar kind, terwijl ze het met haar snuit en borstvinnen aanraakte.
Een jaar later zag Gonzavo hoe een groep dolfijnen zich intensief bekommerde om een drie maanden oud jong dat duidelijk stervende was. ‘De groep maakte een gestresste indruk,’ aldus Gonzavo, ‘de volwassen dolfijnen deden er alles aan om hem drijvend te houden, maar hij zonk steeds weer de diepte in. Ik had sterk de indruk dat de dolfijnen het stervende jong gezelschap wilden houden en steun bieden. Maar toen het dolfijntje eenmaal was gestorven, staakten ze hun pogingen. Waarschijnlijk waren ze al voorbereid op zijn dood, waardoor ze hem gemakkelijker los konden laten dan de rouwende moederdolfijn die ik het jaar daarvoor zag…’
Bioloog Robin Baird zag hoe een moederorka eveneens dagenlang een doodgeboren jong op haar snuit droeg, terwijl haar zesjarige zoon loyaal met haar mee bleef zwemmen. Als de moeder het jong per ongeluk liet vallen, hielp hij haar om het levenloze lichaampje weer op te duiken.
Orka’s mogen dan meedogenloze killers zijn, die graag met hun eten spelen, maar ze onderhouden wel hechte en levenslange familiebanden met elkaar, dus de dood van een familielid hakt er bij hen diep in.
Dat was ook het geval bij de twee mannetjesorka’s die door bioloog Marc Simmonds werden geobserveerd: jarenlang waren deze twee onafscheidelijk geweest van een bepaalde vrouwtjesorka, waarschijnlijk hun moeder. Nadat zij was overleden, zonderden de twee mannetjes zich af van de rest van de groep en bezochten ze twee dagen lang keer op keer de laatste plekken waar ze met hun moeder hadden gezwommen. Volgens Simmonds vertoonden de twee vervaarlijke tandwalvissen overduidelijk rouwgedrag.
In Australië kregen duikers het aan de stok met een woedende bultrugwalvis, wier kalf verstrikt was geraakt in een anti-haaiennet. Sinds de jaren negentig staan er bij 87 populaire Australische stranden namelijk netten in zee die moeten voorkomen dat badgasten worden opgegeten door witte haaien. De netten doen hun werk uitstekend, maar de afgelopen twintig jaar zijn er wèl vijfentwintig bultruggen in verstrikt geraakt. Eenentwintig daarvan konden tijdig door duikers worden bevrijd, maar vier walvissen verdronken, waaronder dit kalf. De boze moeder viel telkens weer de duikers aan die de jonge walvis juist wilden bevrijden, waardoor ze hun reddingspogingen helaas moesten staken.
Gorilla Koko: ‘verdrietig/frons’
Wetenschappers die sceptisch zijn over het rouwvermogen van dieren zeggen dat je nooit met zekerheid kunt vaststellen wat er precies in een dier omgaat. Maar die vlieger gaat niet op voor de beroemde gorilla Koko (inmiddels alweer 42 jaar oud!), die in 1972 haar eerste lessen in gebarentaal voor doven kreeg.
Koko had verdriet om het verlies van haar katje, maar begrijpt ze ook wat ‘dood’ betekent?
Koko woont al haar hele leven in een onderzoeksinstituut in Californië en gaf op een dag zelf aan dat ze graag een huisdier wilde. Haar begeleidster, de psychologe Francine Patterson, gaf haar een staartloos jong katje, door Koko All Ball genoemd. Koko was dolblij met All Ball: er bestaan hartveroverende foto’s van de massieve laaglandgorilla met het piepkleine grijze katje.
Helaas sloeg het noodlot toe: All Ball kwam onder een auto. Toen Patterson dit droevige nieuws aan Koko vertelde, deed de gorilla eerst alsof ze het niet had gehoord. Maar na een paar minuten begon ze te huilen.
Een week later kon ze nog steeds in snikken uitbarsten als Patterson over All Ball begon en gebaarde ze: ‘verdrietig/frons’ en ‘slaap/kat’.
Koko had duidelijk verdriet om het verlies van haar katje, maar begrijpt ze ook wat ‘dood’ eigenlijk betekent? De onderzoekers besloten om het Koko zelf te vragen: ‘Waar gaan gorilla’s heen als ze doodgaan?’ Koko antwoordde: ‘comfortabel/hol/dag! (het gebaar voor het vaarwel kussen van iemand)’ De volgende vraag was: ‘wanneer gaan gorilla’s dood?’, waarop Koko gebaarde: ‘problemen/oud’. Vraag: ‘Hoe voelen gorilla’s zich als ze doodgaan: gelukkig, verdietig, bang?’ Koko: ‘slaap’.
