Er zijn verhalen waar je als Braziliëcorrespondent elk jaar weer op kunt rekenen: drugs- en natuurgeweld, carnaval en corruptie waren in 2013 dan ook opnieuw vaste prik. Verder waren er twee grote ‘agendaverhalen’: de Confederations Cup en het bezoek van Paus Franciscus. Het afgelopen nieuwsjaar werd echter vooral gekenmerkt door een game changer die niemand zag aankomen: de protestgolf van juni.
Voor abonnees die via TPO Magazine lezen: wist u dat u door op de kleine foto's in dit artikel te klikken u ze uitvergroot in een slideshow kunt bekijken?
2013 in vogelvlucht
Zondagochtend 27 februari kostte een brand in de discotheek Kiss in Santa Maria, een provinciestadje in Rio Grande do Sul, aan 242 mensen het leven. De tragedie was een wake-up call voor de Braziliaanse autoriteiten, die in de nasleep van de brand de veiligheidsinspectie aanscherpten en menige uitgaansgelegenheid tot verbouwen dwongen.
Onder luid boegeroep werd evangelisch predikant Marcos Feliciano begin maart tot voorzitter van de mensenrechtencommissie van het Braziliaanse parlement gekozen. Feliciano, lid van de evangelisch-christelijke partij PSC en van de zogenaamde bancada evangélica (een samenwerkingsverband van evangelisch-christelijke parlementsleden van verschillende partijen) steekt zijn afkeer van homo’s en aanhangers van Afro-Braziliaanse religies niet onder stoelen of banken.
Op dat moment vermoedde niemand het, maar twee maanden later zou deze Feliciano, samen met de deelstaatgouverneur van Rio de Janeiro, Sergio Cabral, en president Dilma Rousseff, één van de koppen van jut zijn van de protestgolf van juni.
Wie had het ooit gedacht? Politiek was in Brazilië opeens belangrijker dan voetbal. Terwijl in zes steden de generale repetitie voor het WK van volgend jaar gehouden werd (de Confederations Cup, die Brazilië overigens won) trokken honderdduizenden demonstranten avond aan avond de straat op om hun woede te uiten over duizend-en-één misstanden. De massademonstraties werden in Brazilië a revolta do vinagre genoemd, ‘het azijnoproer’. Dit omdat veel demonstranten flessen azijn (een probaat middel tegen traangas) bij zich droegen.
Wat als protest tegen prijsverhogingen in het openbaar vervoer begon eindigde als een soort van boodschappenmandje waarin iedereen de hete hangijzers van zijn keus legde. De politie greep hard in, maar een kleine op geweld beluste minderheid onder de demonstranten zette bij een groot deel van de bevolking kwader bloed.
De politiek wist zich met de massademonstraties geen raad, maar de demonstranten zelf ook niet: niemand had een plan. Toch zal het azijnoproer, de salad uprising, de ‘Braziliaanse Lente’ of hoe je de protestgolf van juni ook wilt noemen de geschiedenis ingaan als het moment waarop, zoals honderdduizenden kelen avond aan avond brulden, de Braziliaanse reus wakker werd. Brazilië van ná juni 2013 voelt wezenlijk anders dan het Brazilië van ervoor, ook al pieterde de volkswoede na een paar weken uit.
Als gevolg van dit alles sneuvelde de ‘homogenezingswet’, het paradepaardje van de evangelisch-christelijke lobby. Hierdoor blijft het in Brazilië, zoals in elk beschaafd land, voor psychiaters verboden om homo’s en lesbiènnes van hun ‘ziekte’ te ‘genezen’. Maar het feit dat de regering-Rousseff eind december besloot om de stemming over een wetsvoorstel dat homohaat strafbaar zou stellen op de lange baan te schuiven bewijst echter opnieuw dat de evangelisch-christelijke greep op de Braziliaanse politiek steeds sterker wordt.
Niet alleen neemt de macht van de evangelisch-christelijken toe, maar ook hun aantal. Anno 2013 behoort 28% van de Brazilianen tot een evangelisch-christelijk kerkgenootschap. Tegelijkertijd is nog slechts een kleine meerderheid (57%) van de Brazilianen katholiek. Of het bezoek van Paus Franciscus, in juli, het tij heeft kunnen keren weten we uiteraard pas over een paar jaar, maar niemand kan zeggen dat hij zijn best niet heeft gedaan. De sympathieke Argentijn maakte van de Wereldjongerendagen in Rio de Janeiro een zingend, springend geloofsfestijn.
Terwijl de Paus in een favela in het noorden van Rio de Janeiro voor de camera’s van de wereldpers de handen van gelovigen schudde, was een favela in het zuiden van de stad in rep en roer. Op 14 juli verdween in Rocinha, één van ruim dertig favela’s in Rio die met het oog op mega-evenementen als het WK van 2014 en de Olympische Spelen van 2016 gepacificeerd werden, de metselaar Amarildo Dias de Souza. Nadat hij door agenten van de in de wijk gestationeerde ‘vredesmacht’ voor verhoor meegenomen werd, werd hij niet meer gezien.