Gorilla’s zijn dus kennelijk in staat om na te denken over de dood. De dood in het algemeen ziet Koko als iets vredigs en veiligs.
Maar over haar eigen verscheiden of dat van haar begeleidster ‘Penny’ Patterson praat ze liever niet. Toen een onderzoekster haar vroeg: ‘denk je dat Penny zal doodgaan?’, gebaarde ze na tien seconden nerveus gefriemel: ‘Damn!’.
In 2000 overleed Koko’s beste vriend Michael, en wilde ze ‘s nachts met een nachtlampje aan slapen. Michael was een mannetjesgorilla die ook gebarentaal beheerste en 27 jaar met Koko had samengeleefd in het onderzoeksinstituut. Over de dood van All Ball is Koko allang heen, maar met het verlies van Michael worstelt ze nog altijd. Hoewel er inmiddels een nieuwe gorillaman in Koko’s leven is, bezoekt ze af en toe nog steeds de vroegere slaapvertrekken van Michael en besnuffelt dan zijn oude slaapdekens, die expres voor haar zijn bewaard.
Unieke spindelcellen?
Mensen en mensapen, zoals Koko, kunnen rouwen dankzij hun spindelceIlen. Deze neuronen werden in 1929 ontdekt in het deel van onze hersenen dat verantwoordelijk is voor sociale organisatie, empathie en intuïtie met betrekking tot de gevoelens van anderen. Spindelcellen stellen ons onder meer in staat om lief te hebben en dus ook te rouwen.
Onlangs bleek echter dat behalve mensen en mensapen ook olifanten en zeezoogdieren spindelneuronen bezitten. Niet alleen hebben zij veel méér spindelneuronen dan mensen en apen, maar bij zeezoogdieren kwamen deze bijzondere zenuwcellen maar liefst vijftien miljoen jaar eerder tot ontwikkeling dan bij ons!
Waarschijnlijk zullen spindelcellen in de toekomst bij nog veel meer diersoorten worden ontdekt, want datagegevens over rouwende dieren groeien in een rap tempo: ook bij wolven, lama’s, jakhalzen, herten, eekhoorns en bavianen is onmiskenbaar treurgedrag gezien rondom het overlijden van een soortgenoot.
Vogels lijken eveneens verdriet te voelen bij een plotseling sterfgeval. Wijlen nobelprijswinnaar Konrad Lorenz schreef al: ‘Grauwe ganzen die hun partner zijn verloren, vertonen alle tekenen van diepe rouw: hun ogen zinken in hun kassen, hun hele houding zakt in, ze laten letterlijk het hoofd hangen… ’
Biologe Marcy Cottrell schreef een boek over slechtvalken en vertelt daarin over een valkenpaar dat flink moest aanpoten om hun nest met vijf jongen groot te brengen. Op een dag bleef de moedervalk weg. Het mannetje bleef haar de hele ochtend vertwijfeld roepen. Uiteindelijk stootte hij een geluid uit dat volgens Cottrell klonk als ‘het krijsen van een gewond dier dat ondraaglijk lijdt’. Na deze bloedstollende kreet bleef de slechtvalk een dag lang bewegingloos op dezelfde tak zitten, om de volgende dag in driedubbele versnelling op jacht te gaan om zijn vijf kuikens voor de hongerdood te behoeden.
Het lijkt niet onlogisch dat vogels die hun hele leven dezelfde partner trouw blijven, zoals slechtvalken, albatrossen en ganzen, behoorlijk van slag zijn als hun vaste partner overlijdt…
En dat huisdieren verdriet voelen als er iemand doodgaat, weet elke dierenvriend. Bioloog Marc Bekoff zegt hierover: ‘Als ik iemand hoor beweren dat hij niet zeker weet of honden kunnen rouwen, antwoord ik altijd: dan ben ik blij dat ik jouw hond niet ben!’
Gestorven huisgenoten worden door honden en katten overduidelijk gemist. Ze gaan zoeken, janken zachtjes of stoten rauwe kreten uit. Er zijn legio anekdotes over honden die de wacht houden bij het graf van hun baasje.
Zoals bijvoorbeeld Leao, die in januari 2011 een catastrofale overstroming in Brazilië overleefde. Zijn bazinnetje Christina Santana werd -evenals zo’n 550 andere Brazilianen- wèl verzwolgen door de dodelijke modderstroom. Foto’s van de intens bedroefde hond Leao die grafnummer 305 bewaakt, gingen de hele wereld over.
In Edinburgh werd halverwege de negentiende eeuw zelfs een bronzen standbeeld opgericht voor het terriërtje Bobby, dat veertien jaar lang elke dag het graf van zijn gestorven baasje bezocht, totdat hij op 16-jarige leeftijd zelf de oogjes sloot.
Het vermogen van huisdieren om zich met hart en ziel met hun baasjes te verbinden, heeft overigens voor een opzienbarende nieuwe ontwikkeling in de uitvaartbranche gezorgd: in Engeland is het sinds kort mogelijk om je na je dood te laten begraven met je eigen huisdieren.
Zo runt de Britse Penny Lally in Cornwall een dierencrematorium en –begraafplaats, waar ze inmiddels al 30 mensen naast hun eigen huisdieren heeft begraven (waaronder haar eigen echtgenoot samen met zijn lievelingspaard) en waar meer dan 100 dierenliefhebbers alvast een plekje voor zichzelf hebben gereserveerd. De speciale vergunningen die hiervoor nodig zijn, werden inmiddels verleend aan zes Engelse dierenbegraafplaatsen. Ook in de Verenigde Staten is grote belangstelling voor deze nieuwe trend. Misschien ook een ideetje voor Nederland?
Flint stierf van verdriet
Er is lange tijd hardnekkig getwijfeld aan het vermogen van dieren om te rouwen, omdat dieren geen ‘menselijke emoties’ zouden hebben. Ergens halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw was ik uitgenodigd voor een persvoorstelling van een bioscoopfilm over chimpansees: People of the Forest, gemaakt door Jane Goodall en natuurfilmer Hugo van Lawick.
Goodall leefde dertig jaar lang samen met chimpansees in Tanzania en werd daardoor de meest gezaghebbende chimpexpert ter wereld.
Mijn gastheren waren dierentuindirecteur Antoon van Hooff en filmer Bert Haanstra: zij gingen ervoor zorgen dat deze prachtfilm in de Nederlandse bioscopen werd vertoond. Maar tot mijn grote verbazing bleek dat Van Hooff en Haanstra in de Nederlandse vertaling de oorspronkelijke tekst van Goodall hadden veranderd. Volgens hen had ze namelijk een fout gemaakt.
Het ging om de reactie van het achtjarige chimpanseemannetje Flint op de natuurlijke dood van zijn moeder, het 53-jarige alfavrouwtje Flo. Flint (een tot op het bot verwend moederskindje) was zó geschokt dat zijn moeder op een dag van ouderdom was gestorven, dat hij het gewoon niet kon accepteren. Hij verviel in totale apathie, wilde niet meer eten en staarde dagenlang naar het ontbindende lichaam van zijn moeder. Hij verzwakte zienderogen en drie weken later stierf hij zelf ook.
‘Flint died of grief’ was Goodalls letterlijke tekst bij dit filmfragment, maar precies deze zin werd door Van Hooff en Haanstra geschrapt. Na afloop vroeg ik waarom ze dat hadden gedaan. “Dieren kunnen niet doodgaan van verdriet,” stelde Van Hooff. “Hoezo niet?” “Omdat verdriet een menselijke emotie is. Dieren rouwen niet.”
Deze beperkte visie wordt nu eindelijk ingehaald door de wetenschap. Dezelfde wetenschap die nog steeds doodsbenauwd is voor antropomorfisme, oftewel het projecteren van menselijke gevoelens op dieren. Toch vinden biologen steeds vaker bewijzen dat veel van onze emoties ook bij dieren voorkomen en een belangrijke rol vervullen in de evolutie.
Bij het onderzoeken van emoties bij dieren ontkom je dus bijna niet aan antropomorfisme: we kunnen immers nergens naar kijken zonder dat we het binnen ons eigen menselijk kader proberen te begrijpen.
Onze behoefte om menselijke emoties toe te dichten aan dieren, zou nog wel eens kunnen voortkomen uit een tamelijk nauwkeurig innerlijk weten. Immers, waarom zou alles wat er in ons mensenhoofd opkomt, per definitie onnatuurlijk zijn? Homo sapiens is toch ook natuur?
Ons vermogen om ons in te leven in de gevoelens van anderen, dus ook in dieren, is welbeschouwd natuurlijker dan een aangeleerde ‘objectieve, rationele wetenschappelijke benadering’. Hoe kun je anno 2012 volhouden dat mensen van de apen afstammen, maar wèl het exclusieve recht hebben op echte, diepgevoelde emoties? Tegenstrijdiger kan haast niet.
Maar nu steeds duidelijker wordt dat dieren dezelfde complexe emoties kunnen voelen als mensen, wordt het steeds moeilijker om onze huidige omgang met dieren in de bioindustrie te verantwoorden. Bovendien moeten er een heleboel biologieboeken worden herschreven…
Waarom doet rouwen pijn?