Wijkbewoners trokken avond aan avond de straat op en wisten de aandacht van media in binnen- en buitenland op de zaak te vestigen, waardoor er schot in het onderzoek kwam. Amarildo bleek te zijn gemarteld en vermoord; zijn lijk is nooit gevonden. Vijfentwintig politieagenten werden van betrokkenheid bij de zaak beschuldigd.
In juli kwam ook aan het licht dat Brazilië het door de VS meest bespioneerde land van Zuid-Amerika is; president Dilma Rousseff bleek een belangrijk doelwit van het NSA-gegluur te zijn. Eind september zegde Rousseff een voor oktober gepland staatsbezoek aan de VS af. Een week later ging ze toch naar New York – om Barack Obama bij de opening van de algemene vergadering van de VN ongezouten de les te lezen.
Veel Brazilianen dachten dat het nooit zou gebeuren, maar begin november verdwenen de voor hun betrokkenheid bij het corruptieschandaal Mensalão veroordeelde politici dan eindelijk achter de tralies. Onder hen ook gewezen Arbeiderspartijkopstuk José Dirceu, die tussen 2003 en 2005 de rechterhand van voormalig president Lula was.
Eind december schreef NSA-klokkenluider Edward Snowden een open brief aan de Braziliaanse bevolking. Nee, hij vroeg niet letterlijk om asiel,, maar hij nodigde zichzelf wel zo ongeveer uit om in Brazilië – het land waar zijn journalistieke spreekbuis Glenn Greenwald resideert – te komen wonen.
2013 eindigde zoals elk nieuwsjaar in Brazilië pleegt te beginnen: met natuurgeweld. Overstromingen en landverschuivingen kostten in Bahia, Rio de Janeiro, Espírito Santo en Minas Gerais aan tientallen mensen het leven en bezorgden tienduizenden een dakloze kerst.
Veranderend correspondentschap
Het afgelopen jaar was voor Braziliëcorrespondenten een waterscheiding; we spreken nu immers van Brazilië vóór en ná de protesten van juni. Voor mij persoonlijk was 2013 echter ook een kantelpunt: het was het jaar waarin de digitale journalistiek voor mij van bijzaak hoofdzaak werd.
Wat als DNP begon en later TPO Magazine werd veranderde niet alleen de manier waarop ik schrijf – schrijven voor het scherm is wezenlijk anders dan schrijven voor krantenpapier – maar ook de manier waarop ik tegen mijn correspondentschap aankijk.
De foto hiernaast, die ik in juni tijdens een wedstrijd van de Confederations Cup in Salvador nam, werd op Twitter in een paar uur tijd meer dan vijftig keer geretweet: nieuws is directer en onmiddellijker dan ooit. Soms zit je er als correspondent bovenop, maar steeds vaker – reisbudgetten zijn anno 2013 niet meer wat ze vijf jaar geleden waren – niet. Dat betekent dat voor de correspondent de nadruk tegenwoordig nog meer dan al het geval was op achtergrond en duiding ligt in plaats van op het berichten van nieuwsfeiten. Dat doet Twitter immers wel.
Het Braziliëkanaal dat u nu leest is voor mij dit jaar een buitenkans geweest om uiting te geven aan dit veranderende perspectief op het correspondentschap. Dat ging gepaard met veel enthousiasme, met nieuwe dingen leren (‘de journalist als merk’ moet zich op de sociale media profileren en dat is een vak apart) maar ook met een inschattingsfout. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik dit jaar meer tijd en energie in dit Braziliëkanaal gestoken heb dan gezien de opbrengsten logisch was. Betalen voor online-journalistiek is nog geen gemeengoed; daarom is mijn dank aan mijn huidige abonnee’s groot.
Daarbij komt dat het standaardmodel voor betaalde online-journalistiek nog niet uitgevonden is: we bevinden ons op het moment in een situatie die te vergelijken is met die waarin de wereld zich in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw bevond, met aan de ene kant het videosysteem Betamax en aan de andere kant VHS.
Een vergelijking met de wereld van de ebooks is zelfs nog treffender, want net zoals in ebookland (Kindle, iPad, Kobo) bestaan er in de wereld van de betaalde online-journalistiek in Nederland sinds dit jaar ook een stuk of drie, vier verschillende platforms, elk met hun eigen opzet. Het is aan de vooruitziende blik van Jan-Jaap Heij, uitgever van TPO Magazine, te danken dat mijn artikelen (en die van verreweg de meeste andere journalisten die bij TPO Magazine een eigen kanaal beheren) nu ook bij eLinea, MyJour en (binnenkort) bij Blendle/Cafeyn te lezen zijn.
Met één druk op de knop gelijktijdig publiceren op vier verschillende digitale platforms: ik had het me in januari 2013 niet voor kunnen stellen.