Maar er zijn nog genoeg wetenschappers die zich afvragen of dieren de betekenis van de dood kennen. Die vraag kunnen we beter aan onszelf stellen. Dieren weten precies hoe ze moeten doden en hoe ze kunnen voorkomen dat ze zelf worden gedood. Wie sterft, doet niet langer mee met de anderen, de groep trekt verder. Zóveel weten ze er in ieder geval van.
Wij mensen geloven daarnaast ook nog in hemel, hel, karma of reïncarnatie, dat maakt het er niet eenvoudiger op. In ieder geval hebben wij zeker niet het monopolie op emotionele reacties. Dieren hebben die net zo goed, en om exact dezelfde redenen.
Uiteraard is een subjectiever verschijnsel dan rouw moeilijk denkbaar, maar wie stug volhoudt dat dieren niet rouwen, klampt zich vast aan de illusie van menselijke superioriteit. Een realistischer wetenschappelijke benadering zou zijn: waarom zijn dergelijke emoties geëvolueerd en waarom zijn ze noodzakelijk voor onze overleving?
Mensen en andere sociale dieren worden geboren met de instinctieve behoefte zich aan anderen te hechten. Dit maakt dat we voor elkaar zorgen en met elkaar samenwerken: een winnende strategie vanuit evolutionair oogpunt.
Maar een nadeel van hechte relaties is de verlammende opdoffer die we moeten incasseren bij een sterfgeval. Waarom heeft de natuur het rouwproces zo moeilijk en pijnlijk gemaakt, terwijl dood en verlies eigenlijk zulke alledaagse onderdelen van het leven zijn?
Evolutionair psycholoog Randolph Nesse vermoedt hiervoor redenen die verder gaan dan het gebruikelijke argument ‘rouw is de prijs die je nu eenmaal betaalt voor liefde’. De achtbaan aan emoties rondom een sterfgeval leidt vaak tot een nieuw, soms veiliger leven voor de achterblijvers. Wie rouwt, probeert zichzelf meestal te beschermen tegen nòg meer verlies. Dat is uiteraard zeer nuttig.
Ook gebruiken we de dood van iemand vaak om onze naasten te waarschuwen voor dodelijke gevaren. Bij een sterfgeval zoeken we contact met groepsgenoten voor troost en bescherming, waardoor banden verder worden verstevigd. Verder leidt rouw tot het opnieuw schudden van de kaarten en verdelen van de rollen binnen sociale structuren.
Jane Goodalls observaties uit 1972 waren juist, blijkt nu. Flint stierf wel degelijk van verdriet om het verlies van zijn moeder. Verdriet maakte dat hij lethargisch werd en niet meer wilde eten, waardoor zijn immuunsysteem in rap tempo verzwakte en hij zelf ook stierf, drie weken na Flo.
Natuurlijk is doodgaan van verdriet –zoals Flint deed- geen winnende strategie. Maar zulke extreme reacties komen ook bij mensen voor: 10 tot 15% van de diep rouwenden heeft het zó te kwaad, dat ze risico’s lopen. Onder meer op echtscheiding, verslavingen, allerlei fysieke kwalen en zelfmoord.
Pijn om het verlies van een naaste kan bijna onverdraaglijk zijn, maar uiteindelijk is het de natuur zelf die helend werkt. Door te laten zien dat het leven doorgaat. Het helpt als je met eigen ogen hebt gezien hoe anderen de dood van een geliefde persoon uiteindelijk toch te boven kwamen. Daardoor leer je erop te vertrouwen dat je ook je eigen verdriet tezijnertijd een plek kunt geven. Want naast het vermogen om diep te rouwen, geeft de natuur ons tevens de kracht om onszelf weer bij elkaar te rapen, het gemis te accepteren en verder te gaan met ons leven. Zo mogelijk zelfs sterker, empathischer en dus socialer dan voorheen. Een troostende gedachte.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de onderzoeksresulaten van zoöloge Dora Biro van de Universiteit van Oxford; psycholoog James Anderson van de Universiteit van Stirling; olifantendeskundigen Cynthia Moss en Joyce Poole; marien bioloog Joan Gonzavo van het Tethys Instituut; bioloog Robin Baird van Cascadia Research; professor Marc Simmonds van The Whale and Dolphin Conservation Society; professor Francine Patterson van The Gorilla Foundation; antropologe Meredith F. Small van de Universiteit van Cornell; schrijvers/biologen Marcy Cottrell en Marc Bekoff; evolutionair bioloog Randolph Nesse van de Universiteit van Michigan en Jane Goodall.
Image Tasha Carl on Wikimedia Commons | https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Sad_Elephant_S_Eye_%28209381075%29.jpeg